Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde] ,
[woonplaats],
1.De procedure
- de dagvaarding van 11 juni 2021 met producties 1-9;
- de conclusie van antwoord met productie 1;
- het tussenvonnis van 1 september 2021;
- het rolbericht van 11 november 2021 van [gedaagde] met de producties 2-4;
- het proces-verbaal van descente van 23 november 2021;
- de mondelinge behandeling op 23 november 2021. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- met de term bezit wordt bedoeld “
- of iemand een goed voor zichzelf houdt, wordt naar verkeersopvattingen en op grond van uiterlijke feiten beoordeeld;
- bezit wordt onder meer verkregen door inbezitneming. Men neemt een goed in bezit door zich daarover de feitelijke macht te verschaffen;
- maar, wanneer een goed in het bezit van een ander is, zijn enkele op zichzelf staande machtsuitoefeningen voor inbezitneming onvoldoende;
- volgens vaste rechtspraak op dit punt moet door de machtsuitoefening het bezit van de oorspronkelijke rechthebbende te niet zijn gegaan;
- de machtsuitoefening door de bezitter moet bovendien ondubbelzinnig en voor een ieder kenbaar zijn: anderen, waaronder de oorspronkelijke rechthebbende, moeten daaruit begrijpen dat hij pretendeert bezitter te zijn.
1.126,00(2 punten × tarief € 563,00)