ECLI:NL:RBNHO:2021:1226

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 januari 2021
Publicatiedatum
13 februari 2021
Zaaknummer
8438309 CV EXPL 20-3192
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelvonnis inzake wettelijke verhoging en wettelijke rente in arbeidszaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 januari 2021 een herstelvonnis uitgesproken in een arbeidsrechtelijke kwestie tussen eiseres en de gedaagden, Heat Amsterdam B.V. en PDX Services B.V. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. L.N. Hermes, had eerder een vonnis aangevraagd op 28 oktober 2020, waarin zij een vordering tot betaling van wettelijke verhoging en wettelijke rente had ingediend. Na het vonnis verzocht eiseres om verbetering op basis van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat zij meende dat er een tegenstrijdigheid was tussen rechtsoverweging 5.9. en het dictum onder 6.3. van het eerdere vonnis. Gedaagde PDX, vertegenwoordigd door mr. C.A. Fokker, betwistte dit verzoek en stelde dat er geen sprake was van een kennelijke fout.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een kennelijke fout die eenvoudig te herstellen was, maar dat er wel aanleiding was om het vonnis aan te vullen op basis van artikel 32 Rv. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de wettelijke verhoging en wettelijke rente over de maanden mei tot en met augustus 2020 niet waren behandeld in het eerdere vonnis. In het herstelvonnis is de kantonrechter ingegaan op de vordering van eiseres en heeft hij de wettelijke verhoging tot 20% gematigd, evenals de wettelijke rente over het te laat betaalde loon. De verbeterde rechtsoverwegingen zijn opnieuw uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, waarbij de eerdere uitspraak als ingelast en overgenomen wordt beschouwd.

Dit herstelvonnis is van belang voor de rechtszekerheid en de financiële bescherming van werknemers, aangezien het de verplichtingen van werkgevers verduidelijkt met betrekking tot tijdige loonbetalingen en de gevolgen van het niet naleven daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
zaak/rolnr: 8438309 CV EXPL 20-3192
datum uitspraak: 13 januari 2021

Herstelvonnis in de zaak van:

[eiseres]

wonende te [woonplaats]
eiseres
gemachtigde: mr. L.N. Hermes
procederend krachtens toevoegingnummer 4OB0312
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Heat Amsterdam B.V.
gevestigd te Amsterdam, kantoorhoudende te Overveen
verder te noemen: Heat
gemachtigde: mr. D.M.A. van Zijl
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PDX Services B.V.
gevestigd te Almere, kantoorhoudende te Amsterdam
verder te noemen: PDX
gemachtigde: mr. C.A. Fokker
gezamenlijk te noemen: gedaagden

De procedure

Op 28 oktober 2020 is een vonnis uitgesproken met het hierboven vermelde zaak- en rolnummer. De griffie heeft op 9 november 2020 een brief ontvangen van de gemachtigde van [eiseres] . In deze brief verzoekt [eiseres] om verbetering van het vonnis op grond van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De gemachtigde van PDX heeft op 31 december 2020 gereageerd op het verzoek van [eiseres] .

De beoordeling

[eiseres] meent dat rechtsoverweging 5.9. tegenstrijdig is met het dictum onder rechtsoverweging 6.3. In rechtsoverweging 5.9. is immers de vordering van [eiseres] tot betaling van de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over het (inmiddels betaalde loon) over de maanden januari tot en met augustus 2020 toegewezen. [eiseres] verzoekt dan ook om wijziging van het dictum onder 6.3., waarbij PDX ook wordt veroordeeld om de wettelijke verhoging van 20% en de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid tot de dag van algehele voldoening te betalen.
PDX heeft gereageerd op het herstelverzoek en stelt dat het bepaalde in rechtsoverweging 5.9. eerder op een kennelijke verschrijving berust, nu door [eiseres] niet is aangevoerd dat het loon over de maanden mei tot en met juli 2020 te laat betaald zou zijn. Tussen partijen is niet in geschil dat PDX het loon over die maanden tijdig heeft voldaan.
Voor wat betreft het verzoek van [eiseres] tot wijziging van het vonnis van 28 oktober 2020 in randnummer 5.9. is de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent als bedoeld in artikel 31 van het Wetboek van Rechtsvordering. De kantonrechter ziet wel aanleiding tot het aanvullen van het vonnis als bedoeld in artikel 32 van het Wetboek van Rechtsvordering. De kantonrechter heeft verzuimd over het onderdeel wettelijke verhoging en wettelijke rente over de maanden mei tot en met augustus 2020 te beslissen en doet dat nu alsnog na aanleiding van de brieven van de gemachtigden van partijen en met inachtneming van hetgeen daarin is aangevoerd.

De beslissing

De kantonrechter verbetert het vonnis van 28 oktober 2020 zodat rechtsoverwegingen 5.9. en 6.3. als volgt luiden:
5.9.
De vordering van [eiseres] tot betaling van de wettelijke verhoging over het (inmiddels betaalde) loon over de maanden januari 2020 tot en met augustus 2020 zal voor wat betreft de maanden januari 2020 tot en met april 2020 en de maanden juli 2020 en augustus 2020 worden toegewezen, omdat het loon in die maanden niet binnen drie werkdagen na de door artikelen 7:623 en 7:624 lid 1 BW toegestane termijn is betaald.
De wettelijke verhoging is bedoeld als prikkel voor de werkgever om het loon tijdig te betalen om te voorkomen dat de werknemer in financiële problemen raakt. De kantonrechter ziet aanleiding om de wettelijke verhoging tot 20% te matigen. Eveneens zal de wettelijke rente over het te laat betaalde loon worden toegewezen.
6.3.
veroordeelt PDX om aan [eiseres] te betalen vanaf 1 mei 2020 het bruto maandsalaris van € 1.740,66 te vermeerderen met 8% vakantietoeslag, een en ander met inachtneming van het verschuldigde loonbetalingspercentage bij ziekte op basis van de cao voor de Contractcatering, tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst op een rechtsgeldige wijze eindigt, voor wat betreft de maanden juli en augustus 2020 eveneens te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 20% en de wettelijke rente, zoals in 6.2.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.P. Ruitinga en is gehecht aan het vonnis van 28 oktober 2020, waarin deze verbetering als ingelast en overgenomen wordt beschouwd. Het verbeterde vonnis is opnieuw uitgesproken ter openbare terechtzitting van bovenvermelde datum in aanwezigheid van de griffier.