In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad. De eiser had een vergunning aangevraagd voor het wijzigen van het gebruik van een perceel van bedrijfsdoeleinden naar wonen. Het college van burgemeester en wethouders weigerde deze vergunning, met als argument dat het perceel ligt op en naast het tracé van een voorkeursalternatief voor de verbinding A8-A9, wat in strijd is met het bestemmingsplan. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de weigering van de vergunning rechtmatig was. De rechtbank overwoog dat de verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten geen vergunning te verlenen, omdat de realisatie van een woning op deze locatie de toekomstige ontwikkeling van de verbindingsweg zou belemmeren. Eiser voerde aan dat de plannen voor de verbindingsweg onzeker zijn en dat hij belang heeft bij het bouwen van een woning, maar de rechtbank oordeelde dat de belangen van de toekomstige ontwikkeling zwaarder wegen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.