ECLI:NL:RBNHO:2021:12220

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 februari 2021
Publicatiedatum
30 december 2021
Zaaknummer
8617891
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid tot beëdiging van buitengewoon opsporingsambtenaren in het kader van administratieve sancties

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 februari 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie, waarbij een administratieve sanctie (boete) was opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld op de zitting van 22 januari 2021, waar zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als de betrokkene aanwezig waren.

De kantonrechter heeft zich in deze uitspraak gericht op de vraag of de verbalisant, die de boete had opgelegd, op de juiste wijze was beëdigd. De gemachtigde van de betrokkene betoogde dat er geen heldere grondslag was voor de beëdiging van de verbalisant door de betrokken persoon, die als Hoofd Bedrijfsvoering bij de Eenheid Midden-Nederland fungeerde. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de officier van justitie de mandaatconstructie voldoende inzichtelijk heeft toegelicht, en dat de bevoegdheid tot beëdiging van de verbalisant op juiste wijze was geschied.

De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie vernietigd, maar de boete in stand gelaten. De rechter oordeelde dat, hoewel er een gebrek was in de ondertekening, dit niet leidde tot vernietiging van de boete, omdat de beëdiging als bevoegd was aangenomen. De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke mandaatconstructie binnen de politie en de rol van de korpschef in het mandateren van bevoegdheden aan lagere niveaus binnen de organisatie. De kantonrechter heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat er geen grond voor was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 8617891 \ WM VERZ 20-661
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 5 februari 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : Verkeersboete.nl (N.G.A. Voorbach)

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 22 januari 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
In deze zaak is de sanctie opgelegd door verbalisant [naam] , een buitengewoon opsporingsambtenaar (Boa). De gemachtigde van betrokkene heeft gemotiveerd betoogd dat niet is gebleken dat de persoon die de verbalisant heeft beëdigd, [naam] , Hoofd Bedrijfsvoering bij de Eenheid Midden-Nederland, via een geldig mandaat bevoegd was om de verbalisant te beëdigen.
In de uitspraak van 19 oktober 2020 (8617891 \ WM VERZ 20-661) heeft de kantonrechter geoordeeld dat op basis van de beschikbare informatie niet kan worden vastgesteld dat de betrokken verbalisant door een daartoe bevoegd persoon is beëdigd. Daaraan lag ten grondslag dat er op specifieke punten sprake was van een onduidelijkheid en/of een toelichting achterwege was gebleven.
Namens de Officier van Justitie is alsnog een nadere toelichting verstrekt. Daarin is de Officier van Justitie ingegaan op de mandaatconstructie, zoals onder meer neergelegd in het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar (het Besluit Boa), het Mandaatbesluit bevoegdheid tot beëdiging buitengewoon opsporingsambtenaar (Mandaatbesluit beëdiging Boa), het Mandaatbesluit politie september 2017 (Mandaatbesluit politie 2017) en het Ondermandaat politiechef Midden-Nederland januari 2015 (het Ondermandaat politiechef Midden-Nederland) en de onderlinge verhouding tussen deze besluiten. De Officier van Justitie heeft toegelicht dat met het Besluit Boa de korpschef als direct toezichthouder de bevoegdheid verkrijgt tot het afleggen van de eden, verklaringen en beloften. Met het Mandaatbesluit politie 2017 verleent de korpschef mandaat aan onder meer de politiechefs en staat hen toe daarvan ondermandaat te verlenen. De politiechefs zijn de hoofden van de tien regionale en één landelijke eenheid. Dit primaire mandaatbesluit wordt gevolgd door diverse ondermandaten van de politiechef aan de andere leden van de eenheidsleiding, van de politiechefs naar de sectorhoofden en van sectorhoofden naar teamchefs. De bevoegdheid tot het beëdigen van boa’s binnen de regionale eenheden is expliciet neergelegd bij het Sectorhoofd DROS (Dienst Regionale Operationele Samenwerking) via het Ondermandaat sectorhoofd DROS Midden-Nederland (het Ondermandaat sectorhoofd DROS) van 10 december 2014, omdat deze binnen de eenheid (onder meer) verantwoordelijk is voor het taakveld boa’s. Dit sectorhoofd heeft bij de politie de rang van commissaris. Aan dit sectorhoofd wordt in artikel 3 lid 2 van het Ondermandaat sectorhoofd DROS voor de eenheid Midden-Nederland mandaat verleend tot het nemen van besluiten die betreffen het beëdigen van buitengewoon opsporingsambtenaren die niet in dienst zijn van de politie.
In artikel 3 van het Ondermandaat van politiechef Midden-Nederland is bepaald dat aan de leden van de eenheidsleiding ondermandaat wordt verleend voor de toepassing van de aan de politiechef gemandateerde bevoegdheden voor zover het betreft de aan hen toebedeelde portefeuilles en de daarbij behorende budgetverantwoordelijkheid, dan wel in spoedeisende gevallen bij ontstentenis van de portefeuille houdend lid van de eenheidsleiding ter vervanging van dat lid. De eenheidsleiding bestaat uit de politiechef, een hoofd operatiën/plaatsvervangend politiechef, een tweede hoofd operatiën en een hoofd bedrijfsvoering. Bosman was als hoofd bedrijfsvoering bevoegd om haar collega’s van de eenheidsleiding in voorkomende gevallen te vervangen. Dat is in dit geval ook gebeurd.
De kantonrechter is van oordeel dat de Officier van Justitie hiermee de mandaatconstructie op inzichtelijke wijze heeft toegelicht. Dat en waarom er in diverse besluiten algemene formuleringen zijn gebruikt, zoals vastgesteld in de uitspraak van 22 oktober 2020, heeft de Officier van Justitie eveneens op toereikende wijze toegelicht. Volgens de Officier van Justitie geldt er sinds de inwerkingtreding van de Politiewet 2012 per 1 januari 2013 binnen de politie een stelsel van mandaatregelingen waarin bevoegdheden van de korpschef zoveel mogelijk belegd zijn op andere, lagere niveaus binnen de politie en is er, vanwege de veelheid aan bevoegdheden, gekozen voor een negatief mandaatstelsel: alles wat niet expliciet is uitgezonderd, is door de korpschef (en in ondermandaten door de betreffende mandaatgever) gemandateerd. Hiermee heeft de Officier van Justitie gereageerd op de vaststelling in de uitspraak dat er alleen in algemene zin mandaat is verleend ten aanzien van “aangelegenheden die behoren tot het territoriale en functionele werkgebied van de politiechef” en “de toepassing van de aan de politiechef gemandateerde bevoegdheden voor zover het betreft de aan hen toebedeelde portefeuilles en de daarbij behorende budgetverantwoordelijkheid”. De bevoegdheid tot beëdiging moet daaronder dus worden begrepen. Beëdiging behoort, zo heeft de Officier van Justitie toegelicht, tot het werkgebied van de politiechefs. Wat een politiechef als bedoeld het Mandaatbesluit politie 2017 en het Ondermandaat politiechef Midden-Nederland is, en of Bosman de functie van politiechef heeft, is hiermee eveneens duidelijk geworden. Dat Bosman de rang van commissaris heeft, als bedoeld in artikel 2 van het Mandaatbesluit beëdiging Boa, heeft de Officier van Justitie eveneens bevestigd en onderbouwd door overlegging van het aanstellingsbesluit van Bosman in de functie van Hoofd bedrijfsvoering per 1 januari 2013 bij de Regionale Eenheid Midden-Nederland.
Tot slot is het verband met de Eenheid Midden-Nederland alsnog toegelicht. De betrokken verbalisant is weliswaar werkzaam voor de gemeente Alkmaar, maar was in dienst van de Coöperatie Parkeerservice U.A.. Daartoe is de gemeente Alkmaar op 13 november 2013 toegetreden. Vanwege de vestiging van het hoofdkantoor van de Coöperatie Parkeerservice in Amersfoort zijn de boa’s (namens de korpschef) onder het direct toezicht van de politiechef Midden-Nederland gebracht.
De kantonrechter is van oordeel dat met het bovenstaande de twijfel over de mandaatconstructie en daarmee de bevoegdheid van [naam] tot beëdiging van de betrokken verbalisant alsnog is weggenomen. Het standpunt van de gemachtigde van betrokkene dat een heldere grondslag ontbreekt voor beëdiging door [naam] , wordt dus niet gevolgd. Het enkele feit dat de ondertekening niet (volledig) voldoet aan de vereisten, kan weliswaar als een gebrek worden aangemerkt, maar kan in dit geval niet leiden tot een vernietiging van de boete, omdat gelet op het vorenstaande afdoende is toegelicht en aangenomen moet worden dat de beëdiging bevoegd is geschied. Dat er binnen de politie gekozen is voor een negatief mandaatstelsel, anders dan in “reguliere bestuursrechtelijke procedures”, zoals de gemachtigde van betrokkene eveneens heeft gesteld, maakt op zichzelf genomen niet dat de mandaatconstructie ondeugdelijk is. Daarbij acht de kantonrechter tevens van belang dat, gelet op de onduidelijkheid in de praktijk over een juiste uitleg over het mandaatstelsel, de korpschef er (alsnog) voor heeft gekozen om met het Ondermandaatbesluit beëdiging buitengewoon opsporingsambtenaar 2020 van 25 november 2020 met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2013 de beëdigingsbevoegdheid expliciet en rechtstreeks te mandateren aan de in dat besluit genoemde functionarissen.
Nu pas in de beroepsfase de mandaatconstructie deugdelijk is toegelicht, zal de kantonrechter de beslissing van de Officier van Justitie vernietigen. De boete zal evenwel in stand worden gelaten. Voor een proceskostenvergoeding bestaat daarom geen grond.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
‒ verklaart het beroep tegen de beschikking waarbij de boete is opgelegd ongegrond;
‒ wijst het verzoek op vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Slijkhuis, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: