In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 januari 2021 een herstelvonnis uitgesproken in een arbeidsrechtelijke kwestie tussen eiseres en de gedaagden, Heat Amsterdam B.V. en PDX Services B.V. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. L.N. Hermes, had eerder een vonnis aangevraagd op 28 oktober 2020, waarin zij een vordering tot betaling van wettelijke verhoging en wettelijke rente had ingediend. Na het vonnis verzocht eiseres om verbetering op basis van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat zij meende dat er een tegenstrijdigheid was tussen rechtsoverweging 5.9. en het dictum onder 6.3. van het eerdere vonnis. Gedaagde PDX, vertegenwoordigd door mr. C.A. Fokker, betwistte dit verzoek en stelde dat er geen sprake was van een kennelijke fout.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een kennelijke fout die eenvoudig te herstellen was, maar dat er wel aanleiding was om het vonnis aan te vullen op basis van artikel 32 Rv. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de wettelijke verhoging en wettelijke rente over de maanden mei tot en met augustus 2020 niet waren behandeld in het eerdere vonnis. In het herstelvonnis is de kantonrechter ingegaan op de vordering van eiseres en heeft hij de wettelijke verhoging tot 20% gematigd, evenals de wettelijke rente over het te laat betaalde loon. De verbeterde rechtsoverwegingen zijn opnieuw uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, waarbij de eerdere uitspraak als ingelast en overgenomen wordt beschouwd.
Dit herstelvonnis is van belang voor de rechtszekerheid en de financiële bescherming van werknemers, aangezien het de verplichtingen van werkgevers verduidelijkt met betrekking tot tijdige loonbetalingen en de gevolgen van het niet naleven daarvan.