Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
,
.
1.De procedure
- de dagvaarding van 6 september 2021, met bijlagen 1 tot en met 3;
- de brief, met bijlagen 4 tot en met 6, van de advocaat van de man.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw betreffende de nakoming van een omgangsregeling voor hun minderjarige kind. De man vorderde dat de vrouw zou worden veroordeeld tot het naleven van de omgangsregeling die eerder was vastgesteld bij vonnis van 5 juli 2021. De vrouw had deze regeling niet nageleefd en weigerde de minderjarige aan de man mee te geven, ondanks eerdere afspraken en bemiddeling door de politie en jeugdzorg. De man stelde dat hij een spoedeisend belang had bij de gevraagde voorziening, omdat hij al geruime tijd geen contact had met zijn dochter en dit in haar belang was.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw de omgangsregeling niet had nageleefd en dat er geen zwaarwegende omstandigheden waren die zich tegen de nakoming verzetten. De rechter benadrukte het belang van omgang tussen een minderjarig kind en de niet-verzorgende ouder. De vrouw werd veroordeeld tot nakoming van de omgangsregeling en er werd een dwangsom van € 250 per dag of dagdeel opgelegd voor iedere keer dat zij niet aan deze veroordeling voldeed, met een maximum van € 5.000. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, zodat ieder van partijen zijn eigen kosten droeg. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.