ECLI:NL:RBNHO:2021:11676

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
C/15/321089 / KG ZA 21-533
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan verkoop van een gemeenschappelijke woning in kort geding

In deze zaak, die op 14 december 2021 door de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, vorderde de vrouw dat de man zou meewerken aan de verkoop van hun gemeenschappelijke woning. Partijen, afkomstig uit Ethiopië, hebben een lange relatie gehad en zijn gezamenlijk eigenaar van de woning, die in 2007 is aangeschaft. De vrouw wenste de woning te verkopen vanwege de spanningen die voortvloeien uit de aanstaande vrijlating van de man, die een gevangenisstraf van zes jaar uitzit voor poging doodslag. De man had eerder aangegeven de woning te willen overnemen, maar heeft dit niet met financiële onderbouwing kunnen staven. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw een spoedeisend belang had bij de verkoop van de woning, aangezien geen van beiden in de woning verbleef en de man niet aannemelijk had gemaakt dat hij de woning kon financieren. De vorderingen van de vrouw werden toegewezen, met uitzondering van de dwangsommen, omdat de man niet in de woning woonde. De rechtbank bepaalde dat de man moest meewerken aan de verkoop en dat de overwaarde van de woning in depot moest blijven bij de notaris in afwachting van een bodemprocedure of overeenstemming tussen partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/321089 / KG ZA 21-533
Vonnis in kort geding van 14 december 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende op een geheim adres,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. T.J.J.M. Wijngaard te Haarlem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats], feitelijk gekoppeld aan de Penitentiaire Inrichting te [plaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. C.A.F. Visser te Wormerveer.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 16 van de zijde van de vrouw
  • de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie met producties 1 t/m 13 van de zijde van de man
  • de mondelinge behandeling van 30 november 2021, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
  • de pleitaantekeningen (in twee delen) van mr. Wijngaard namens de vrouw.
1.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door mr. Wijngaard voornoemd en de tolk P. Bahata,
  • de man, bijgestaan door mr. Visser voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn afkomstig uit Ethiopië. Zij hebben ruim 30 jaar een affectieve relatie gehad. Uit de relatie zijn vier kinderen geboren.
2.2.
Partijen zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan de [plaats] in [plaats] (hierna: de woning). Zij hebben de woning in 2007 gekocht voor € 280.000,00. Partijen hebben een aflossingsvrije hypothecaire geldlening afgesloten voor € 307.214,00.
2.3.
Op 27 februari 2018 heeft de man de vrouw vele malen met een mes in onder meer haar hoofd, hals, borst en lies gestoken. De man is in verband hiermee op 21 juni 2018 door de meervoudige kamer van deze rechtbank voor poging doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Het gerechtshof Amsterdam heeft dit vonnis bevestigd behalve voor wat betreft de opgelegde straf. Deze is door het gerechtshof verhoogd tot zes jaar gevangenisstraf.
2.4.
In de hierop volgende echtscheidingsprocedure is geoordeeld dat tussen partijen geen rechtsgeldig huwelijk tot stand is gekomen, zodat een verdeling van de huwelijksgemeenschap is uitgebleven. Ook het verzoek van de vrouw om de man tot het betalen van een kinderbijdrage te veroordelen, is afgewezen. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de man gedurende zijn detentie zijn inkomsten stort op een gezamenlijke bankrekening en de vrouw daarmee de lasten van de gezamenlijke woning en de onderhoudskosten van de kinderen kan blijven voldoen, zodat er geen aanleiding is om een door de man te betalen kinderbijdrage vast te stellen. Ook deze beschikking is door het gerechtshof Amsterdam bekrachtigd.
2.5.
Bij e-mail van 16 februari 2021 heeft de vrouw aan de man laten weten dat zij niet langer in de gemeenschappelijke woning wil blijven wonen en heeft voorgesteld dat ofwel de man de woning overneemt tegen een nader vast te stellen redelijk overnamebedrag, dan wel zijn medewerking verleent aan de verkoop van de woning aan een derde.
2.6.
Bij e-mail van 23 februari 2021 heeft de man aan de vrouw bericht dat hij de woning wenst te behouden en stappen zal ondernemen om de mogelijkheden tot het uitkopen van de vrouw te onderzoeken.
2.7.
De woning is op 10 mei 2021 getaxeerd op een marktwaarde van € 420.000,00.
2.8.
Zowel de vrouw als de man wonen op dit moment niet meer in de woning. De vrouw is naar een geheim adres vertrokken en de man verblijft in het kader van een Penitentiair programma onder toezicht buiten de PI [plaats] met het oog op zijn toekomstige terugkeer in de maatschappij na afloop van zijn gevangenisstraf op 25 februari 2022. Gedurende de duur van het Penitentiair programma mag de man zich niet in een straal van 5 kilometer rond de woning begeven.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De vrouw vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man te bevelen om mee te werken aan het ondertekenen van de nader te overleggen bemiddelingsopdracht van de door Prismaat makelaars O.G., althans de verkopende makelaar, binnen vijf werkdagen na betekening van de uitspraak, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat hij daarmee in gebreke blijft;
II. de man te bevelen om alle medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning in [plaats] aan de [plaats], waarbij het advies van Prismaat makelaars O.G.., althans de verkopende makelaar, ten aanzien van de vraagprijs bindend zal zijn, onder andere inhoudende;
a. het toelaten van de makelaar in de woning;
b. het afgeven van een sleutel van de woning aan de makelaar;
c. het toelaten van bezichtigingen, waarbij de woning tot genoegen van de makelaar opgeruimd is en de man zelf niet aanwezig is;
d. de aanwijzingen van de makelaar in verband met (bespoedigen van de) verkoop op te volgen;
e. het beschikbaar zijn voor overleg met de makelaar;
f. aan de woning mogen tevens geen waarde verminderende factoren en/of schade worden toegebracht door de man;
g. de woning, uiterlijk twee dagen voor de dag, waarop de woning aan de kopende partij moet worden geleverd, te ontruimen en te verlaten en de sleutels ter vrije beschikking van de kopende partij te stellen;
Alles op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of dagdeel dat de man daarmee in gebreke blijft.
III. te bepalen dat partijen bij verschil van opvatting over de te hanteren vraagprijs (en de eventuele verlaging daarvan) voor de woning, de noodzaak van aanpassingen daarvan om deze geschikt te maken voor bezichtiging alsmede onenigheid over de vraag of een op de woning gedaan bod al dan niet geaccepteerd zal worden, jegens elkaar gehouden zijn om te handelen in overeenstemming met het terzake door Prismaat makelaars O.G., althans de verkopende makelaar te geven bindende advies daaromtrent;
IV. de man tevens te bevelen om mee te werken aan de totstandkoming van een
verkoopovereenkomst en aan de notariële overdracht van de woning, en de notaris opdracht dient te geven de overwaarde van de woning hij helfte te verdelen, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of dagdeel dat hij daarmee in gebreke blijft;
Subsidiairte bevelen dat de man de notaris opdracht dient te geven de overwaarde van de woning in depot te storten, op straffe van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of dagdeel dat hij daarmee in gebreke blijft;
V. te bepalen dat, indien de man zijn medewerking aan de veroordelingen 1, II, III en/of IV niet verleent, dit vonnis in de plaats treedt van de wilsverklaring van de man ten aanzien van het ondertekenen van de bemiddelingsopdracht tot verkoop van de woning aan Prismaat makelaars O.G., althans de verkopende makelaar, de koopovereenkomst, voor zover in overeenstemming met het advies van de makelaar en/of de daarop aansluitende leveringsakte, telkens wanneer dit aan de orde is;
VI. met veroordeling van de man in de kosten van dit geding,
VII. althans een of meerdere voorziening(en) te treffen die uw voorzieningenrechter in goede justitie voorkomt/voorkomen;
3.2.
De vrouw legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij niet gehouden kan worden om nog langer in een onverdeelde gemeenschap met de man verbonden te blijven. Ook wil de vrouw niet langer risico dragen in verband met de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheeklasten. Ondanks herhaaldelijke verzoeken heeft de man zijn wens om de woning over te nemen niet met enige financiële onderbouwing aannemelijk gemaakt. Met het oog op de terugkeer van de man in de maatschappij na afloop van zijn gevangenisstraf op 25 februari 2022 nemen voor de vrouw de spanningen toe. Zij wenst daarom de woning voor afloop van het Penitentiair programma te koop te zetten en – zo mogelijk – ook te verkopen.
3.3.
De man voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in (voorwaardelijke) reconventie

4.1.
De man vordert, voorzover de voorzieningenrechter van mening is dat er een verdeling in kort geding plaats dient te vinden:
de onverdeelde aan de vrouw toebehorende helft van de gemeenschappelijke woning aan de [plaats] te [plaats] toe te scheiden aan de man onder diens verplichting zorg te dragen voor doorhaling van de vrouw als schuldenares van de op de woning rustende hypotheekschulden en daarbij te bepalen dat als voorschot op de definitieve verdeling van de beperkte gemeenschap en de verrekening van de aanwezige vorderingen tussen partijen de overwaarde van de woning geheel aan de man toekomt en de man bij toescheiding van de woning geen vergoeding verschuldigd is aan de vrouw, kosten rechtens.
4.2.
De man legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij altijd heeft aangegeven de woning te willen overnemen. Hij kan akkoord gaan met de getaxeerde waarde van de woning van € 420.000,00. Na aftrek van de hypothecaire geldleningen resteert een overwaarde van € 112.786,00, waarvan de helft aan de vrouw toekomt. Volgens de man heeft hij echter een hogere vordering op de vrouw. De vrouw moet nog aan hem betalen: een gebruiksvergoeding voor de woning, de opbrengst uit onrechtmatige verkoop van de auto van de man, een vergoeding voor de inboedel en de onrechtmatig van de bankrekening van de man afgeschreven bedragen. Rekening houdend met de aan de vrouw toekomende overwaarde van de woning van € 56.397,00 betekent dit volgens de man dat de vrouw nog een bedrag van € 42.834,42 aan hem moet voldoen. De man stelt dat hij met een bruto maandinkomen van € 3.800,00 in staat geacht moet worden om de volledige hypotheek op zijn naam te krijgen.
4.3.
De vrouw voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie

Spoedeisend belang

5.1.
Voor toewijzing van een voorziening in kort geding moet sprake zijn van een voldoende spoedeisend belang. Gelet op de stelling van de vrouw dat zij niet langer in onverdeeldheid wil blijven, de omstandigheid dat geen van partijen in de woning verblijven, in combinatie met de aankomende vrijlating van de man, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldaan aan het vereiste spoedeisend belang.
Meewerken verkoop woning?
5.2.
De man stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van de vrouw moeten worden afgewezen omdat de verdeling in een bodemprocedure moet worden gevorderd en niet in kort geding. Dit verweer slaagt niet. Anders dan de man meent, kan een veroordeling tot het verlenen van medewerking aan de verkoop van een gemeenschappelijke woning niet als een verdelingshandeling worden gekwalificeerd, nu het niet de vaststelling van de verdeling betreft, maar enkel de wijze van verdeling. Ook de vorderingen van de vrouw om te bepalen dat bij gebreke van de medewerking van de man dit vonnis in de plaats daarvan treedt, zijn in kort geding toewijsbaar. De Hoge Raad heeft reeds in 2002 geoordeeld dat ook een machtiging tot het te gelde maken van een gemeenschappelijk goed als bedoeld in artikel 3:174 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bij wijze van voorziening in kort geding kan worden verleend en de voorzieningenrechter is voorts bevoegd om op grond van artikel 3:300 lid 2 BW te bepalen dat zijn uitspraak in de plaats van een akte of een deel daarvan zal treden.
5.3.
Voor toewijzing van de door de vrouw gevorderde voorziening is vereist dat in een eventuele bodemprocedure met een grote mate van waarschijnlijkheid een vergelijkbare vordering zal worden toegewezen. De voorzieningenrechter moet dus beoordelen of het aannemelijk is dat de bodemrechter op die manier zal oordelen als dat de voorziening wordt getroffen zoals door de vrouw gevorderd.
5.4.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat als uitgangspunt heeft te gelden dat van de vrouw niet verlangd kan worden dat zij langer dan noodzakelijk in een onverdeelde gemeenschap met de man blijft. Dit geldt te meer vanwege de voor haar aan de woning gerelateerde nare herinneringen. Daarbij komt dat geen van partijen feitelijk in de woning woont. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de vrouw een voldoende zwaarwegend belang bij verkoop van de woning heeft.
5.5.
De vrouw heeft op 16 februari 2021 aan de man laten weten dat zij tot verkoop van de woning wil overgaan. De man heeft toen aangegeven de woning te willen overnemen. Een financieringsvoorstel is echter uitgebleven. Dat de man in staat is om de woning te herfinancieren is vooralsnog niet gebleken en ook overigens niet aannemelijk geworden. Dat de man per 1 december 2021 als manager bij een hotel in dienst treedt tegen een salaris van € 3.800,00 bruto per maand, maakt dit niet anders. Uitgaande van een hypothecaire geldlening van maximaal 4,5 keer het jaarinkomen, is het bruto maandinkomen van de man onvoldoende om de thans op de woning rustende hypothecaire geldlening over te nemen, laat staan de overwaarde te financieren.
5.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat voorshands voldoende aannemelijk is dat ook de bodemrechter een vordering tot verkoop van de woning zal toewijzen. Het belang van de vrouw tot verkoop van de woning weegt zwaarder, aangezien de woning niet door partijen wordt bewoond en de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in staat is om de financiering in orde te maken. De man moet daarom meewerken aan de verkoop van de woning. De vorderingen onder I tot en met V zullen worden toegewezen, behoudens het navolgende.
5.7.
De man woont op dit moment niet in de woning en mag zich – gelet op het opgelegde contactverbod – ook niet in de omgeving van de woning begeven. De onder II gevorderde medewerking zal daarom slechts worden toegewezen voor zover dit in de macht van de man ligt. Daarbij zal worden bepaald dat de man de verkoop in ieder geval niet mag tegenwerken.
5.8.
Nu in kort geding slechts de wijze van verdeling kan worden gelast, maar niet de verdeling kan worden vastgesteld, zal voor wat betreft de overwaarde van de woning de subsidiaire vordering onder IV worden toegewezen, inhoudende dat de notaris de opdracht krijgt om de overwaarde van de woning in depot te houden in afwachting van de uitkomst van een nog aanhangig te maken bodemprocedure dan wel overeenstemming is bereikt tussen partijen over de afwikkeling van de beperkte gemeenschap die tussen hen bestaat.
Dwangsom
5.9.
De voorzieningenrechter zal de onder I, II en IV gevorderde dwangsommen afwijzen, omdat de man niet in de woning woont en bovendien zal worden bepaald, zoals gevorderd, dat dit vonnis bij gebreke van medewerking door de man in de plaats zal treden van de voor de verkoop en levering van de woning noodzakelijke rechtshandelingen van de man, zodat het opleggen van een dwangsom voor de uitvoering van dit vonnis niet noodzakelijk is.
Proceskosten
5.10.
Omdat partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beoordeling in voorwaardelijke reconventie

6.1.
De man heeft een vordering in reconventie ingesteld onder de voorwaarde dat de voorzieningenrechter van mening is dat er een verdeling in kort geding kan plaatsvinden. Deze voorwaarde is niet in vervulling gegaan, omdat zoals in conventie is overwogen een veroordeling tot het verlenen van medewerking aan de verkoop van een gemeenschappelijke woning niet als een verdelingshandeling kan worden gekwalificeerd. Dit betekent dat de vorderingen in reconventie geacht moeten worden niet te zijn ingesteld. De voorzieningenrechter komt aan de behandeling hiervan dan ook niet toe. De vorderingen van de man uit hoofde van verdeling lenen zich ook overigens - gelet op hun aard en omvang - in tegenstelling tot de verkoop van een woning, niet voor behandeling in kort geding. In kort geding is in beginsel geen plaats voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering. Op de vorderingen die partijen in het kader van de verdeling van de beperkte gemeenschap mogelijk op elkaar hebben zal in een bodemprocedure moeten worden beslist.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
beveelt de man om mee te werken aan het ondertekenen van de nader te overleggen bemiddelingsopdracht van Prismaat makelaars O.G.,
7.2.
beveelt de man, om - voor zover dit gelet op het opgelegde contactverbod in zijn macht ligt - alle medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning in [plaats] aan de [plaats], in die zin dat de man de verkoop in ieder geval niet zal tegenwerken, waarbij het advies van Prismaat makelaars O.G.., ten aanzien van de vraagprijs bindend zal zijn, onder andere inhoudende:
h. het toelaten van de makelaar in de woning;
i. het afgeven van een sleutel van de woning aan de makelaar;
j. het toelaten van bezichtigingen, waarbij de woning tot genoegen van de makelaar opgeruimd is en de man zelf niet aanwezig is;
k. de aanwijzingen van de makelaar in verband met (bespoedigen van de) verkoop op te volgen;
l. het beschikbaar zijn voor overleg met de makelaar;
m. aan de woning mogen tevens geen waarde verminderende factoren en/of schade worden toegebracht door de man;
n. de woning, uiterlijk twee dagen voor de dag, waarop de woning aan de kopende partij moet worden geleverd, te ontruimen en te verlaten en de sleutels ter vrije van beschikking van de kopende partij te stellen,
7.3.
bepaalt dat partijen bij verschil van opvatting over de te hanteren vraagprijs (en de eventuele verlaging daarvan) voor de woning, de noodzaak van aanpassingen daarvan om deze geschikt te maken voor bezichtiging alsmede onenigheid over de vraag of een op de woning gedaan bod al dan niet geaccepteerd zal worden, jegens elkaar gehouden zijn om te handelen in overeenstemming met het terzake door Prismaat makelaars O.G. te geven bindende advies daaromtrent,
7.4.
beveelt de man om mee te werken aan de totstandkoming van een
verkoopovereenkomst en aan de notariële overdracht van de woning, en bepaalt dat de overwaarde bij de notaris in depot dient te blijven in afwachting van de uitkomst van de door de man aanhangig te maken bodemprocedure dan wel totdat overeenstemming is bereikt tussen partijen over de afwikkeling van de beperkte gemeenschap van partijen,
7.5.
bepaalt dat, indien de man zijn medewerking aan de veroordelingen 7.1 tot en met 7.4 niet verleent, dit vonnis in de plaats treedt van de wilsverklaring van de man ten aanzien van het ondertekenen van de bemiddelingsopdracht tot verkoop van de woning aan Prismaat makelaars O.G., de koopovereenkomst, voor zover in overeenstemming met het advies van de makelaar en/of de daarop aansluitende leveringsakte, telkens wanneer dit aan de orde is,
7.6.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.9.
verstaat dat de voorwaarde waaronder de reconventionele vorderingen zijn ingesteld niet is vervuld.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. de Bert op 14 december 2021. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 1589