ECLI:NL:RBNHO:2021:11827

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
C/15/320516 / FA RK 21-4578
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag van beide ouders over vier minderjarigen met Nigeriaanse nationaliteit, geboren in Nederland, na uithuisplaatsing en psychische problemen van de moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 december 2021 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van beide ouders over vier minderjarigen, die de Nigeriaanse nationaliteit hebben maar in Nederland zijn geboren. De kinderen zijn in 2017 uithuisgeplaatst nadat de moeder in een psychose was beland. De oudste twee kinderen hadden aanvankelijk alleen de vader als gezaghebbende, maar sinds de inwerkingtreding van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is er sprake van gezamenlijk gezag. De jongste twee kinderen hebben vanaf hun geboorte gezamenlijk gezag onder Nederlands recht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De vader verblijft al lange tijd in Nigeria en kan geen visum krijgen om naar Nederland te komen, terwijl de moeder niet in staat is om de kinderen de benodigde zorg en stabiliteit te bieden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van beide ouders te beëindigen en de GI tot voogd te benoemen. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, met de overweging dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de aanvaardbare termijn voor de ouders is verstreken. De GI, Het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, is benoemd tot voogd over de kinderen. De rechtbank benadrukt dat de beëindiging van het gezag niet van invloed hoeft te zijn op de omgang van de ouders met de kinderen, mits dit veilig kan plaatsvinden.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie en Jeugd
Zittingsplaats: Alkmaar
Zaakgegevens : C/15/320516 / FA RK 21-4578 en C/15/320517 / FA RK 21-4579
datum uitspraak: 21 december 2021
beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag
in de zaak van
Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
betreffende:
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [kind 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [kind 2] .
[de minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] , hierna te noemen
[kind 3] ,
[de minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [kind 4] .
De kinderrechter merkt in beide zaken als belanghebbenden aan:
[naam moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Woudwijk, kantoorhoudende te Amsterdam,
[naam vader] ,
verblijvende op een onbekende woon-/verblijfplaats in Nigeria,
hierna te noemen de vader,
de gecertificeerde instelling Het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] .
De rechtbank merkt als belanghebbende in de procedure met zaak- en rekestnummer C/15/320517 / FA RK 21-4579 aan:
de familie [1] ,
de pleegouders van [kind 1] en [kind 2] ,
wonende te [woonplaats] .
De rechtbank merkt als belanghebbende in de procedure met zaak- en rekestnummer: C/15/320516 / FA RK 21-4578 aan:
de familie [2] ,
de pleegouders van [kind 3] en [kind 4] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het procesverloop in beide zaken

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek van de Raad ten aanzien van [kind 1] en [kind 2] , met bijlagen, ingekomen bij de griffie op 21 september 2021(dit verzoek is geregistreerd onder zaak- en rekestnummer: C/15/320517 / FA RK 21-4579);
- het verzoek van de Raad ten aanzien van [kind 3] en [kind 4] , met bijlagen, ingekomen bij de griffie op 21 september 2021 (dit verzoek is geregistreerd onder zaak- en rekestnummer: C/15/320516 / FA RK 21-4578).
1.2.
[kind 1] , [kind 2] en [kind 3] zijn gelet op hun leeftijd in de gelegenheid gesteld om hun mening kenbaar te maken. Alleen [kind 3] heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt en zij heeft op 19 november 2021 haar mening kenbaar gemaakt tijdens een gesprek met de voorzitter.
1.3.
Op 23 november 2021 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank beide zaken gelijktijdig ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- mevrouw [A] namens de Raad;
- de moeder bijgestaan door mr. M. Woudwijk voornoemd;
- mevrouw [B] , vertegenwoordigster van de GI;
- de pleegouders [2] ;
- de pleegouders [1] ;
- mevrouw [C] en mevrouw [D] , pleegzorgwerkers van Parlan, in hun rol als informanten.
Ten behoeve van de moeder was mevrouw L. Toto Sashvili, tolk in de Engelse taal, ter zitting aanwezig.
De vader is, hoewel hij daartoe correct is opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten in de zaak met zaak- en rekestnummer: C/15/320517 / FA RK 21-4579

2.1.
Bij beschikking van 3 mei 2017 zijn [kind 1] en [kind 2] (na een voorlopige ondertoezichtstelling en een spoeduithuisplaatsing) onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Stichting Nidos (hierna: Nidos) en is een machtiging verleend om hen uit huis te plaatsen. De ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing zijn telkens verlengd, laatstelijk bij beschikking van 29 oktober 2021 tot 3 november 2022.
2.2.
[kind 1] en [kind 2] verblijven sinds 1 juni 2017 bij pleegouders [1] .
2.3.
Bij beschikking van 14 juni 2021 heeft de kinderrechter vervangende toestemming voor de medische behandeling van [kind 1] en [kind 2] verleend, inhoudende aanmelding van de kinderen bij I-psy voor diagnostiek en behandeling.
2.4
Bij beschikking van 1 september 2021 is Nidos vervangen door de huidige GI (de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering).

3.3. De feiten in de zaak met zaak- en rekestnummer: C/15/320516 / FA RK 21-4578

3.1.
Bij beschikking van 3 mei 2017 zijn [kind 3] en [kind 4] (na een voorlopige ondertoezichtstelling en een spoeduithuisplaatsing) onder toezicht gesteld en is een machtiging verleend om hen uit huis te plaatsen. De ondertoezichtstelling van de kinderen is telkens verlengd, laatstelijk bij beschikking van 29 oktober 2021 tot 3 november 2022.
3.2.
De machtiging tot uithuisplaatsing is van meet af aan verlengd tot 2 mei 2021. [kind 3] en [kind 4] hebben vanaf 2017 tot april 2021 bij de familie [2] gewoond.
In mei 2018 is een opvoedbesluit genomen en is aan de kinderen verteld dat hun perspectief bij de familie [2] ligt.
3.3.
[kind 3] en [kind 4] zijn vervolgens in april 2021 weer teruggeplaatst bij hun moeder. Op grond van de beschikking van 28 juli 2021 zijn [kind 3] en [kind 4] opnieuw met spoed uit huis geplaatst. Bij beschikking van 11 augustus 2021 heeft de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen verleend in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 3 november 2021. Deze machtiging is laatstelijk bij beschikking van 29 oktober 2021 verlengd tot 3 november 2022. Bij voornoemde beschikking is de GI ook belast met het gezag over de kinderen met betrekking tot de aanmelding van de kinderen bij een onderwijsinstelling tot 3 november 2022.
De kinderen verbleven een korte tijd in een crisispleeggezin. Sinds 15 oktober 2021 wonen zij weer bij de familie [2] .
2.4
Bij beschikking van 1 september 2021 is Nidos vervangen door de huidige GI (de gecertificeerde instelling Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering).

4.De verzoeken in beide zaken

4.1.
De Raad verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad:
  • primair het gezag van beide ouders over de kinderen te beëindigen;
  • subsidiair het gezag van de moeder te beëindigen en het gezag van de vader te schorsen;
  • de GI tot voogd van de minderjarigen te benoemen.
4.2.
De Raad heeft – samengevat – het volgende gesteld. Alle vier kinderen hebben veel meegemaakt. Zij zijn geboren in een asielzoekerscentrum en zijn in 2017 uithuisgeplaatst vanwege een psychose van hun moeder. Hun vader is vertrokken naar Nigeria. [kind 3] en [kind 4] hebben in verschillende pleeggezinnen gewoond en zijn gescheiden van [kind 1] en [kind 2] . Vervolgens zijn zij na een periode van drieënhalf jaar weer bij hun moeder geplaatst en daarna opnieuw met spoed uithuisgeplaatst. De Raad is van mening dat het zeer schadelijk is dat [kind 3] en [kind 4] , ondanks het eerder genomen opvoedbesluit, toch teruggeplaatst zijn bij hun moeder. De omstandigheden voor terugplaatsing waren niet goed. De terugplaatsing is versneld gegaan omdat de pleegvader twee TIA’s heeft gehad. De moeder voldeed toen echter nog niet aan de gestelde voorwaarden, waaronder het meewerken met de vereiste hulpverlening. De moeder is ook niet aan deze voorwaarden gaan voldoen, hetgeen wederom tot uithuisplaatsing van [kind 3] en [kind 4] heeft geleid.
4.3.
[kind 1] en [kind 2] hebben in 2017 een maand in een crisispleeggezin verbleven. Daarna zijn zij bij de familie [1] geplaatst, waar zij nog steeds verblijven. Beide kinderen hebben loyaliteitsproblemen. Aan de ene kant voelen zij zich thuis in het pleeggezin en aan de andere kant maken zij zich ook zorgen over het welzijn van de moeder. In de periode dat [kind 3] en [kind 4] terug waren geplaatst bij hun moeder, maakten [kind 1] en [kind 2] zich ook zorgen over hen. Het is volgens de Raad belastend en niet bij hun leeftijd passend om zich zorgen te maken over hun zusjes. [kind 1] en [kind 2] voelden zich niet gehoord door de jeugdbeschermer nadat zij hun zorgen kenbaar hebben gemaakt en hadden veel last van de spanningen tussen het Nidos en Parlan over hun verblijfplaats; zij vreesden ook teruggeplaatst te zullen worden bij de moeder. Het is van groot belang dat er duidelijkheid komt over het toekomstperspectief van de kinderen.
4.4.
Volgens de Raad worden alle vier de kinderen ernstig in hun ontwikkeling bedreigd.
De kinderen hebben niet of nauwelijks contact met hun vader. De vader is ook niet of nauwelijks bereikbaar voor hulpverlening. Ten aanzien van de moeder is haar belaste verleden een zorg. Het contact tussen de moeder en de kinderen is, na de eerste uithuisplaatsing van de kinderen, opgebouwd zodra de moeder daartoe in staat was. De moeder heeft zich echter niet goed aan de veiligheidsafspraken gehouden die met haar zijn gemaakt. Zo was zij vaak niet bereikbaar voor de instanties, de pleegouders of de kinderen. Na de terugplaatsing van [kind 3] en [kind 4] sloot de moeder zich steeds meer af voor de buitenwereld. Zij heeft de ramen afgeplakt met lakens. De kinderen mochten niet naar buiten, zij mochten niet worden opgehaald door vriendinnetjes en er was weinig te eten bij de moeder. De Raad vraagt zich af of de moeder sensitief en responsief op de kinderen kan reageren. De drie keer dat hulpverlening vanuit Simetri wel door de moeder werd binnengelaten, is door de hulpverlening waargenomen dat de moeder niet aansloot bij de kinderen. Het lukt de moeder niet om de kinderen te bieden wat zij nodig hebben. Tot nu toe heeft de moeder niet de juiste beslissingen genomen voor de kinderen. Gebleken is dat de moeder binnen de ondertoezichtstelling niet meewerkt aan de noodzakelijke hulpverlening voor zichzelf en de kinderen.
De Raad verwacht niet dat de moeder op een voor de kinderen aanvaardbare termijn in staat is om de verzorging en opvoeding van de minderjarigen te dragen. Daarbij kunnen de kinderen geen veilige hechtingsrelaties ontwikkelen: niet met de moeder vanwege onvoldoende vermogen hiertoe bij de moeder en niet met de vader vanwege zijn afwezigheid.
4.5.
Het verleden van de kinderen kenmerkt zich door onzekerheid. Het is daarom van groot belang dat de kinderen duidelijkheid krijgen waar zij zullen opgroeien. De beëindiging van het gezag van beide ouders zal daaraan bijdragen. De aanvaardbare termijn is ruimschoots verstreken. De Raad hoopt dat door de beëindiging van het gezag van de ouders de gewenste rust en stabiliteit voor de kinderen zal ontstaan, zodat de kinderen zich veilig kunnen hechten aan hun pleegouders en trauma’s kunnen verwerken. Hopelijk zullen zij dan ruimte voelen voor dingen die bij hun leeftijd passen, zoals vrienden, school, hobby’s en vrije tijd. De Raad verwacht dat door de gezagsbeëindiging een zo positief mogelijke uitgangspositie zal ontstaan voor de verdere ontwikkeling van de kinderen. Indien de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd acht ten aanzien van de vader, wordt de rechtbank subsidiair verzocht om hem te schorsen in het gezag.
4.6.
Het blijft van belang dat de ouders, nadat zij niet meer belast zijn met het gezag, worden geïnformeerd over de kinderen. De Raad vindt het belangrijk voor de identiteitsontwikkeling van de kinderen en de verbinding met hun Nigeriaanse culturele achtergrond dat de kinderen contact blijven houden met hun moeder.

5.De standpunten van belanghebbenden in beide zaken

5.1.
De moeder heeft ter zitting meegedeeld dat zij de pleegouders en Nidos en de huidige GI dankbaar is dat zij voor haar kinderen hebben gezorgd. De moeder heeft vervolgens benadrukt dat zij zich tegen het verzoek verzet. Volgens de moeder wordt een ouder met de beëindiging van het gezag het ouderschap ontnomen. Over de tweede uithuisplaatsing van [kind 3] en [kind 4] heeft de moeder verteld dat dit traumatisch voor haar is geweest. De moeder vindt het heel moeilijk dat zij sindsdien helemaal geen contact met [kind 3] en [kind 4] heeft gehad. Volgens de moeder was de terugplaatsing bij haar niet goed voorbereid. Zij heeft in het voortraject tegenwerking van de pleegouders bij de uitbreiding van de omgang ervaren. De moeder wil nog steeds het liefst dat alle kinderen bij haar worden teruggeplaatst. De advocaat van de moeder heeft benadrukt dat het van belang is dat de omgang tussen de moeder en de kinderen zo spoedig mogelijk wordt hervat.
5.2.
De GI heeft ter zitting - samengevat - meegedeeld dat zij de omgang tussen de moeder en alle vier de kinderen wil opstarten. De omgang moet veilig zijn. De GI denkt aan een niet te frequente regeling onder begeleiding. De pleegouders [1] en de pleegouders [2] hebben onderling contact en faciliteren de omgang tussen de kinderen onderling. De GI heeft hier geen bemoeienis mee. De GI zal ook blijven proberen om contact te onderhouden met de vader en heeft de moeder om zijn contactgegevens gevraagd. Over het gezag van de ouders heeft de GI meegedeeld dat de GI en de pleegouders tegen praktische problemen aanlopen, omdat de moeder niet of moeizaam toestemming geeft voor zaken met betrekking tot de kinderen.
5.3.
De pleegouders [1] hebben - samengevat - het volgende meegedeeld. Volgens de pleegvader maken [kind 1] en [kind 2] zich zorgen om hun moeder. Zij hebben Nidos laten weten dat hun moeder niet klaar was voor de thuisplaatsing van hun zusjes. [kind 2] heeft er veel last van dat de relatie met zijn moeder verstoord is geraakt. Hopelijk is hier aandacht voor in de hulverlening van I-psy. [kind 2] is drie keer bij I-psy geweest. De hulpverlening doet hem volgens de pleegvader zichtbaar goed. De pleegvader verwacht dat er minder strijd zal zijn als het gezag van de ouders wordt beëindigd. Als de beslissingen niet meer door de moeder hoeven worden genomen kan alle aandacht worden gericht op het contact tussen de moeder en de kinderen. [kind 1] en [kind 2] willen graag contact hebben met hun moeder, maar zij willen niet dat dit in de weg staat aan hun eigen activiteiten. De pleegvader hoopt dat er flexibiliteit kan worden betracht in de omgang. De pleegmoeder heeft meegedeeld dat zij regelmatig contact heeft met de vader. De kinderen hebben ook vaak contact met hem via beeldbellen. Zij sturen hem regelmatig filmpjes die zij met zijn vieren hebben gemaakt. De vader kan niet naar Nederland komen omdat hij geen visum krijgt. Hij zou wel in Nederland willen zijn, Volgens de pleegmoeder maakt de vader zich zorgen over de gemoedstoestand van de moeder. De vader heeft verteld dat hij denkt dat de moeder niet voor de kinderen kan zorgen.
5.4.
De pleegouders [2] hebben - samengevat - het volgende meegedeeld. De pleegmoeder heeft meegedeeld dat [kind 3] en [kind 4] blij zijn dat zij weer bij hen wonen. Het is wel duidelijk dat zij trauma’s hebben. [kind 3] praat en huilt veel. [kind 4] laat haar emoties minder zien. Volgens de pleegvader veranderden [kind 3] en [kind 4] van blije kinderen tot een zielig hoopje kind toen het opvoedbesluit werd teruggedraaid. Zij lachten bijna nooit meer en huilden veel. Zij hadden veel stress van de omgang met hun moeder. De pleegvader heeft desgevraagd meegedeeld dat hij gelukkig geen restschade heeft van de TIA die hij in april 2021 heeft gehad. Verder heeft de pleegvader meegedeeld dat de pleegouders allebei pleegzorgverlof hebben opgenomen om [kind 3] en [kind 4] optimaal te ondersteunen in deze moeilijke periode. Tot slot heeft de pleegmoeder meegedeeld dat zij tegen praktische zaken aanloopt. Zo heeft de moeder nog geen toestemming gegeven om de kinderen op het adres van de pleegouders in te schrijven en bij hun huisarts en tandarts. De moeder heeft ook geen toestemming gegeven voor traumatherapie van de kinderen.

6.De visie van de pleegzorgwerkers van Parlan in beide zaken

6.1.
De pleegzorgwerker van de familie [2] heeft - samengevat - meegedeeld dat pleegouders [2] zich altijd hebben geconformeerd aan de afspraken omtrent de omgang met de moeder. Ook als dit naar hun mening niet in het belang van de kinderen was omdat zij heftig op de omgang reageerden. [kind 3] wilde graag naar haar moeder, maar vond drie keer per week te veel. Het contact tussen de moeder en Parlan verliep moeizaam. De pleegzorgwerkers hebben [kind 3] en [kind 4] na de tweede uithuisplaatsing aangemoedigd om een tekening voor hun moeder en een brief te maken omdat de kinderen graag wilden weten hoe het met hun moeder gaat. De moeder heeft hier niet op gereageerd terwijl zij wel op de hoogte is gesteld van de verblijfplaats van de kinderen. Volgens Parlan werkt de moeder niet mee aan praktische zaken voor de kinderen. Zo weigert de moeder toestemming voor traumabehandeling van [kind 3] en [kind 4] en hebben de kinderen geen ID-kaarten. [kind 3] en [kind 4] zijn blij dat zij weer bij de familie [2] wonen. Zij zijn allebei wel bang dat zij hier weer weg moeten. In de periode dat zij bij hun moeder verbleven, hebben zij helemaal geen contact gehad met hun pleegouders terwijl dit wel de afspraak was.
6.2.
De pleegzorgwerker van de familie [1] heeft - samengevat - het volgende meegedeeld. Het is voor de kinderen belangrijk dat er duidelijkheid komt over hun perspectief. De kinderen zijn rondom de zittingen van de verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing gestrest en in de war. [kind 2] heeft tijdens de laatste zitting zelfs uitgesproken het leven niet meer leuk te vinden. Het is goed voor de kinderen om contact te onderhouden met hun moeder, maar hun perspectief is volgens Parlan niet meer bij haar. De vader is vanwege de afstand niet in staat om het gezag uit te oefenen. Na de tweede uithuisplaatsing van [kind 3] en [kind 4] heeft de moeder een aantal keren onverwachts op de stoep gestaan bij de pleegouders [1] . Zij praat dan met [kind 1] en [kind 2] , maar vertrekt weer als de pleegouders haar uitnodigen om binnen te komen. [kind 1] en [kind 2] maken zich zorgen om hun moeder. De hulpverlening van [kind 2] verloopt goed. Gelukkig heeft [kind 1] nu ingezien dat hulpverlening helpend kan zijn.

7.De beoordeling in beide zaken

7.1.
Gelet op het feit dat de ouders en de minderjarigen de Nigeriaanse nationaliteit hebben, draagt deze zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag beantwoord dient te worden of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en zo ja, welk recht van toepassing is op de verzoeken.
7.2.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Op grond van het bepaalde in artikel 8, eerste en tweede lid, Brussel II-bis is ter zake de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd het gerecht van de lidstaat op het grondgebied waarvan het kind zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt, behoudens het bepaalde in de artikelen 9, 10 en 12 Brussel II-bis. Onder het toepassingsgebied van Brussel II-bis valt op grond van op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, in verbinding met artikel 1, tweede lid, aanhef en onder b, Brussel II-bis (mede) de beëindiging van de ouderlijke verantwoordelijkheid en de voogdij, en daarmee dus de onderhavige verzoeken. Van één van de genoemde uitzonderingen in artikel 8, tweede lid, Brussel II-bis is in dit geval geen sprake. Gelet op de omstandigheid dat de kinderen vanaf hun geboorte in Nederland verblijven, staat vast dat hun gewone verblijfplaats in Nederland is. De Nederlandse rechter is derhalve bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
7.3.
De vraag naar het toepasselijke recht dient vervolgens op grond van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 vastgesteld te worden, nu dit materieel en formeel van toepassing is op de onderhavige verzoeken. Krachtens artikel 15 van dit verdrag is het Nederlandse recht van toepassing op de onderhavige verzoeken, nu de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is.
7.4.Voorts dient de gezagsverhouding ten opzichte van de kinderen te worden vastgesteld.
7.5.
De gezagsverhouding ten opzichte van [kind 1] en [kind 2]
Aangezien de minderjarigen voor 1 mei 2011 zijn geboren, dient de beoordeling van de gezagsverhouding plaats te vinden aan de hand van Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961. Op grond van artikel 3 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961 wordt een gezagsverhouding die van rechtswege voortvloeit uit de interne wet van de Staat waarvan de minderjarige onderdaan zijn in alle Verdragsstaten erkend.
Aangezien de minderjarigen de Nigeriaanse nationaliteit hebben, wordt de gezagsverhouding beheerst door Nigeriaans recht. Op grond van het Nigeriaans recht is alleen de vader belast met het gezag over de kinderen.
Uit artikel 30 lid 4 Uitvoeringswet internationale kinderbescherming blijkt echter dat het van rechtswege ontstaan van ouderlijke verantwoordelijkheid van personen die deze voordien niet reeds hadden, vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van het HKBV 1996
beheerst door het HKBV 1996. Voor Nederland betekent dit derhalve dat vanaf 1 mei 2011 de vraag naar het van rechtswege verkrijgen van gezag aan de hand van het
HKBV 1996 wordt beantwoord. Ingevolge artikel 16 lid 1 van het HKBV wordt de gezagsverhouding beheerst door Nederlands recht. [kind 1] en [kind 2] zijn uit het huwelijk van de ouders geboren, zodat de ouders naar Nederlands recht allebei belast zijn met het ouderlijk gezag over de kinderen.
Het komt erop neer dat de vader op grond van Nigeriaans recht tot 1 mei 2011 alleen was belast met het gezag over [kind 1] en [kind 2] en dat de ouders vanaf 1 mei 2011 gezamenlijk zijn belast met het gezag over deze minderjarigen.
7.6.
De gezagsverhouding ten opzichte van [kind 3] en [kind 4]
Het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 is op 1 mei 2011 in werking getreden. Nu [kind 3] en [kind 4] na 1 mei 2011 zijn geboren, wordt de gezagsverhouding ingevolge artikel 16 lid 1 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 beheerst door Nederlands recht. De kinderen zijn uit het huwelijk van de ouders geboren, zodat de ouders vanaf de geboorte gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag over deze kinderen.
7.7.
De beëindiging van het gezag van de vier kinderen
De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
7.8.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de kinderen zodanig opgroeien dat zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de ouders niet in staat zijn om zelf de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen binnen een voor de kinderen aanvaardbare termijn te dragen. De kinderen zijn in 2017 uithuisgeplaatst omdat de moeder is opgenomen, nadat zij een psychose heeft gehad. De moeder heeft zichtbaar hard aan zichzelf gewerkt en het contact tussen haar en de kinderen is opgebouwd. Nidos heeft daarom aanleiding gezien om een reeds genomen opvoedbesluit terug te draaien en heeft ingezet op terugplaatsing van [kind 3] en [kind 4] bij de moeder. De rechtbank stelt vast dat de moeder zich in deze periode echter niet aan de veiligheidsafspraken heeft gehouden en slecht bereikbaar was voor de hulpverlening. De moeder sloot zichzelf en de kinderen steeds meer af van de buitenwereld. De kinderen konden geen kind zijn doordat zij niet naar buiten mochten en niet mochten spelen met vriendjes en vriendinnetjes. Gelet hierop zijn er zorgen over de effecten van het belaste verleden van de moeder op de kinderen. Daarnaast waren er zorgen of de moeder wel voorzag in de basale behoeften van de kinderen, omdat er weinig eten in huis was. De moeder leek tijdens observaties door Simetri onvoldoende sensitief en responsief op de kinderen te reageren. Voornoemde zorgen hebben wederom tot een spoeduithuisplaatsing van [kind 3] en [kind 4] geleid. De moeder is aldus onvoldoende in staat gebleken om zelf de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen.
7.9.
De rechtbank overweegt verder dat de vader reeds jarenlang in Nigeria verblijft. Hierdoor is de vader de afgelopen jaren niet betrokken geweest bij belangrijke beslissingen met betrekking tot de kinderen en heeft de vader geen of minimaal contact met de hulpverlening. Ter zitting is gebleken dat het onwaarschijnlijk is dat de vader naar Nederland kan komen, omdat het hem niet lukt om een visum te krijgen. De rechtbank vindt het positief dat de vader middels (video)bellen contact heeft met de kinderen, maar stelt vast dat hij feitelijk al jarenlang geen verantwoordelijkheid draagt voor hun verzorging en opvoeding en ook anderszins geen invulling geeft aan het ouderlijk gezag.
7.10.
Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat de kinderen al sinds 3 mei 2017 in onzekerheid verkeren over hun toekomstperspectief. Gelet hierop is de aanvaardbare termijn ruimschoots verstreken. Gebleken is dat de kinderen last hebben van de onduidelijkheid omtrent hun toekomstperspectief. De verlengingen van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing veroorzaken iedere keer stress en onzekerheid. De rechtbank kan zich voorstellen dat dit is versterkt doordat Nidos is teruggekomen op een eerder genomen opvoedbesluit, terwijl de kinderen reeds geworteld waren in de pleeggezinnen waar zij verbleven.
De rechtbank acht het in het belang van de kinderen dat zij duidelijkheid krijgen over de plek waar zij zullen opgroeien. Het is in het belang van de kinderen dat zij zich kunnen richten op hun eigen ontwikkeling en op activiteiten die bij hun leeftijd passen. Zij moeten nu trauma’s uit het verleden kunnen gaan verwerken en een veilige hechtingsrelatie kunnen gaan opbouwen met hun pleegouders. Daarvoor is nodig dat de beslissingen over hen niet meer door de ouders moeten worden genomen. Er ontstaat nu met regelmaat onrust omdat de moeder meermaals niet of moeizaam bereid is om toestemming te verlenen voor praktische zaken met betrekking tot de kinderen en voor traumatherapie van [kind 3] en [kind 4] .
7.11.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a, BW is voldaan. De rechtbank zal het verzoek tot beëindiging van het gezag van de ouders over de vier kinderen daarom toewijzen.
7.12.
Nu het primaire verzoek van de Raad wordt toegewezen, behoeft de rechtbank het subsidiaire verzoek van de Raad om het gezag van de vader te schorsen niet te beoordelen.
7.13.
Omdat de beëindiging van het gezag van de ouders ertoe zal leiden, dat een gezagsvoorziening voor de kinderen komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hen te benoemen. De Raad heeft verzocht de GI met de voogdij te belasten en de GI heeft zich bereid verklaard de voogdij op zich te nemen. De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van de kinderen is dat de GI als neutrale partij wordt belast met de voogdij.
7.14.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat de beëindiging van het gezag niet van invloed hoeft te zijn op de omgang van de ouders met de kinderen. De GI heeft ter zitting meegedeeld dat zij voornemens is om de omgang met de moeder zo spoedig mogelijk op te starten. Daarbij heeft de GI wel opgemerkt dat het belangrijk is dat de omgang veilig is voor de kinderen en dat zij de omgang daarom onder begeleiding wil laten plaatsvinden. Ook de vader heeft recht op contact met de kinderen.

8.De beslissing in beide zaken

De rechtbank:
8.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van [naam moeder] , geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats] , en [naam vader] geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] , over de minderjarigen:
  • [de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ;
  • [de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ;
  • [de minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] ;
  • [de minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] ;
8.2.
benoemt tot voogd over genoemde minderjarigen de gecertificeerde instelling Het Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, gevestigd te Velserbroek;
8.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.P. van der Haak, voorzitter, mr. L. van Dijk en mr. R.M. van Diepen, rechters, allen tevens kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A. Lengyel als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam