ECLI:NL:RBNHO:2021:1207

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
12 februari 2021
Zaaknummer
8669828 \ CV EXPL 20-6224
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van overeenkomst tussen werkgever en werknemer met betrekking tot vakantie- en overuren; retentierecht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiseres], en haar werkgever, Corendon Hotels & Resorts B.V. [eiseres] had een vordering ingesteld tegen Corendon, waarin zij betaling eiste van vakantiedagen en overuren, die zij meende recht op te hebben. Corendon had echter een tegenvordering ingediend, waarin zij eiste dat [eiseres] bedrijfseigendommen zou teruggeven, omdat zij geen opeisbare vordering zou hebben.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [eiseres] was in dienst bij Corendon en had een arbeidsovereenkomst die niet werd verlengd. Tijdens een gesprek op 29 april 2020 werd [eiseres] meegedeeld dat haar arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd en dat zij vrijgesteld zou worden van werkzaamheden. [eiseres] heeft de overeenkomst die tijdens dit gesprek tot stand zou zijn gekomen, later proberen te vernietigen, maar de kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van wilsgebreken en dat de overeenkomst rechtsgeldig was.

De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres] afgewezen, omdat zij niet kon aantonen dat de overeenkomst onder invloed van wilsgebreken tot stand was gekomen. De tegenvordering van Corendon werd toegewezen, waarbij [eiseres] werd veroordeeld tot het inleveren van bedrijfseigendommen en het betalen van proceskosten. De kantonrechter oordeelde dat [eiseres] geen recht had op het retentierecht, omdat zij geen opeisbare vordering had.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8669828 \ CV EXPL 20-6224
Uitspraakdatum: 10 februari 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
wonende te [woonplaats]
eiseres
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. J.P. Dikker
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Corendon Hotels & Resorts B.V.
gevestigd te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
verder te noemen: Corendon
gemachtigde: mr. H.I. van den Heuvel-Boonstra

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 14 juli 2020 een vordering tegen Corendon ingesteld. Corendon heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend.
1.2.
Op 14 januari 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [eiseres] en Corendon hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is op 1 juli 2018 bij Corendon in dienst getreden op basis van een arbeidsovereen- komst van een jaar. De arbeidsovereenkomst is aansluitend met een jaar verlengd tot 1 juli 2020.
2.2.
[eiseres] bekleedde de functie van Sales Manager voor 30,40 uur per week tegen een salaris van, laatstelijk, € 2.900,36 bruto per maand exclusief vakantiegeld en overige emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst waren de bepalingen van de Horeca Cao van toepassing.
2.3.
Op 29 april 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [HR manager], HR manager (hierna: [HR manager]), [sales director], sales director, en [eiseres]. Tijdens dit gesprek is aan [eiseres] medegedeeld dat haar arbeidsovereenkomst niet zou worden verlengd en dat zij na overdracht van haar werkzaamheden zou zijn vrijgesteld van haar werkzaamheden tot het einde van haar dienstverband, waarbij de resterende vakantiedagen en de door haar gemaakte overuren zouden zijn afgebouwd.
2.4.
Tijdens voornoemd gesprek heeft [HR manager] een brief (hierna: de Brief) aan [eiseres] voorgelegd, waarin onder meer staat opgenomen:

(…) Naar aanleiding van ons gesprek op woensdag 29 april 2020 (…) bevestig ik hierbij dat wij jouw arbeidsovereenkomst (…) met ingang van 30 juni 2020, niet zullen verlengen.
Wij vertrouwen erop dat jij je werkzaamheden volledige zult overdragen waarna je voor de overige dagen van het contract vrijgesteld wordt van werkzaamheden. Hiermee is tevens jou resterend vakantie tegoed afgebouwd. (…)
[eiseres] heeft de Brief ‘
Getekend voor ontvangst’.
2.5.
Bij e-mail van 1 mei 2020 heeft [eiseres] aan Corendon geschreven:

(…) Conform ons gesprek zal ik aanvaarden dat mijn arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd, waarbij wij afspraken dat ik met onmiddellijke ingang wordt vrijgesteld van werk. Echter ik herroep mijn goedkeuring op gelijke afbouw van mijn vakantietegoed. Mijn verwachting is dat mijn overuren (10,38 dagen), vakantiegeld, en de resterende vakantiedagen (10 dagen) uitbetaald zullen worden bij de eindafrekening eind juni. (…)
2.6.
Corendon heeft vervolgens meerdere keren aan [eiseres] kenbaar gemaakt niet over te zullen gaan tot uitbetaling van hetgeen [eiseres] verzoekt.
2.7.
Bij e-mail van 30 juni 2020 is namens [eiseres] aan Corendon kenbaar gemaakt dat zij gebruik zal maken van haar retentierecht door een mobiele telefoon, laptop en een iPad onder zich te houden totdat Corendon aan haar betalingsverplichtingen heeft voldaan.

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter Corendon veroordeelt tot betaling van € 3.683,48 bruto (10 vakantiedagen en 10,38 dagen aan overuren), te vermeerderen met de wettelijke verhoging, de buitengerechtelijke incassokosten, de proces- en nakosten en de wettelijke rente over de gevorderde bedragen.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering – kort weergegeven – het volgende ten grondslag.
Het is in beginsel aan de werknemer om aan te geven of en wanneer hij vakantie wil opnemen. Tijdens het dienstverband kan een werknemer geen afstand doen van zijn aanspraak op vakantie tegen betaling van een schadevergoeding (artikel 7:640 BW).
Er is geen overeenkomst tot stand gekomen op 29 april 2020. Corendon heeft eenzijdig de beslissing genomen om [eiseres] met onmiddellijke ingang op non-actief te stellen en om in ruil daarvoor haar vakantiedagen en overuren niet uit te betalen. [eiseres] heeft de Brief slechts voor ontvangst getekend.
Voor zover wel een overeenkomst tot stand is gekomen, heeft [eiseres] deze vernietigd bij e-mail van 1 mei 2020.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
Corendon betwist de vordering en voert daartoe – samengevat – als volgt aan.
Tussen partijen is op 29 april 2020 een overeenkomst tot stand gekomen op grond waarvan met instemming van [eiseres], haar vakantie is vastgesteld (ex artikel 7:638 BW). [eiseres] kan, zonder de instemming van Corendon, niet op de vastgestelde vakantie terugkomen of haar instemming herroepen. Voor zover [eiseres] de vastgestelde vakantie wilde intrekken, had Corendon zwaarwichtige redenen om dat verzoek af te wijzen.
Het is onduidelijk op grond waarvan de overeenkomst vernietigd zou zijn. [eiseres] heeft geen beroep gedaan op een wilsgebrek. Daarbij is in de procedure ook geen vernietiging gevorderd. Als de overeenkomst al vernietigd zou zijn, is daarmee ook de vrijstelling van werk vervallen. [eiseres] heeft echter niet aangeboden haar werkzaamheden te hervatten of zich beschikbaar gehouden om werk te verrichten. Zij heeft juist vastgehouden aan de vrijstelling. Het recht op loon zou hiermee zijn komen te vervallen. De vernietiging is ook in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Het verzoek getuigt niet van goed werknemerschap.
4.2.
Corendon vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter [eiseres] veroordeelt tot het, binnen drie dagen na betekening van het vonnis, inleveren van de aan [eiseres] door Corendon ter beschikking gestelde mobiele telefoon, laptop en iPad, op straffe van een dwangsom. Hieraan legt Corendon ten grondslag dat [eiseres] geen opeisbare vordering op Corendon heeft, zodat [eiseres] het retentierecht onrechtmatig uitoefent. Voor zover geoordeeld wordt dat [eiseres] wel een opeisbare vordering op Corendon heeft, zal Corendon overgaan tot voldoening daarvan, zodat het retentierecht vervalt.
4.3.
[eiseres] betwist de tegenvordering en stelt dat zij bevoegd is tot het uitoefenen van het retentierecht, omdat zij een opeisbare vordering op Corendon heeft.
Het is volgens [eiseres] overigens ook niet nodig om de tegenvordering toe te wijzen, of aan de eventuele veroordeling een dwangsom te verbinden. [eiseres] zal de spullen na ontvangst van het door haar gevorderde aan Corendon teruggeven.

5.De beoordeling

de vordering
5.1.
Allereerst ligt de vraag voor of tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen op 29 april 2020. De kantonrechter is met Corendon van oordeel dat dit het geval is. Daartoe wordt als volgt overwogen.
5.2.
Vast staat dat Corendon tijdens het gesprek op 29 april 2020 aan [eiseres] heeft mede- gedeeld dat haar arbeidsovereenkomst niet werd verlengd en dat [eiseres] na overdracht van haar werkzaamheden werd vrijgesteld van werk tot het einde van de arbeidsovereenkomst, waarbij de resterende vakantie- en gemaakte overuren zouden zijn afgebouwd. Ter zitting heeft [eiseres] verklaard dat zij tijdens het gesprek begreep wat Corendon hiermee bedoelde en dat zij ook begreep dat zij hiermee instemde door de Brief te ondertekenen. Hieruit volgt dat een overeenkomst tot stand is gekomen. Immers is sprake geweest van een aanbod van Corendon en een aanvaarding daarvan door [eiseres] (artikel 6:217 lid 1 BW).
5.3.
Dat [eiseres] zich later pas heeft gerealiseerd waarvoor zij precies had getekend en wat de consequenties daarvan waren, zoals [eiseres] stelt, doet aan de totstandkoming van de overeenkomst niet af. Daarbij komt dat ook uit de bewoordingen van [eiseres] zelf na 29 april 2020 blijkt dat zij er vanuit ging dat tussen partijen een overeenkomst was gesloten. Zo spreekt zij in haar e-mails van na het gesprek onder meer over ‘
afspraken’ en ‘
mijn goedkeuring’. Dat [eiseres] niet het ‘
juridische begrip overeenkomst’ heeft genoemd, zoals haar gemachtigde stelt, doet daaraan niet af. Niet alleen een aanbod, maar ook een aanvaarding, kan in beginsel in iedere vorm geschieden. Met het ondertekenen van de Brief, waarbij [eiseres] – zoals zij zelf ter zitting heeft verklaard – begreep dat zij hiermee instemde met de inhoud van de Brief – is sprake geweest van aanvaarding van het aanbod.
5.4.
[eiseres] stelt zich verder op het standpunt dat zij de overeenkomst met haar e-mail van 1 mei 2020 heeft vernietigd. Corendon betwist dat. De kantonrechter overweegt hieromtrent als volgt.
5.5.
Uit artikel 3:49 BW volgt dat een vernietigbare rechtshandeling kan worden vernietigd door een buitengerechtelijke verklaring of door een rechterlijke uitspraak. De kantonrechter is, in tegenstelling tot Corendon, van oordeel dat de e-mail van [eiseres] van 1 mei 2020 kan worden aangemerkt als een buitengerechtelijke verklaring tot (partiële) vernietiging van de op 29 april 2020 gesloten overeenkomst. Dat [eiseres] niet uitdrukkelijk benoemt dat zij de overeenkomst vernietigt, maar schrijft dat zij haar goedkeuring herroept, is, anders dan Corendon aanvoert, niet van belang. Aan een vernietigingshandeling worden niet te hoge juridische eisen gesteld. Uit de e-mail van 1 mei 2020 kan worden afgeleid dat [eiseres] hiermee heeft bedoeld de overeenkomst te vernietigen. De vraag is echter of [eiseres] de overeenkomst kon vernietigen.
5.6.
Een overeenkomst kan vernietigd worden indien deze tot stand is gekomen onder invloed van een wilsgebrek. Ter zitting is namens [eiseres] gesteld dat zij de overeenkomst buitengerechtelijk heeft vernietigd wegens bedrog (artikel 3:44 lid 3 BW), misbruik van omstandigheden (artikel 3:44 lid 4 BW) en/of dwaling (artikel 6:228 lid 2 BW). Corendon betwist dat van wilsgebreken sprake is.
5.7.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] onvoldoende heeft aangevoerd om tot de conclusie te kunnen komen dat de overeenkomst is gesloten onder invloed van een of meer wilsgebreken. [eiseres] heeft niet duidelijk gemaakt waarover zij nu precies meent te hebben gedwaald. [eiseres] heeft onvoldoende toegelicht in welk opzicht of in hoeverre zij een onjuiste voorstelling van zaken had ten aanzien van de afspraak over de vrijstelling van werkzaamheden tot het einde van de arbeidsovereenkomst, waarbij haar niet genoten vakantie- en de door haar gemaakte overuren werden afgebouwd.
5.8.
Voor zover [eiseres] heeft gesteld dat sprake is van dwaling omdat Corendon tekort zou zijn geschoten in het geven van inlichtingen omtrent hetgeen waarmee zij werd verzocht in te stemmen, volgt de kantonrechter dat niet. Niet in geschil is dat op 29 april 2020 een rustig gesprek heeft plaatsgevonden tussen partijen, waarbij de inhoud van de Brief met [eiseres] is besproken en [eiseres] in de gelegenheid is gesteld de Brief in alle rust door te lezen en te ondertekenen. Als niet weersproken neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat [eiseres] tijdens het gesprek niet dermate emotioneel was dat zij daardoor niet kon begrijpen waarmee zij instemde. Sterker nog. [eiseres] heeft ter zitting verklaard dat zij begreep waarvoor zij tekende. Dat Corendon, zoals [eiseres] stelt, haar erop had moeten wijzen dat zij niet verplicht was om in te stemmen met het voorstel, volgt de kantonrechter niet. Niet gesteld of gebleken is dat [eiseres] er tijdens het gesprek blijk van heeft gegeven het niet eens te zijn met het voorstel.
5.9.
De kantonrechter is van oordeel dat Corendon [eiseres] voldoende duidelijk over het (niet als ingewikkeld aan te merken) voorstel heeft geïnformeerd. Daarbij komt dat onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat [eiseres], bij een (volgens haar gegeven) juiste voorstelling van zaken, de overeenkomst niet zou hebben gesloten. Van wilsgebreken aan de kant van [eiseres] is aldus naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake, zodat zij de overeenkomst niet kon vernietigen.
5.10.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] tot veroordeling van Corendon tot betaling van de vakantie- en overuren zal afwijzen. Gelet daarop zal ook de vordering van [eiseres] tot veroordeling van Corendon in de buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres], omdat zij ongelijk krijgt. Daarbij wordt [eiseres] ook veroordeeld tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Corendon worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
de tegenvordering
5.12.
Gezien het voorgaande heeft [eiseres] geen opeisbare vordering op Corendon. Dat betekent dat [eiseres] het retentierecht, waarop zij en beroep heeft gedaan, niet kan uitoefenen. De tegenvordering van Corendon zal dan ook worden toegewezen. Aan dit gebod zal een dwangsom als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing worden verbonden als hierna onder de beslissing te melden.
5.13.
Voor zover [eiseres] heeft gesteld dat het niet nodig is om de tegenvordering toe te wijzen, of aan de veroordeling een dwangsom te verbinden, volgt de kantonrechter dat standpunt niet. [eiseres] stelt immers dat zij de spullen waarvan Corendon teruggave vordert, na ontvangst van het door haar gevorderde aan Corendon zal teruggeven. Omdat de vordering van [eiseres] wordt afgewezen en er verder geen aanwijzingen zijn dat [eiseres] vrijwillig aan deze veroordeling zal voldoen, heeft Corendon belang bij toewijzing van haar tegenvordering, met daaraan verbonden een dwangsom.
5.14.
De conclusie is dat de kantonrechter de tegenvordering van Corendon zal toewijzen.
5.15.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres], omdat zij ongelijk krijgt. Daarbij wordt [eiseres] ook veroordeeld tot betaling van € 37,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Corendon worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Corendon worden vastgesteld op een bedrag van € 498,00 aan salaris van de gemachtigde van Corendon, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van € 124,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Corendon worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
de tegenvordering
6.5.
veroordeelt [eiseres] tot het, binnen drie dagen na betekening van het vonnis, bij Corendon inleveren van de aan haar door Corendon ter beschikking gestelde mobiele telefoon (Samsung Galaxy S9), laptop (Dell) en iPad, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag of een gedeelte daarvan dat [eiseres] in gebreke blijft aan de veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt;
6.6.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van Corendon tot en met vandaag vaststelt op € 150,00 aan salaris van de gemachtigde van Corendon, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.7.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van € 37,50 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door Corendon worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
6.8.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter