7.3.Oordeel van de rechtbank
[aangeefster 1]
De benadeelde partij [aangeefster 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 38.391,97 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 20.891,97 materiële schade en € 17.500,- immateriële schade.
Materiële schade
De door de benadeelde partij gestelde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- studievertraging ad € 20.450,00
- reis- en parkeerkosten ad € 441,97
De benadeelde partij heeft de vordering tot vergoeding van de materiële schade onderbouwd met stukken. Daartegenover staat dat de raadsman van de verdachte de vordering van de benadeelde partij slechts in algemene bewoordingen heeft betwist.
Ten aanzien van de post studievertraging heeft de benadeelde partij onder andere een verklaring studievertraging van de Hoge School van Amsterdam overgelegd, waaruit een causaal verband tussen haar persoonlijke omstandigheden en de studievertraging volgt. Ook uit het verhandelde ter terechtzitting, waaronder de toelichting op de vordering tot schadevergoeding, blijkt dat de schooltijd en het leven van [aangeefster 1] door het seksueel misbruik ontwricht is (geweest). Aannemelijk is dat het misbruik ertoe heeft geleid dat zij thans achterloopt in haar schoolloopbaan in vergelijking met haar leeftijdsgenoten.
Ten aanzien van de post reis-en parkeerkosten is aannemelijk geworden dat de benadeelde partij kosten heeft moeten maken voor bezoeken aan de politie, de rechtbank, haar advocaat, en aan Kenter Jeugdhulp. Uit de vordering benadeelde partij volgen de gehanteerde kilometervergoeding en standaard parkeerkosten.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezenverklaarde feit en acht een bedrag van € 20.891,97 aan materiële schade ten behoeve van [aangeefster 1] toewijsbaar. Dit bedrag wordt - gelet op het feit dat het moment van het ontstaan van de schade per post verschillend is - vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de datum van dit vonnis, te weten vanaf 11 februari 2021, tot aan de dag der algehele voldoening.
Immateriële schade
Ten aanzien van de immateriële schade is aangevoerd dat de benadeelde partij [aangeefster 1] door het bewezen verklaarde psychische schade heeft opgelopen in de vorm van een posttraumatische stress stoornis (PTSS), vastgesteld door vastgesteld door Kenter Jeugdhulp.
Nu PTSS een in de psychologie erkend ziektebeeld is, stelt de rechtbank vast dat aan de benadeelde partij geestelijk letsel is toegebracht. De benadeelde partij heeft recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien een ernstige inbreuk is gepleegd op haar lichamelijke integriteit. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden, met name de aard van de inbreuken, haar jeugdige leeftijd ten tijde van de inbreuken, de impact die de inbreuken op haar psychisch welbevinden hebben gehad en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op
€ 8.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 november 2005 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd:
ontucht] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen.
[aangeefster 2]
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van € 38.937,37
ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde schade bestaat uit € 21.437,37 materiële schade en € 17.500,-immateriële schade.
Materiële schade
De door de benadeelde partij gestelde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- studievertraging ad € 20.875,-
- eigen risico therapiekosten ad € 385,-
- reis-en parkeerkosten ad €177,37
De benadeelde partij heeft de vordering tot vergoeding van de materiële schade onderbouwd met stukken. Daartegenover staat dat de raadsman van de verdachte de vordering van de benadeelde partij slechts in algemene bewoordingen heeft betwist.
Ten aanzien van de post studievertraging heeft zij onder andere een schriftelijk bescheid van een docent van de opleiding Bewegingstechnologie van de Haagse Hogeschool bijgevoegd, waaruit een causaal verband tussen haar persoonlijke omstandigheden en de studievertraging volgt. Ook uit het verhandelde ter terechtzitting, waaronder de toelichting op de vordering tot schadevergoeding blijkt dat de schooltijd en het leven van [aangeefster 2] door het seksueel misbruik ontwricht is (geweest). Aannemelijk is dat het misbruik ertoe heeft geleid dat zij thans achterloopt in haar schoolloopbaan in vergelijking met haar leeftijdsgenoten.
Ten aanzien van de schadepost eigen risico therapiekosten is een overzicht zorgkosten van 2019 aan de vordering gehecht. Daarin staat het bedrag aan eigen risico vermeld, dat overeenkomt met de gevorderde schade.
Ten aanzien van de post reis- en parkeerkosten is aannemelijk geworden dat de benadeelde partij kosten heeft moeten maken voor bezoeken aan de politie, haar advocaat, het Openbaar Ministerie en haar psycholoog bij Amici Zorgt. Uit de vordering benadeelde partij volgen de gehanteerde kilometervergoeding en standaard parkeerkosten.
Uit de pleitnotitie die door de raadsvrouw van de benadeelde partij ter terechtzitting is overgelegd blijkt dat een deel van de reis- en parkeerkosten, te weten een bedrag van € 40,49 door benadeelde partij [aangeefster 2] en haar zus [aangeefster 1] (benadeelde partij 1) samen zijn gemaakt. Nu de rechtbank vergoeding van voornoemd bedrag reeds heeft toegewezen aan benadeelde partij [aangeefster 1] , zal de rechtbank dit bedrag in mindering brengen op het totaalbedrag aan schadevergoeding dat aan benadeelde partij [aangeefster 2] wordt toegekend.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezenverklaarde feit en acht een bedrag van € 21.396,88 (€ 21.437,37 - € 40,49) aan materiële schade ten behoeve van [aangeefster 1] toewijsbaar. Dit bedrag wordt - gelet op het feit dat het moment van het ontstaan van de schade per post verschillend is - vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de datum van dit vonnis, te weten vanaf 11 februari 2021, tot aan de dag der algehele voldoening.
Immateriële schade
Ten aanzien van de immateriële schade is aangevoerd dat de benadeelde partij [aangeefster 2] door het bewezen verklaarde psychische schade heeft opgelopen in de vorm van een andere gespecificeerde trauma- of stressorgerelateerde stoornis, vastgesteld door Amici Zorgt.
Nu dit een in de psychologie erkend ziektebeeld is, stelt de rechtbank vast dat aan de benadeelde partij geestelijk letsel is toegebracht. De benadeelde partij heeft recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien een ernstige inbreuk is gepleegd op haar lichamelijke integriteit. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden, met name de aard van de inbreuken, haar jeugdige leeftijd ten tijde van de inbreuken, de impact die de inbreuken op haar psychisch welbevinden hebben gehad en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op
€ 5.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 december 2005 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd:
ontucht] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.