In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 22 januari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene voor het parkeren op een vergunninghoudersplaats zonder geldige vergunning. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.
De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen. De verbalisant had geen geldige vergunning waargenomen in het voertuig van betrokkene, terwijl betrokkene stelde dat hij wel in het bezit was van een geldige vergunning. De kantonrechter heeft de verklaring van de verbalisant als uitgangspunt genomen en vastgesteld dat, hoewel betrokkene een geldige vergunning had, deze niet op de juiste wijze zichtbaar was in het voertuig. Hierdoor was de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, terecht vastgesteld.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de opgelegde boete gematigd diende te worden, gezien de omstandigheden van de zaak. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en de boete is vastgesteld op € 30,00, met handhaving van de administratiekosten. Tevens is bepaald dat het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan hem wordt terugbetaald. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, en de griffier.