ECLI:NL:RBNHO:2021:12179

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
9205575 \ CV EXPL 21-2346
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van facturen voor kadastrale gegevens en inspanningsverbintenis

In deze zaak vorderde het Kadaster betaling van facturen voor kadastrale gegevens die op verzoek van de gedaagde waren verstrekt. De gedaagde betwistte de vordering, omdat het Kadaster niet had geleverd wat was besteld en bovendien had gefactureerd voor niet-verzochte diensten. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel het Kadaster de gevraagde akten niet kon leveren omdat deze niet bestonden, de gedaagde toch moest betalen voor het onderzoek en de verstrekte resultaten. Dit was gebaseerd op de inspanningsverbintenis die het Kadaster had ten opzichte van de gedaagde. Het Kadaster had echter onvoldoende onderbouwd dat de gedaagde voor andere facturen opdracht had gegeven, waardoor dit deel van de vordering werd afgewezen. De kantonrechter wees een bedrag van € 138,00 toe aan het Kadaster, vermeerderd met wettelijke rente, en bepaalde dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9205575 \ CV EXPL 21-2346 BL
Uitspraakdatum: 15 december 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Dienst voor het Kadaster en de openbare registers rechtspersoonlijkheid bezittend krachtens Artikel 2 van de Organisatiewet Kadaster
gevestigd te Apeldoorn
eiseres
verder te noemen: het Kadaster
gemachtigde: ACCS Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde] , h.o.d.n. [bedrijfsnaam]
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon
De zaak in het kort
Het Kadaster vordert betaling van facturen voor in opdracht van [gedaagde] verstrekte kadastrale gegevens. [gedaagde] vindt dat zij de vordering niet hoeft te betalen, omdat het Kadaster niet heeft geleverd wat zij besteld heeft, en verder heeft gefactureerd voor niet verzochte en onnodig geleverde diensten. Vast staat dat het Kadaster de door [gedaagde] opgevraagde akten inderdaad niet heeft kunnen leveren, omdat deze niet bestaan. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] desondanks moet betalen voor het onderzoek en de verstrekte onderzoeksresultaten, omdat het Kadaster deze diensten heeft geleverd naar aanleiding van de opdracht van [gedaagde] , die een inspanningsverbintenis is. Dit deel van de vordering wordt daarom toegewezen. Ten aanzien van het resterende deel van de vordering slaagt het verweer van [gedaagde] . Het Kadaster heeft de vordering op dat punt onvoldoende toegelicht en onderbouwd, zodat niet is komen vast te staan dat [gedaagde] voor die diensten opdracht heeft gegeven. Dit deel van de vordering wordt daarom afgewezen.

1.Het procesverloop

1.1.
Het Kadaster heeft bij dagvaarding van 7 april 2021 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Het Kadaster heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna [gedaagde] een schriftelijke reactie heeft gegeven. Het Kadaster heeft vervolgens nog schriftelijk gereageerd in de zaak van de tegenvordering.

2.De feiten

2.1.
Op 26 november 2020 heeft [gedaagde] via de website van het Kadaster een bestelling geplaatst, waarin zij een akte van levering d.d. 19 november 2019 heeft opgevraagd betreffende het adres [adres] te [plaats] . Dit perceel staat kadastraal bekend als [kadastraalnummer 1] .
2.2.
In reactie op deze aanvraag schrijft het Kadaster in een e-mail van 27 november 2020 aan [gedaagde] dat geen leveringsakte van 19 november 2019 beschikbaar is, en dat de laatst ingeschreven akte van 29 november 2019 is. Daarbij vraagt het Kadaster of [gedaagde] deze akte wenst te bestellen.
2.3.
[gedaagde] stuurt vervolgens diezelfde dag per e-mail aan het Kadaster een uitspraak van de bestuursrechter te Haarlem van 20 november 2020 in een zaak tussen [gedaagde] en de gemeente [gemeente] . In die uitspraak is overwogen dat de woning aan het adres [adres] te [plaats] executoriaal is verkocht en op 19 november 2019 is geleverd. Onder verwijzing naar deze overweging schrijft [gedaagde] aan het Kadaster:
“De akte die u noemt erkent de rechter niet/is niet rechtsgeldig geregistreerd door het Kadaster. Als de akte[van 19 november 2019]
niet binnen 3 werkdagen geleverd wordt, dan is het simpel: direct een dagvaarding naar de rb Gelderland sector kanton”.
2.4.
Op 2 december 2020 heeft [gedaagde] via de website van het Kadaster opnieuw een bestelling geplaatst, waarin zij een akte van levering d.d. 19 november 2019 heeft opgevraagd betreffende het perceel dat kadastraal bekend staat als [kadastraalnummer 2] .
2.5.
Het Kadaster heeft met een factuur van 30 november 2020 aan [gedaagde] in rekening gebracht een bedrag van € 147,00 voor een erfdienstbaarheidsonderzoek tot 1950 betreffende [kadastraalnummer 1] , met besteldatum 25 november 2020.
2.6.
Het Kadaster heeft met een factuur van 28 december 2020 aan [gedaagde] in rekening gebracht een totaalbedrag van € 327,90 voor verschillende producten en onderzoeken betreffende [kadastraalnummer 1] en [kadastraalnummer 2] .
2.7.
Op 1 oktober 2021 heeft de bestuursrechter te Haarlem de hierboven genoemde uitspraak van 20 november 2020 op verzoek van [gedaagde] herzien, in die zin dat in de overweging dat de datum van levering van de woning is gewijzigd van 19 naar 29 november 2019.

3.De vordering, het verweer en de tegenvordering

3.1.
Het Kadaster vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 500,00, en legt daaraan ten grondslag – kort weergegeven – dat [gedaagde] bovengenoemde facturen voor in haar opdracht verstrekte kadastrale gegevens met een totaalbedrag van € 474,90 niet heeft betaald, ondanks herhaalde aanmaning. Daarom maakt het Kadaster ook aanspraak op wettelijke rente (tot dagvaarding berekend op € 2,05) en buitengerechtelijke kosten (€ 86,20). Het Kadaster beperkt haar vordering tot € 500,00, onder reservering van haar rechten op het overige.
3.2.
[gedaagde] betwist de vordering en voert aan – samengevat – dat het Kadaster niet heeft geleverd wat [gedaagde] heeft besteld, en heeft gefactureerd voor niet verzochte en onnodig geleverde diensten. [gedaagde] heeft voorafgaand aan deze procedure aangeboden de vordering volledig te betalen indien het bestelde alsnog geleverd zou worden. Verder heeft [gedaagde] een beroep gedaan op opschorting en verweer gevoerd tegen de rente en kosten.
3.3.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering (na wijziging van eis bij conclusie van repliek in reconventie) dat de kantonrechter het Kadaster veroordeelt tot nakoming van de overeenkomst, in die zin dat het Kadaster de akte van levering van notaris Bos van 29 november 2019 betreffende het perceel met kadastrale aanduiding [kadastraalnummer 1] alsnog aan [gedaagde] moet leveren.
3.4.
Het Kadaster betwist de tegenvordering, en voert – samengevat – aan dat er geen akte van levering d.d. 19 november 2019 bestaat. Op de gewijzigde tegenvordering van [gedaagde] heeft het Kadaster niet inhoudelijk gereageerd.

4.De beoordeling

de vordering en de tegenvordering
4.1.
De vordering en de tegenvordering lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.2.
Het Kadaster vordert betaling van facturen voor in opdracht van [gedaagde] verstrekte kadastrale gegevens. [gedaagde] betwist gemotiveerd dat zij de in rekening gebrachte bedragen moet betalen. Het ligt op de weg van het Kadaster als eisende partij om de grondslag van de vordering voldoende duidelijk te maken en te onderbouwen. Daarin is het Kadaster gedeeltelijk geslaagd, en de kantonrechter overweegt daarover het volgende.
4.3.
In de summiere dagvaarding verwijst het Kadaster ter weerlegging van het verweer van [gedaagde] dat het bestelde niet is geleverd, naar een bijgevoegde productie 6, zonder daarop een toelichting te geven. Deze productie betreft (onder meer) een ‘Resultaat van onderzoek naar erfdienstbaarheden’ gedateerd 27 november 2020. Daarop staat vermeld dat onderzoek is gedaan naar inschrijvingen waarin mogelijke erfdienstbaarheden ontstaan of teniet gaan ten laste van perceel [kadastraalnummer 1] , inzake de periode van 23 november 2020 tot en met 29 augustus 1991, en dat deze erfdienstbaarheden niet zijn aangetroffen. Wie de aanvrager van het onderzoek is, vermeldt het overzicht niet. De aan [gedaagde] gerichte factuur van 30 november 2020 ten bedrage van € 147,00 ziet ook op een erfdienstbaarhedenonderzoek, maar over een andere periode, te weten tot 1950. Als besteldatum vermeldt deze factuur 25 november 2020. [gedaagde] betwist opdracht te hebben gegeven voor het gefactureerde erfdienstbaarhedenonderzoek. Een bestelformulier, zoals door partijen wel is overgelegd voor de hierna te bespreken erkende bestellingen, ontbreekt voor de bestelling van een erfdienstbaarhedenonderzoek. Het Kadaster heeft ook geen andere stukken overgelegd ter onderbouwing van de door haar gestelde opdracht. Productie 6 omvat nog e-mailcorrespondentie die begin maart 2021 is gevoerd tussen [gedaagde] en de incassogemachtigde van het Kadaster. Daarin vraag [gedaagde] , naar aanleiding van een betaalsommatie, om stukken waaruit de vordering blijkt. Daarop is namens het Kadaster gereageerd in een e-mail van 3 maart 2021, onder verwijzing naar bijlagen. Die bijlagen zijn in deze procedure echter niet overgelegd. Gelet op het voorgaande heeft het Kadaster de grondslag van haar factuur van 30 november 2020 onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd, zodat het gevorderde bedrag van € 147,00 wordt afgewezen.
4.4.
[gedaagde] erkent dat zij de hiervoor in 2.1 en 2.4 omschreven bestellingen heeft geplaatst, en legt bij antwoord de betreffende bestelformulieren van 26 november en 2 december 2020 over. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat zij hiervoor niet hoeft te betalen, omdat de bestelde gegevens (de akten van levering d.d. 19 november 2019 betreffende [kadastraalnummer 1] en [kadastraalnummer 2] ) niet zijn geleverd. Het Kadaster erkent dat zij geen akten heeft kunnen leveren die zijn gepasseerd en/of ingeschreven op 19 november 2019, omdat deze akten niet bestaan. Dit laatste kan inmiddels als vaststaand worden aangenomen. [gedaagde] baseerde zich bij haar bestelling van deze specifieke akten op de uitspraak van de bestuursrechter van 20 november 2020, waarin de rechter overwoog dat de woning aan het [adres] op 19 november 2019 is geleverd. Die uitspraak is in de loop van de onderhavige procedure gerectificeerd, in die zin dat de datum van levering is gewijzigd van 19 naar 29 november 2019.
4.5.
Het Kadaster stelt dat [gedaagde] moet betalen voor het in haar opdracht verrichte onderzoek, ondanks het feit dat het Kadaster de opgevraagde, niet bestaande akten niet heeft kunnen leveren. Het Kadaster beroept zich daarvoor op haar algemene voorwaarden, waarin is bepaald dat sprake is van een inspanningsverplichting, en dat [gedaagde] akkoord is gegaan met de door het Kadaster gehanteerde tarieven. Het Kadaster stelt dat zij naar aanleiding van de bestelling van 26 november 2020 het overzicht gedateerd 1 december 2020 heeft geleverd (productie 10), en naar aanleiding van de bestelling van 2 december 2020 het overzicht gedateerd 7 december 2020 (productie 13). Op die overzichten staat inderdaad vermeld dat de aangevraagde akten betreffende perceel [kadastraalnummer 1] respectievelijk [kadastraalnummer 2] op 19 november 2019 niet zijn ingeschreven in de openbare registers. [gedaagde] erkent de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden en betwist niet dat zij de overzichten van 1 en 7 december 2020 van het Kadaster heeft ontvangen. Ook weerspreekt [gedaagde] niet dat zij akkoord is gegaan met de door het Kadaster gehanteerde tarieven.
4.6.
Dit betekent dat [gedaagde] moet betalen voor het naar aanleiding van haar bestellingen van 26 november (voor perceel [kadastraalnummer 1] ) respectievelijk 2 december 2020 (voor perceel [kadastraalnummer 2] ) door het Kadaster verrichte onderzoek en de geleverde resultaten daarvan. Gezien de stukken kan worden aangenomen dat het overeengekomen en gefactureerde tarief voor deze in opdracht van [gedaagde] geleverde kadastrale gegevens € 49,00 per object bedraagt. Dit tarief is vermeld op de bestelformulieren. De bestelling van 26 november 2020 heeft ordernummer 5000887432, zo blijkt uit het onderwerp van de als productie 7 overgelegde e-mail. Voor dit ordernummer is in de factuur van 28 december 2020 een bedrag van € 49,00 aan [gedaagde] in rekening gebracht. De bestelling van 2 december 2020 vermeldt geen ordernummer, maar de bestelling en het geleverde overzicht zijn vergelijkbaar met die voor perceel [kadastraalnummer 1] . Bovendien vermelden de facturen slechts één levering voor perceel [kadastraalnummer 2] , en ook daarvoor is € 49,00 in rekening gebracht. Er zal daarom een bedrag van € 98,00 worden toegewezen.
4.7.
Het resterende deel van de factuur van 28 december 2020 (€ 229,90) ziet op vijf leveringen betreffende akte onderzoek voor perceel [kadastraalnummer 1] , met verschillende besteldata in de periode tot en met 23 december 2020. [gedaagde] betwist dat zij daarvoor opdracht heeft gegeven. Volgens [gedaagde] heeft het Kadaster haar akteaanvragen ongevraagd en onnodig ‘omgekat’ naar een verdergaand akteonderzoek. Het Kadaster heeft als producties 14 tot en met 17 bij de conclusie van repliek onderzoeksresultaten overgelegd gedateerd 21, 22 en 23 december 2020. Ter toelichting daarop heeft het Kadaster niet meer gesteld dan dat het door [gedaagde] bestelde wel degelijk steevast aan haar is geleverd. Dit is onvoldoende om te kunnen aannemen dat de betreffende onderzoeken in opdracht van [gedaagde] zijn verricht.
4.8.
De conclusie is dat van de gevorderde hoofdsom een gedeelte van € 98,00 wordt toegewezen. De wettelijke rente daarover is toewijsbaar vanaf de vervaldatum van de factuur, zijnde onbetwist 18 januari 2021.
4.9.
Verder vordert het Kadaster een bedrag van € 86,20 voor buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] treedt in deze kwestie niet op als consument. De kantonrechter stelt vast dat het Kadaster voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief dat hoort bij de omvang van de toewijsbaar geoordeelde hoofdsom. De kantonrechter zal de vergoeding daarom toewijzen tot een bedrag van € 40,00.
4.10.
Het beroep van [gedaagde] op opschorting slaagt niet. [gedaagde] heeft hiervoor alleen gesteld dat zij een grote opeisbare vordering op het Kadaster heeft. Zij heeft dit op geen enkele manier nader toegelicht, gespecificeerd of onderbouwd.
4.11.
[gedaagde] voert verder aan dat het Kadaster, nadat was vastgesteld dat er geen leveringsakte van 19 november 2019 bestaat voor perceel [kadastraalnummer 1] , de laatst ingeschreven akte aan [gedaagde] had moeten leveren. Ook op dit punt volgt de kantonrechter [gedaagde] niet. Uit de bestelling van 26 november 2020 vloeit voor het Kadaster niet de verplichting voort om een andere dan de bestelde akte aan [gedaagde] te leveren. Het Kadaster heeft in de e-mail van 27 november 2020 aan [gedaagde] gevraagd of zij de akte van 29 november 2019 wilde bestellen. In haar reactie daarop heeft [gedaagde] diezelfde dag uitdrukkelijk laten weten dat zij de akte van 19 november 2019 wil. Niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde] vervolgens de akte van 29 november 2019 alsnog heeft besteld. De tegenvordering van [gedaagde] wordt dan ook afgewezen.
4.12.
Nu partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder de eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan het Kadaster van € 138,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 98,00 vanaf 18 januari 2021 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
de tegenvordering
5.5.
wijst de vordering af;
5.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H. Lips en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter