ECLI:NL:RBNHO:2021:1216

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
12 februari 2021
Zaaknummer
8017283 \ CV EXPL 19-13174
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en de verantwoordelijkheid van de vervoerder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een passagier en TUI Airlines Nederland B.V. De passagier, die op 16 december 2018 van Orlando via Miami naar Amsterdam vloog, vorderde compensatie van € 600,00 wegens een vertraging van meer dan drie uur. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden op de luchthaven Schiphol, die de luchtverkeersleiding noopten tot het beperken van de capaciteit.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vervoerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De rechter oordeelde dat de vertraging niet alleen het gevolg was van de omstandigheden die de vervoerder niet kon beïnvloeden, maar ook dat de vervoerder zich aan wettelijke voorschriften moest houden met betrekking tot de werktijden van de bemanning. De kantonrechter heeft de vordering van de passagier afgewezen, omdat de gehele vertraging als gevolg van buitengewone omstandigheden werd aangemerkt.

De proceskosten zijn voor rekening van de passagier, die ongelijk heeft gekregen. De kantonrechter heeft de passagier veroordeeld tot betaling van de proceskosten en nakosten aan de vervoerder. Dit vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8017283 \ CV EXPL 19-13174
Uitspraakdatum: 10 februari 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] (België)
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde Claimingo B.V.
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TUI Airlines Nederland B.V.
gevestigd te Rijswijk
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 27 augustus 2019 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagier diende te vervoeren van Orlando, Florida (de Verenigde Staten) via Miami naar Amsterdam-Schiphol Airport op 16 december 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 maart 2019, althans vanaf 22 juli 2019, althans vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 108,90 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 22 juli 2019, althans vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Op het verweer zal bij de beoordeling worden ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van méér dan drie uur is aangekomen op haar eindbestemming. Gelet hierop is de vervoerder compensatie verschuldigd, tenzij de vervoerder kan aantonen dat de vertraging is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon worden voorkomen, in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
Ten aanzien van het beroep van de vervoerder op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt het volgende. Ingevolge de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in gevallen van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen, stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering en wanneer er sprake is van een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag waardoor een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig wordt veroorzaakt.
5.4.
De vervoerder voert aan dat de vlucht onderdeel uitmaakt van de rotatie Amsterdam-Orlando-Miami-Amsterdam met vluchtnummers OR317/OR318. Het toestel waarmee de rotatie is uitgevoerd stond met een vertraging van 50 minuten gereed voor vertrek. Op 16 december 2018 had de luchthaven Schiphol echter te kampen met zeer slechte weersomstandigheden. Het zicht was beperkt vanwege dichte mist. Dergelijke weersomstandigheden zijn van grote invloed op de vliegveiligheid, aldus de vervoerder. In de onderhavige kwestie was sprake van BZO fase C/D. Als gevolg daarvan heeft de luchtverkeersleiding Nederland omwille van de vliegveiligheid de capaciteit van de luchthaven drastisch teruggebracht. Veel vluchten zijn dan ook met een vertraging uitgevoerd of geannuleerd. Ook het toestel waarmee de onderhavige rotatie is uitgevoerd mocht niet vertrekken van de luchtverkeersleiding. Het toestel kreeg van de luchtverkeersleiding een Target Start Up Approval Time (hierna: TSAT). Met een TSAT geeft de luchtverkeersleiding aan wanneer de gezagvoerder zich gereed mag melden bij de toren en wanneer het toestel de vereiste push back clearance zal krijgen. De TSAT is verschillende keren herzien. De bemanning kreeg uiteindelijk pas om 14:59 UTC push back clearance, waarna de vlucht met een vertraging van 2 uur en 47 minuten is aangevangen. De rotatievlucht mag niet met één bemanning worden uitgevoerd. Om die reden staat in Miami een nieuwe bemanning klaar om de vlucht naar Amsterdam uit te voeren. Vanwege de vertraging van de vlucht naar Orlando kon de bemanning de vlucht naar Miami niet meer uitvoeren. De bemanning heeft in Orlando de vereiste rust in acht genomen. Direct nadat het was toegestaan is de vlucht opnieuw aangevangen, op 17 december 2019 om 20:49 UTC. De vertraging is het gevolg van omstandigheden die niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteiten van de vervoerder en zij kan daarop geen invloed uitoefenen, aldus nog steeds de vervoerder.
5.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de vervoerder met de door haar overgelegde producties en haar toelichting daarop voldoende onderbouwd dat op 16 december 2018 sprake was van slechte weersomstandigheden, te weten dichte mist als gevolg waarvan de luchtverkeersleiding het toestel pas om 14:39 UTC toestemming heeft gegeven om te vertrekken. Waarna de vlucht daadwerkelijk om 14:59 UTC is vertrokken. Ten aanzien van de initiële 50 minuten vertrekvertraging van de voorafgaande vlucht heeft de vervoerder voldoende aannemelijk gemaakt dat zij deze vertraging tijdens de vlucht kon inlopen. Doordat het toestel sneller heeft gevlogen dan gepland. Vanwege de nadere vertraging ontstaan door de late TSAT was het niet mogelijk om de volledige vertraging in te halen. De vervoerder heeft daarmee voldoende onderbouwd dat de voorafgaande vlucht met een vertraging te Orlando is aangekomen vanwege buitengewone omstandigheden. Anders dan de passagier stelt is de kantonrechter van oordeel dat deze omstandigheden door werken op de onderhavige vlucht.
5.6.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de vlucht te voorkomen, dan wel te beperken. De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag - anders dan in eerdere vonnissen met betrekking tot dezelfde vlucht - bevestigend moet worden beantwoord. De vervoerder heeft hiertoe gemotiveerd aangevoerd dat het niet is toegestaan om bemanningsleden van een andere vliegtuigmaatschappij in te huren en dat het meenemen van een reservecrew vanuit Amsterdam of het vervoeren van de beschikbare crew over de weg van Miami naar Orlando niet tot een andere resultaat zou hebben geleid. Bovendien heeft de vervoerder voldoende aannemelijk gemaakt dat het geen operationele beslissing of keuze van de vervoerder betreft, maar dat zij zich moeten houden aan de wettelijke maximum werktijd, die met slechts 11 minuten zou worden overschreden. Indien de vervoerder ervoor had gekozen om eerst naar Miami te vliegen had de vervoerder een nieuw vluchtplan moeten indienen in Amsterdam, waardoor het risico bestond dat de vertraging nog verder zou toenemen. Het was evenmin mogelijk om de bemanning te Miami naar Orlando te vervoeren, omdat de nieuwe bemanning in dat geval de verplichte rusttijden te Orlando in acht moet nemen.
5.7.
De kantonrechter begrijpt dat de passagier zich beroept op het Pesková arrest. In dit arrest heeft het Hof geoordeeld dat in het geval een vertraging die niet alleen is veroorzaakt door buitengewone omstandigheden maar ook door andere omstandigheden, de vertraging die valt toe te rekenen aan buitengewone omstandigheden dient te worden afgetrokken van de totale duur van de aankomstvertraging van de betrokken vlucht (zie de uitspraak van het Hof van Justitie van 4 mei 2017 inzake Pesková, ECLI:EU:C:2017:342). De passagier stelt dat zij met een vertraging van 20 uur en 41 minuten is aangekomen op de eindbestemming. Indien de vertraging ontstaan door de restricties hiervan af wordt getrokken is nog steeds sprake van een vertraging van 19 uur en 24 minuten, derhalve meer dan drie uur, waardoor de compensatieplicht blijft bestaan, aldus de passagier. De kantonrechter volgt de passagier niet in haar stelling. De gehele vertraging op de eindbestemming is immers het gevolg van de omstandigheden die reeds als buitengewoon zijn aangemerkt. De vordering op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt. Ook Ook de nakosten komen voor rekening van de passagier, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 248,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagier tot betaling van € 112,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt
;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter