Op 22 juli 2021 heeft de opposant pro-forma beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Purmerend, gedateerd 10 juni 2021. De rechtbank heeft op 2 november 2021 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de opposant naar het oordeel van de rechtbank de gronden van beroep niet binnen de gestelde termijn had ingediend. Hiertegen heeft de opposant verzet ingesteld.
In deze verzetzaak heeft de rechtbank uitsluitend beoordeeld of de eerdere uitspraak zonder zitting terecht was gedaan. De opposant heeft aangevoerd dat hij de gronden van beroep tijdig op 6 augustus 2021 naar de rechtbank heeft gestuurd. Na bestudering van het dossier heeft de rechtbank vastgesteld dat het poststuk van 6 augustus 2021 ten onrechte als een nieuw beroepschrift was aangemerkt en geregistreerd onder een andere procedure.
De rechtbank concludeert dat de eerdere uitspraak ten onrechte was gedaan en dat het verzet gegrond is. Dit betekent dat de eerdere uitspraak vervalt en dat de rechtbank het onderzoek in de oorspronkelijke zaak (HAA 21/3700) zal hervatten. De zaak zal alsnog op een zitting worden behandeld. Tevens heeft de rechtbank de heffingsambtenaar van de gemeente Purmerend veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de opposant, vastgesteld op € 267. De uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, en is openbaar uitgesproken.