ECLI:NL:RBNHO:2021:12022

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
C/15/322808 / JU RK 21-2221
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.M. de Wolf MSM
  • S.J. den Otter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling in het kader van een ondertoezichtstelling met betrekking tot de veiligheid van de minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 15 december 2021 uitspraak gedaan over de wijziging van de zorgregeling voor een minderjarige, die onder toezicht is gesteld. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de omgangsmomenten tussen de minderjarige en de vader moeten worden stopgezet om de veiligheid van de minderjarige te waarborgen. Dit besluit volgde op ernstige zorgen die naar voren waren gekomen over de veiligheid van de minderjarige bij de vader, waaronder beschuldigingen van fysiek geweld en onveilige situaties. De gecertificeerde instelling, William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, had verzocht om de zorgregeling te wijzigen, na signalen van de minderjarige over geweld en onveilige situaties. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende duidelijkheid was over de situatie en dat de omgang met de vader moest worden stopgezet voor de duur van vier weken, tot 13 januari 2022, waarna de GI zal onderzoeken hoe de zorgregeling kan worden hervat. De kinderrechter heeft de eerdere beschikking van 2 december 2021, waarin de omgang al was opgeschort, gehandhaafd. De moeder en de vader zijn als belanghebbenden gehoord, waarbij de moeder de zorgen van de minderjarige erkende, terwijl de vader ontkende dat hij geweld gebruikte. De kinderrechter heeft benadrukt dat de veiligheid van de minderjarige voorop staat en dat er nader onderzoek nodig is naar de situatie.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie en Jeugd
Zittingsplaats: Haarlem
Zaakgegevens : C/15/322808 / JU RK 21-2221
datum uitspraak: 15 december 2021
beschikking wijzigen zorgregeling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen de GI,
gevestigd te Amsterdam,
betreffende
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader], hierna te noemen de vader,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. P.J. van de Pol, kantoorhoudende te Haarlem.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 1 december 2021, ingekomen bij de griffie op 2 december 2021;
- het e-mailbericht met bijlagen van de advocaat van de vader van 13 december 2021.
1.2.
Op 15 december 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Hierbij zijn verschenen en gehoord:
- de moeder,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- namens de GI, [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] .

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van 25 januari 2021 is [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 25 januari 2022.
2.3.
Bij beschikking van de kinderrechter van 6 juli 2021 is een zorgregeling vastgesteld tussen [de minderjarige] en de vader, die thans inhoudt dat [de minderjarige] eenmaal in de veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school bij de vader verblijft. In dat kader verbleef [de minderjarige] , tot de in 2.5. genoemde spoedbeschikking, feitelijk bij de vader eenmaal in de veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot zondagmiddag.
2.4.
De GI heeft – samengevat – verzocht om bij spoedbeschikking het eerstvolgende omgangsmoment van 3 december 2021 en de daarop volgende omgangsmomenten stop te zetten voor de duur van zes weken, waarna hervatting en invulling daarvan wordt overgelaten aan de GI.
2.5.
Bij spoedbeschikking van 2 december 2021 heeft de kinderrechter de zorgregeling tussen [de minderjarige] en de vader opgeschort voor de duur van twee weken, waarbij iedere verdere beslissing is aangehouden en is bepaald dat de verzoeker en de belanghebbenden zullen worden gehoord ter zitting van 15 december 2021.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht om de spoedbeschikking van 2 december 2021 te handhaven en het aangehouden deel van haar verzoek, zoals is samengevat in 2.4., toe te wijzen.
3.2.
De GI heeft het verzoek als volgt onderbouwd.
[de minderjarige] heeft in zijn jonge leven al veel meegemaakt. Zo is hij meermaals blootgesteld aan spanningen, ruzies, geweld en het verbreken van relaties tussen de ouders en hun partners. Voor onderzoek naar (mogelijk) pré-verbaal trauma, is [de minderjarige] aangemeld bij het KJTC. Dit traject bevindt zich in de intakefase; de GZ-psycholoog heeft [de minderjarige] twee keer alleen gesproken.
Op 30 november 2021 heeft de GZ-psycholoog contact met de GI opgenomen, omdat zij zich ernstige zorgen maakt over [de minderjarige] . In het gesprek met [de minderjarige] heeft hij gezegd dat de vader hem wel eens met de platte hand op zijn wang slaat als hij geen controle heeft over de twee kinderen. Ook heeft [de minderjarige] verteld dat de partner van de moeder hem wel eens slaat. Daarnaast heeft hij aangegeven dat hij bij de vader thuis series en films kijkt die niet voor zijn leeftijd bestemd zijn en hij hier bang voor is.
Op 30 november 2021 heeft school eveneens zorgen bij de GI geuit over [de minderjarige] , namelijk dat hij kinderen omkoopt met Pokemonkaarten, manipulatief is, aan andere kinderen vraagt om hun geslachtsdeel te laten zien, veel liegt en niet op de wc plast maar bijvoorbeeld in verfpotjes, buiten of in plantenbakken.
[de minderjarige] heeft op 1 december 2021 aan de GI verteld dat de vader hem slaat in de weekenden dat [de minderjarige] bij hem is. Hij weet in een rollenspel precies te vertellen waar en op welke manier hij geslagen wordt, namelijk soms achter en soms bovenop zijn hoofd. [de minderjarige] vindt dit vervelend, aangezien hij het vaak niet ziet aankomen. Het jongere broertje van [de minderjarige] is hierbij aanwezig.
Op basis van deze zorgen heeft de GI de ouders op 1 december 2021 uitgenodigd voor een gesprek. De vader ontkent de zorgen, beweert dat hij [de minderjarige] niet slaat en niet gelooft dat [de minderjarige] dit heeft gezegd. De GI heeft voorgesteld om, gezien de huidige spanningsvolle en onveilige situatie, de omgang op vrijdag 3 december 2021 niet door te laten gaan. De vader stond hier niet achter, zei [de minderjarige] hoe dan ook die dag van school op te halen en liep boos het gesprek uit. Hieruit blijkt nadrukkelijk dat de vader geen medewerking wil verlenen aan een gezamenlijke oplossing. De moeder (h)erkent de zorgen en gaf aan dat [de minderjarige] al vaker bij haar heeft aangegeven dat de vader hem slaat. Zij had er geen goed gevoel bij om [de minderjarige] in het weekend van 3 december 2021 naar de vader te laten gaan en wilde hoe dan ook dat zijn veiligheid gewaarborgd werd.
De GI is van mening dat de huidige zorgregeling grote onveiligheid oplevert voor [de minderjarige] en verzoekt derhalve een directe wijziging/stopzetting van de zorgregeling.
3.3.
Ter zitting heeft de GI naar voren gebracht dat de omgang vanwege de ernstige zorgen per direct moest worden stopgezet. Verder heeft de GI aangegeven dat tot op heden niet duidelijk is wat er precies is gebeurd, terwijl de veiligheid van [de minderjarige] moet worden gewaarborgd. Aangezien de huidige ondertoezichtstelling tot 25 januari 2022 loopt, heeft de GI verzocht de omgang stop te zetten voor de totale duur van zes weken. Een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling is inmiddels bij de rechtbank ingediend, aldus de GI. De komende periode wil de GI onderzoeken wat er precies is gebeurd en welke stappen moeten worden ondernomen; hiervoor is tijd nodig. Vervolgens wil de GI begeleide bezoeken gaan opstarten. De GI wil niet eerder starten met begeleide bezoeken, omdat [de minderjarige] aangeeft dat hij niet naar zijn vader wil en de GI vindt dat dit serieus moet worden genomen.

4.Het standpunt van belanghebbenden

4.1.
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij niet weet of het waar is wat [de minderjarige] heeft verteld over het slaan door de vader. Enerzijds zegt [de minderjarige] niet zomaar dat de vader hem slaat en dat hij niet meer naar de vader toe wil. Anderzijds denkt de moeder dat [de minderjarige] niet de waarheid spreekt, aangezien hij de vader in de armen vliegt als hij hem ziet. Daarnaast heeft [de minderjarige] ook wel eens tegen de moeder gezegd dat hij van plan was om te zeggen dat de vader hem slaat, zodat hij niet naar hem toe hoeft. De moeder maakt zich zorgen en weet niet meer wat zij moet doen. Zij heeft al vaker aangegeven dat [de minderjarige] niet bij de vader moet zijn als zijn broertje er ook is, aangezien [de minderjarige] de volle aandacht van de vader nodig heeft. De moeder wil graag weten wat er is gebeurd en waar de uitingen van [de minderjarige] vandaan komen. Of het nou waar is of niet, het is al erg genoeg dat [de minderjarige] zulke dingen zegt, aldus de moeder.
4.2.
Door en namens de vader is ter zitting aangegeven dat hij streng is voor zijn kinderen, maar dat hij ze nooit zou slaan. Indien dit wel het geval zou zijn en de moeder dit eerder heeft aangegeven, vraagt de vader zich af waarom de GI niet eerder heeft ingegrepen. De vader snapt dat dergelijke uitlatingen van [de minderjarige] serieus moeten worden genomen, maar het stopzetten van de omgang in deze periode met de feestdagen is niet in het belang van [de minderjarige] , aldus de vader. De GI mag alle onderzoeken uitvoeren, maar de vader wil [de minderjarige] wel blijven zien. De vader wil verder opmerken dat er dingen in het verzoekschrift staan die niet kloppen, zoals dat de vader met [de minderjarige] Squid Game zou kijken. De vader heeft het idee dat [de minderjarige] dingen zegt om aandacht te krijgen, met als gevolg dat de omgang met de vader wordt stopgezet en deze dus aan het kortste eind trekt. De GI had andere stappen moeten ondernemen dan het volledig stopzetten van de omgang. Zo was het beter geweest als [de minderjarige] de ene dag bij de vader zou zijn en het broertje van [de minderjarige] de andere dag.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:265g lid 1 BW kan de kinderrechter op verzoek van de GI voor de duur van de ondertoezichtstelling onder meer een zorgregeling vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. De kinderrechter kan op grond van het tweede lid van artikel 1:265g BW de hiervoor genoemde beslissing wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is het volgende gebleken. Op verzoek van de GI heeft de kinderrechter op 2 december 2021 met spoed de omgang tussen [de minderjarige] en de vader stopgezet, wegens ernstige zorgen over de veiligheid van [de minderjarige] bij de vader. [de minderjarige] heeft namelijk bij de GZ-psycholoog en de GI aangegeven dat hij wel eens – in aanwezigheid van zijn jongere broertje – door de vader wordt geslagen. De moeder heeft aangegeven dat [de minderjarige] dit ook wel eens tegen haar heeft gezegd, maar dat zij eraan twijfelt of dit de waarheid is. [de minderjarige] heeft aangegeven dat hij niet meer naar de vader toe wil. Ondanks dat de vader ontkent dat hij [de minderjarige] slaat en denkt dat het eerder een schreeuw om aandacht is, is het momenteel onduidelijk wat er daadwerkelijk is gebeurd en wat de reden is dat [de minderjarige] niet meer naar de vader toe wil. Daarnaast heeft [de minderjarige] aangegeven dat hij bij de vader series en films moet kijken waar hij bang van wordt. De vader heeft dit ontkend. [de minderjarige] heeft daarnaast gezegd dat de partner van de moeder hem slaat. Ook de school van [de minderjarige] heeft zorgen over hem geuit. [de minderjarige] koopt kinderen om met Pokemonkaarten, is manipulatief, vraagt aan kinderen hun geslachtsdeel te tonen en plast op niet daarvoor bestemde plekken, aldus de school.
Deze feiten en omstandigheden zijn naar het oordeel van de kinderrechter zorgelijk en moeten nader worden uitgezocht.
De kinderrechter onderschrijft de visie van de GI dat, zolang er geen duidelijkheid bestaat over wat er precies in de thuissituatie bij de vader is gebeurd en waar de uitlatingen en het gedrag van [de minderjarige] vandaan komen, de omgang met de vader moet worden stopgezet om de veiligheid van [de minderjarige] te waarborgen.
5.3.
In hetgeen uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting naar voren is gekomen, heeft de kinderrechter geen aanleiding gevonden om het in voormelde beschikking van 2 december 2021 geformuleerde oordeel te wijzigen. Die beschikking dient derhalve te worden gehandhaafd.
5.4.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de bij beschikking van 6 juli 2021 vastgestelde zorgregeling dient te worden gewijzigd, in die zin dat de omgangsmomenten tussen [de minderjarige] en de vader worden stopgezet voor de aangehouden duur van vier weken, te weten tot 13 januari 2022. De komende vier weken dient de GI uit te zoeken wat er bij de vader thuis daadwerkelijk is gebeurd, waar het gedrag en de uitlatingen van [de minderjarige] vandaan komen en welke stappen gezet moeten worden. Vervolgens dient de GI te bekijken in hoeverre de zorgregeling (al dan niet begeleid) kan worden hervat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
wijzigt de bij beschikking van 6 juli 2021 vastgestelde zorgregeling, in die zin dat de omgangsmomenten tussen [de minderjarige] en de vader worden stopgezet voor de duur van vier weken, te weten tot 13 januari 2022, waarna – tot 25 januari 2022 – hervatting en invulling daarvan in het belang van [de minderjarige] wordt overgelaten aan de GI.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.M. de Wolf MSM, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.J. den Otter als griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld en ondertekend op 20 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam