ECLI:NL:RBNHO:2021:12000

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
6928832 \ CV EXPL 18-4140
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben een groep passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Easyjet Airline Company Limited wegens compensatie na de annulering van hun vlucht van Berlijn naar Amsterdam op 1 oktober 2017. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annulering van vluchten. De luchtvaartmaatschappij betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een storing bij de luchtverkeersleiding die leidde tot vertragingen van voorgaande vluchten. De kantonrechter oordeelde dat de luchtvaartmaatschappij niet voldoende had aangetoond dat de annulering uitsluitend het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden. De rechter stelde vast dat de passagiers recht hadden op compensatie, omdat de annulering niet kon worden gerechtvaardigd door de wettelijke werktijden van de bemanning, die als een normaal bedrijfsrisico wordt beschouwd. De vordering tot betaling van compensatie werd toegewezen, evenals de vergoeding van gemaakte kosten door de passagiers. De luchtvaartmaatschappij werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 6.836,64, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6928832 \ CV EXPL 18-4140
Uitspraakdatum: 22 december 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2. [passagier sub 2]wonende te [woonplaats]
3. [passagier sub 3]wonende te [woonplaats]
4. [passagier sub 4]wonende te [woonplaats]
5. [passagier sub 5]wonende te [woonplaats]

6. [passagier sub 6] ,

7. [passagier sub 7]

8. [passagier sub 8]

allen wonende te [woonplaats]
9. [passagier sub 9]wonende te [woonplaats]
10. [passagier sub 10]wonende te [woonplaats]
11. [passagier sub 11]wonende te [woonplaats]
12. [passagier sub 12]wonende te [woonplaats]
13. [passagier sub 13]wonende te [woonplaats]
14. [passagier sub 14]wonende te [woonplaats]
15. [passagier sub 15]wonende te [woonplaats]

16. [passagier sub 16]

17. [passagier sub 17]

18. [passagier sub 18]

allen wonende te [woonplaats]

19. [passagier sub 19]

20. [passagier sub 20]

beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff en mr. M.J.R. Hannink (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Private limited company (Verenigd Koninkrijk) Easyjet Airline Company Limited
gevestigd te Cardiff (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. B. Koolhaas

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 21 februari 2018 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Schoenefeld Airport, Berlijn (Duitsland) naar Amsterdam-Schiphol Airport, met vluchtnummer EZY4567, op 1 oktober 2017.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie (en additionele kosten) van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde annulering.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 6.018,76, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 oktober 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf datum van betekening tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 847,00 dan wel € 817,88 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.
3.3.
Op grond van artikel 5 en/of artikel 6 in samenhang met artikel 8 en 9 van de Verordening, subsidiair op grond van artikel 19 van het verdrag van Montreal vorderen passagiers sub 6 tot en met sub 12 voorts vergoeding van gemaakte kosten ter hoogte van € 634,28 en passagiers sub 19 en sub 20 een bedrag van € 384,48.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Hij voert aan dat de vlucht is geannuleerd vanwege de vertraagde uitvoering van de twee voorafgaande vluchten. Vlucht EZY4565 is met een vertraging van 49 minuten te Schiphol aangekomen door het uitvallen van het Karlsruhe Upper Area Control Centre (UAC), de instantie die het luchtverkeer boven bepaalde delen van Duitsland regelt, waaronder Berlijn. De storing heeft ervoor gezorgd dat vanaf 13:40 uur UTC voor de gehele Karlsruhe UAC geen vluchten konden worden uitgevoerd. Pas na 15:06 uur UTC werden de beperkingen langzaam opgeheven. Deze vertraging is tijdens de uitvoering van de daarop volgende vlucht EZY4566 teruggebracht naar 48 minuten. De onderhavige vlucht, EZY4567, kon hierna echter niet meer worden uitgevoerd, omdat de bemanning anders haar wettelijke tijdslimiet zou overschrijden. Er was geen reservebemanning die de vlucht kon uitvoeren, waardoor de vervoerder genoodzaakt was de vlucht te annuleren. De directe oorzaak van de annulering is dan ook het uitvallen van de Karlsruhe UAC. De vervoerder heeft geen invloed gehad op de storing die grote delen van het luchtverkeer boven Duitsland heeft ontregeld. Dit betreft dan ook een buitengewone omstandigheid. De vervoerder kon deze buitengewone omstandigheden ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen, zodat de vervoerder niet gehouden is compensatie aan de passagiers te betalen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de vlucht van de passagiers is geannuleerd, zodat in beginsel een compensatieplicht geldt voor de vervoerder. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden (artikel 5 lid 3 van de Verordening). Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008, dient een luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval aan te tonen, dat zij de buitengewone omstandigheden, die tot de langdurige vertraging van de vlucht leidden, zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personele middelen kennelijk niet had kunnen vermijden, behoudens als zij op het relevante tijdstip uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming onaanvaardbare offers had gebracht.
5.3.
De vervoerder doet een beroep op doorwerking van buitengewone omstandigheden. De vraag die in dit geval voorligt, is of de vervoerder met de door hem overgelegde producties en zijn toelichting daarop heeft aangetoond dat de annulering van de vlucht in kwestie het gevolg is geweest van de doorwerking van buitengewone omstandigheden.
5.4.
Vast staat in elk geval dat de vlucht zou worden uitgevoerd met hetzelfde toestel dat daaraan voorafgaand eerst nog vlucht EZY4565 van Schoenefeld Airport naar Schiphol zou uitvoeren en aansluitend vlucht EZY4566 terug van Schiphol naar Schoenefeld Airport. Uit de door de vervoerder overgelegde ‘Actual flight info’ van de vlucht EZY4566, valt op te maken dat het toestel uiteindelijk met 48 minuten vertraging op Schoenefeld Airport aankwam. Deze vertraging bij aankomst was veroorzaakt doordat het toestel met in totaal 50 minuten vertraging was vertrokken vanaf Schiphol. Deze vertraging van 50 minuten had blijkens de ‘Actual flight info’ twee oorzaken, te weten code 93 (‘late arrival of aircraft from another flight’) voor de duur van 49 minuten en code 89 voor de duur van één minuut. Anders gezegd, (vrijwel) de gehele vertraging van vlucht EZY4566 bij binnenkomst werd veroorzaakt door de late aankomst van een andere vlucht, namelijk vlucht EZY4565. Ter onderbouwing van de vertraging van die vlucht heeft de vervoerder ook de ‘Actual flight info’ van vlucht EZY4565 overgelegd. Hieruit volgt dat het toestel vanwege code 81 met 37 minuten vertraging is vertrokken en uiteindelijk met een vertraging van 49 minuten op de eindbestemming Schiphol is aangekomen. Bij de delay remarks staat “ATC EN ROUTE GERMAN AIRSPACE REG EQUIPMENT FAILURE#”. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder hiermee voldoende heeft onderbouwd dat vlucht EZY4565 vanwege de storing van de Karlsruhe UAC met een vertraging van 37 minuten is vertrokken. Dit deel van de vertraging is in zoverre dan ook te wijten aan een buitengewone omstandigheid. Maar het toestel had, zoals gezegd, bij aankomst niet 37 minuten, maar 49 minuten vertraging. De vervoerder heeft echter nagelaten te onderbouwen waarom de vertraging van vlucht EZY4565 met nog eens 12 minuten is opgelopen. Zodoende kan niet zonder meer worden vastgesteld dat de vertraging van vlucht EZY4565 geheel te wijten is aan buitengewone omstandigheden, zodat evenmin zonder meer kan worden vastgesteld dat de annulering van de vlucht het gevolg is geweest van de doorwerking van de buitengewone omstandigheden die tot de vertraging van vlucht EZY 4565 heeft geleid.
5.5.
De passagiers stellen zich daarnaast op het standpunt dat de vlucht niet is geannuleerd vanwege de ‘restrictie’ maar omdat de crew uit de uren is gelopen, hetgeen inherent is aan het voeren van een luchtvaartonderneming. De mogelijke overschrijding van de maximaal te werken uren door het personeel, alsmede het tijdig aanwezig zijn van een nieuwe crew behoort dan ook tot de normale bedrijfsrisico’s voor de luchtvaartmaatschappij, aldus de passagiers.
5.6.
Niet uitgesloten is dat de omstandigheid dat de bemanning van een vlucht vanwege de wettelijke werktijden niet in staat is om een vlucht uit te voeren, terwijl er ook geen stand-by crew beschikbaar is, in samenhang met andere omstandigheden, een buitengewone omstandigheid kan opleveren. Gelet op de beperkte vertraging die is ontstaan tijdens de uitvoering van de twee voorafgaande vluchten, valt echter niet (zonder meer) in te zien dat deze overschrijding in dit geval als een buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt, waarbij de vervoerder alle redelijke maatregelen ter voorkoming van de annulering heeft genomen. De direct voorafgaande vlucht is immers met een vertraging van slechts 48 minuten aangekomen. Uit het Eglitis-arrest (arrest van het Hof van 12 mei 2011 (Eglitis/Latvijas C-294/10) volgt dat de luchtvaartmaatschappij in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging die het gevolg kan zijn van buitengewone omstandigheden. Daarom dient hij in een bepaalde reservetijd te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden. Gelet hierop kan ook van de vervoerder worden verwacht dat bij de planning van het personeel rekening wordt gehouden met enige uitloop (waarbij ook het maximaal te werken uren wordt meegenomen). Zoals de vervoerder ook betoogt, staat een vlucht niet op zichzelf en dient rekening te worden gehouden met opvolgende vluchten. Niet gebleken is dat hiervan sprake is geweest. Evenmin heeft de vervoerder voldoende aannemelijk gemaakt dat hij genoodzaakt was de vlucht te annuleren, omdat er geen stand-by crew was. De vervoerder heeft een overzicht overgelegd (productie 5 bij conclusie van antwoord) waaruit de kantonrechter denkt te moeten begrijpen op welke luchthavens een stand-by crew aanwezig is. Enige toelichting ontbreekt echter. Voor zover de vervoerder bij dupliek heeft betoogd dat het toestel ook niet had kunnen vertrekken als er wel een stand-by crew had klaar gestaan, heeft de vervoerder dit, ook mede gelet op zijn eerdere stellingen, onvoldoende onderbouwd.
5.7.
Nu de vervoerder voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening, gelet op de annulering van de vlucht, worden toegewezen.
5.8.
Ingevolge artikel 5 lid 1 sub a en b van de Verordening hebben passagiers bij annulering van hun vlucht recht op bijstand als bedoeld in de artikelen 8 en 9 van de Verordening. Voorts hebben passagiers op grond van artikel 19 van het verdrag van Montreal recht op vergoeding van gemaakte kosten. Passagiers sub 6 tot en met 12 hebben kosten gemaakt voor de huur van een auto en brandstof. Passagiers sub 19 en sub 20 hebben kosten gemaakt voor eten en drinken, kosten voor langer parkeren te Schiphol en kosten voor treinkaarten naar Amsterdam-Schiphol. De vervoerder heeft dit deel van de vordering niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken. Voor zover de vervoerder heeft aangevoerd dat deze kosten voor eigen rekening en risico van de passagiers komen, omdat de vervoerder alternatieven had aangeboden, maar (een aantal van) de passagiers op eigen initiatief alternatieven hebben gezocht en het aanbod van de vervoerder niet hebben geaccepteerd, is deze stelling, gelet op de betwisting door de passagiers, onvoldoende onderbouwd. De kantonrechter beoordeelt de kosten als noodzakelijk, passend en redelijk teneinde het verzuim van de luchtvaartmaatschappij om de verzorging van de passagiers voor zijn rekening te nemen, goed te maken. Dit deel van de vordering wordt dan ook eveneens toegewezen.
5.9.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.10.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vervoerder heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief (en subsidiair gevorderde), te weten € 817,88 (inclusief btw), en voor het overige afwijzen. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn betaald.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van de vervoerder, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van € 6.836,64, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 6.018,76 vanaf 1 oktober 2017 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
6.2.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 98,01;
griffierecht € 226,00;
salaris gemachtigde € 622,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt de vervoerder tot betaling van € 124,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt
,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Jansen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter