In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en de vervoerder, Polskie Linie Lotnicze “Lot” S.A., over compensatie voor een geannuleerde vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Odessa naar Amsterdam via Warschau op 9 augustus 2019. De vlucht van Odessa naar Warschau werd geannuleerd, waardoor de passagier met meer dan drie uur vertraging op de eindbestemming aankwam. De passagier verzocht compensatie van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004.
De vervoerder betwistte de verschuldigdheid van de compensatie en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht verhinderden. De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, maar concludeerde dat de weersomstandigheden wel degelijk een buitengewone omstandigheid vormden. De kantonrechter wees het verzoek van de passagier af en veroordeelde de passagier tot betaling van de proceskosten, omdat deze ongelijk kreeg.
De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de passagier geen recht heeft op de gevraagde compensatie, en dat de proceskosten voor rekening van de passagier komen. Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. Kruithof en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open.