ECLI:NL:RBNHO:2021:11660

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
9480826 / AO VERZ 21-80
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig ontslag op staande voet en toekenning van vergoedingen

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet dat door de werkgever, [verweerder], aan de werknemer, [verzoekster], is gegeven. [Verzoekster] was sinds 1 mei 2021 in dienst bij [verweerder] en had te maken met persoonlijke problemen die haar werk beïnvloedden. Op 4 september 2021 meldde zij zich ziek, maar de werkgever beschouwde dit als werkweigering en ontsloeg haar op 8 september 2021. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet rechtsgeldig was, omdat de werkgever niet had aangetoond dat er sprake was van een dringende reden voor ontslag. De kantonrechter stelde vast dat [verzoekster] zich tijdig ziek had gemeld en dat de werkgever zijn verplichtingen niet was nagekomen door geen bedrijfsarts in te schakelen. Hierdoor was het ontslag op staande voet in strijd met de wet. De kantonrechter heeft [verzoekster] een gefixeerde schadevergoeding, een billijke vergoeding en een transitievergoeding toegekend, omdat het ontslag onterecht was gegeven. De hoogte van de vergoedingen werd vastgesteld op basis van het loon en de omstandigheden van de zaak. De proceskosten werden ook aan de werkgever opgelegd, omdat deze ernstig verwijtbaar had gehandeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 9480826 / AO VERZ 21-80 (SJ)
Uitspraakdatum: 15 december 2021
Beschikking in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoekster]
gemachtigde: mr. J.H. Prins
[toevoegingsnummer: 4OU1374]
tegen
[verweerder] h.o.d.n. [bedrijfsnaam]
gevestigd te [vestigingsplaats]
verwerende partij
verder te noemen: [verweerder]
gemachtigde: mr. E.F. Wolters
De zaak in het kort
Deze zaak gaat om de vraag of een gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is en of de werkgever een gefixeerde schadevergoeding, een billijke vergoeding en een transitievergoeding aan de werknemer moet betalen. De kantonrechter is van oordeel dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. De grondslag voor het ontslag op staande voet, werkweigering, is niet komen vast te staan. Dit heeft tot gevolg dat de werkgever een gefixeerde schadevergoeding, een billijke vergoeding en een transitievergoeding aan de werknemer moet betalen.

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoekster] heeft een verzoek gedaan om een verklaring voor recht inhoudende dat ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is en om haar een transitievergoeding, een gefixeerde schadevergoeding en een billijke vergoeding toe te kennen. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 17 november 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. Partijen hebben daar hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt.
1.3.
Vóór de zitting heeft [verzoekster] bij brief van 10 november 2021 nog stukken toegezonden.

2.Feiten

2.1.
[verzoekster] , geboren [geboortedatum] , is sinds 1 mei 2021 in dienst bij [verweerder] voor 38 uur per week op basis van een contract voor bepaalde tijd tot en met 30 april 2022. De functie van [verzoekster] is vakkracht. De Horeca-cao 2020 is op de arbeidsovereenkomst van toepassing verklaard.
2.2.
Op 2 september 2021 heeft [verzoekster] aan [verweerder] geappt: “
[xxx] ik ben ziek. Ik wilde niet ziekmelden maar het gaat niet. Heb net 3e keer al overgegeven.” en “
Het gaat psygisch niet goed met mij.”
2.3.
Op 4 september 2021 om 10:14 uur heeft [verzoekster] aan [verweerder] geappt: “
[yyy] is zit in grote problemen. Me vriend heeft me uit me huis getrokken en meegenomen naar den haag heeft me geslagen en buiten gezet. Ik weet niet hoe ik nu naar huis moet. Ik loop gevaar. Ik word bedreigd door hem. (…) Ik moet me schuil houden. Ik ben bang. (…).”
2.4.
[verweerder] heeft om 16:16 uur geappt: “
Kom je morgen?
2.5.
Op en na 4 september 2021 is [verzoekster] niet op het werk verschenen. Ze stond wel ingeroosterd op 5 en 6 september 2021.
2.6.
Bij e-mail van 8 september 2021 om 16:31 uur heeft [verzoekster] aan [verweerder] geschreven: “
Helaas ben ik niet in staat om te komen werken en daarom heb ik mij afgelopen zaterdag 4 september ziek gemeld. Wil je dat ik binnenkort nog contact met jou opneem, of neem jij contact met mij op?
2.7.
Bij brief van 8 september 2021 is [verzoekster] op staande voet ontslagen. In de brief staat: “
De redenen voor dit ontslag zijn, zoals wij u ook op 8 september 2021 hebben meegedeeld, door weigering van werk. Deze redenen vormen elk afzonderlijk maar ook in samenhang bezien een dringende reden voor dit ontslag op staande voet.
2.8.
Bij e-mail van 9 september 2021 12:36 heeft [verweerder] aan [verzoekster] geschreven: “
Ik probeerde je de afgelopen dagen te bereiken, maar het was niet gelukt. Uw hebt een ongeldige ziekmelding doorgegeven afgelopen zaterdag, die zie ik niet als een ziekmelding. Op basis van arbeidsovereenkomst ben je verplicht 38 uur te werken, maar het is niet gebeurd, Ik beschouw het als werkweigering.”
2.9.
Bij e-mail van 9 september 2021 15:03 heeft [verzoekster] aan [verweerder] geschreven:
“ (…) Ik heb 4 september 2021 van mij laten weten dat ik verlopig niet kan komen werken ivm priveomstandigheden die ik niemand verplicht ben vrij te geven. Toch heb ik mijn situatie verteld. Er word nul rekening gehouden vanuit jullie kant. Ik heb ondanks ik heel veel dingen moet doorstaan en ik door de situatie niet bereikbaar was gister toch nog contact heb ongezocht dat het nu nog steeds naar uitziet dat ik verlopig niet kan komen werken. Er is toen gezegt dat de arbodienst ingeschakeld word. (…).
2.10.
Bij e-mail van 10 september 2021 11:53 heeft [verweerder] aan [verzoekster] geschreven: “
Tot nu toe heb je je al 5 keer heeft ziekgemeld en 2 keer niet gekomen omdat je geen geld heeft. Tussen tijd hebben wij je paar keer waarschuwing gegeven. Op basis van wet hebben wij al recht om je ontslag te geven maar willen wij voor je nog een kans geven. Hoe Daan ook krijge je ontslag vanaf 01-10-2021 en je komt vanaf morgen op tijd naar werk en houdt je regels tot 01-10-2021. (…) Wij hebben tussen tijd ook contact opgenomen met arbodienst en hebben wij begrijp dat arbodienst niks kan doen voor iemand die ruzie heeft gehad met haar x. Je heeft melding doorgegeven dat je ruzie heb gehad met je x dat betekent dat je niet ziek bent.”
2.11.
Op 10 september 2021 om 12:06 uur heeft [verzoekster] aan [verweerder] gemald: “
En ik ben al naar de politie geweest. Volgens mij heeft er ook iemand van de hulpverlener jullie op de hoogte gesteld. Naast dat dat allemaal gebeurd is heb ik dus ook psygische problemen opgelopen en dat is ANSTIG, GEBROKEN, EN GETRAUMATISEERD. En daarom niet kan komen werken!
2.12.
Op 10 september 2021 om 12:12 uur heeft [verweerder] aan [verzoekster] gemaild: “
Als je morgen niet naar werk komt, dat is dan laatste waarschuwing voor je.”
2.13.
Bij e-mail van 12 september 2021 heeft [verweerder] aan [verzoekster] geschreven dat ze vanaf 1 oktober 2021 ontslag krijgt “
omdat de zaak minder goed loopt dan wij verwachten en moest je gister al aanwijzing te zijn om je werk te verrichten maar je was er niet. Dat is dan al 7- waarschuwing voor je. je salaris wordt van begin September tot vandaag gestort (…).”

3.3. Het verzoek

3.1.
[verzoekster] verzoekt een verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is. Verder verzoekt zij een gefixeerde schadevergoeding over de maanden september en oktober 2021 van € 3.703,08 bruto, een billijke vergoeding van € 11.109,24 bruto en een transitievergoeding van € 617,18 bruto.
3.2.
Aan dit verzoek legt [verzoekster] ten grondslag – kort weergegeven – dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet. [verzoekster] stelt dat [verweerder] haar telefonische ziekmelding op 4 september 2021 vanwege mishandeling en bedreiging door haar ex-partner niet heeft geaccepteerd maar als werkweigering heeft gezien en aan het ontslag ten grondslag heeft gelegd. Volgens [verzoekster] is er echter geen sprake van een dringende reden in de zin van de wet. Verder is het ontslag van 8 september 2021 niet onverwijld na de ziekmelding gegeven, was er geen ontslagvergunning en is de opzegtermijn niet in acht genomen. [verzoekster] stelt dat [verweerder] het ontslag per 8 september 2021 in zijn e-mail van 10 september 2021 feitelijk weer heeft ingetrokken en gewijzigd in een ontslag per 1 oktober 2021. Zij stemt hiermee niet in. Daarbij is zij nog steeds ziek en niet in staat om te werken.

4.Het verweer

4.1.
[verweerder] verweert zich tegen het verzoek en voert daartoe– samengevat – aan dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Volgens [verweerder] is van een ziekmelding geen sprake geweest. [verzoekster] heeft alleen gemeld dat zij niet komt werken vanwege problemen in de privésfeer. [verzoekster] is vanaf 4 september 2021 niet op het werk verschenen en was niet bereikbaar, terwijl zij wel stond ingeroosterd. Het was niet de eerste keer dat [verzoekster] op korte termijn aangaf niet te kunnen werken. [verzoekster] is meerdere keren gewaarschuwd vanwege (te) late en veelvuldige ziekmeldingen en het niet verschijnen op werk. Het simpelweg niet verschijnen en het gedurende een bepaalde periode niet bereikbaar zijn, is opgevat als werkweigering en de aanleiding om [verzoekster] op 8 september 2021 op staande voet te ontslaan omdat toen de maat vol was. Van belang hierbij is dat [verweerder] pas kort met de onderneming was gestart en er op rekende dat [verzoekster] de werkzaamheden zou verrichten; hij had haar diensten echt nodig. Verder betwist [verweerder] dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. Volgens [verweerder] liet [verzoekster] niets van zich horen en kon hij haar niet telefonisch bereiken.
Van een intrekking van het ontslag op staande voet is geen sprake. [verweerder] heeft [verzoekster] een kans geboden om alsnog tot 1 oktober 2021 aan het werk te gaan, omdat [verzoekster] had verzocht om intrekking van het ontslag op staande voet. Zij heeft hiervan geen gebruik gemaakt maar berust in het ontslag op staande voet. De arbeidsovereenkomst is daarom geëindigd op 8 september 2021.

5.De beoordeling

ontslag op staande voet en verklaring voor recht
5.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het door [verweerder] gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen.
5.2.
[verweerder] heeft in de brief van 8 september 2021 werkweigering als dringende reden aan het ontslag ten grondslag gelegd. Het gaat onder meer om het niet op het werk verschijnen op 4 september 2021. [verweerder] betwist in dit verband dat sprake was van een ziekmelding op 4 september 2021. Volgens [verweerder] heeft [verzoekster] slechts doorgegeven dat zij die dag niet zou komen werken, terwijl zij wel ingeroosterd stond. De kantonrechter stelt echter vast dat [verweerder] op deze mededeling van [verzoekster] heeft gereageerd met: “
kom je morgen?”(zie hiervoor in 2.4). Daarmee heeft [verweerder] naar het oordeel van de kantonrechter ingestemd met de afwezigheid van [verzoekster] op 4 september 2021. [verzoekster] was die dag dus geoorloofd afwezig. Van werkweigering was daarom op 4 september 2021 geen sprake, althans daarvan is onvoldoende gebleken.
5.3.
De werkweigering bestaat volgens [verweerder] ook uit het niet op het werk verschijnen op 5 en 6 september 2021. In dit verband is het volgende van belang. Een vriend van [verzoekster] heeft, op haar verzoek, op 6 september 2021 in verband met haar situatie telefonisch gesproken met [verweerder] (althans met zijn echtgenote [yyy] ) en gezegd dat [verzoekster] ziek is. Verder is ter zitting gebleken dat [verzoekster] samen met [ambulant begeleider] (de ambulant begeleider van [verzoekster] , werkzaam bij ’s Heerenloo) op 8 september 2021 heeft gesproken met [yyy] . Niet weersproken is dat in dat gesprek is meegedeeld dat [verzoekster] vanwege ziekte voorlopig niet kan komen en dat daarop door [yyy] is gezegd dat de arbodienst zal worden ingeschakeld. Vervolgens heeft [verzoekster] bij e-mail van 8 september 2021 met als onderwerp ‘ziekmelding’ aan [verweerder] geschreven dat zij niet in staat is om te komen werken en dat zij zich daarom op 4 september heeft ziekgemeld (zie hiervoor in 2.6). [verzoekster] heeft ter zitting gesteld dat het gesprek van 8 september 2021 heeft plaatsgevonden voordat zij de ontslagbrief ontving. [verweerder] betwist dit. Maar hij weet niet wanneer de brief is gestuurd, terwijl [verzoekster] aangeeft dat zij de brief pas op 9 september 2021 per e-mail heeft ontvangen. Dit laatste heeft [verweerder] niet gemotiveerd weersproken, terwijl dat wel op zijn weg had gelegen.
Op grond van het voorgaande stelt de kantonrechter vast dat [verzoekster] zich na
4 september 2021 – en voor het ontslag op staande voet – ziek heeft gemeld.
5.4.
Vanwege de ziekmelding is het aan [verweerder] als werkgever om de bedrijfsarts in te schakelen. Het is niet aan een werkgever om te oordelen over de arbeidsongeschiktheid van een werknemer. Vast staat dat [verweerder] de bedrijfsarts niet heeft ingeschakeld, zodat zijn standpunt dat er geen sprake is van ziekte nergens op is gebaseerd. Anders is dat als een werkgever concrete bewijzen heeft dat een werknemer zonder goede grond afwezig is en dat een werknemer arbeidsgeschikt is. Daarvoor heeft [verweerder] onvoldoende gesteld, terwijl uit het door [verzoekster] overgelegde onderzoeksrapport van haar WMO-consulent naar voren komt dat zij psychische beperkingen heeft en door het voorval met haar ex-partner extra kwetsbaar is.
5.5.
Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van de kantonrechter dan ook niet worden vastgesteld dat er op of na 4 september 2021 sprake is van werkweigering door [verzoekster] .
5.6.
[verweerder] voert nog aan dat [verzoekster] eerder werk heeft geweigerd. Maar deze eerdere gedragingen staan niet in de ontslagbrief. Deze gedragingen – wat hier ook van zij – kunnen dan ook niet aan het ontslag op staande voet ten grondslag worden gelegd.
5.7.
Uit het voorgaande volgt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. De opzegging van de arbeidsovereenkomst is daarom in strijd met artikel 7:677 lid 1 BW.
5.8.
De door [verzoekster] gevraagde verklaring voor recht kan worden toegewezen. [verzoekster] heeft ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat zij daar belang bij heeft, ook in verband met het aanvragen van een uitkering.
5.9.
[verzoekster] heeft berust in de opzegging. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst op 8 september 2021 is geëindigd. [verzoekster] vordert een gefixeerde schadevergoeding in verband met de onregelmatige beëindiging van het dienstverband, een billijke vergoeding en een transitievergoeding.
vergoeding wegens onregelmatige opzegging
5.10.
Gelet op de onregelmatige opzegging, is [verweerder] de gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:672 lid 11 BW verschuldigd. Dit is een vergoeding gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Niet weersproken is dat [verzoekster] tot 8 september 2021 uitbetaald heeft gekregen. Het gaat dan ook om het loon over de periode van 9 september 2021 tot 1 november 2021, inclusief de vakantietoeslag.
5.11.
Volgens [verweerder] is de hoogte van de vakantietoeslag op grond van de toepasselijke cao en de arbeidsovereenkomst 8% en niet 8,85%, zoals [verzoekster] meent. [verzoekster] heeft dit niet gemotiveerd weersproken, zodat de kantonrechter hiervan ook uitgaat. De omstandigheid dat in de door [verzoekster] overgelegde loonstrook van juli 2021 staat dat de vakantietoeslag 8,85% is, maakt dit niet anders, omdat daaruit niet voldoende blijkt dat partijen dat percentage in afwijking van artikel 3.5 van de arbeidsovereenkomst en artikel 4.16 onder 1 van de cao zijn overeengekomen. [verzoekster] heeft daarvoor onvoldoende gesteld. De kantonrechter gaat er daarom van uit dat de vakantietoeslag 8% bedraagt.
5.12.
Door [verzoekster] is niet weersproken dat de gefixeerde schadevergoeding over bovenstaande periode, rekening houdend met het in de arbeidsovereenkomst overeengekomen salaris van € 1.684,80 bruto per maand en een vakantietoeslag van 8%, neerkomt op € 3.153,93. Dit bedrag zal worden toegewezen.
billijke vergoeding
5.13.
Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, moet het verzoek van [verzoekster] om toekenning van een billijke vergoeding worden toegewezen. Daarbij wordt opgemerkt dat het geven van een ongeldig ontslag op staande voet als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever moet worden aangemerkt.
5.14.
Voor het vaststellen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in de rechtspraak uitgangspunten geformuleerd (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 30 juni 2017, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder nummer ECLI:NL:HR:2017:1187 (
New Hairstyle)). De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle (uitzonderlijke) omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
5.15.
Als gevolg van het ontslag is [verzoekster] haar baan kwijtgeraakt. Zij dient hiervoor te worden gecompenseerd. Bij de vaststelling van de hoogte van de billijke vergoeding maakt de kantonrechter een inschatting hoelang de arbeidsovereenkomst nog zou hebben voortgeduurd als [verweerder] [verzoekster] niet op staande voet zou hebben ontslagen. Daarbij is van belang dat er tussen partijen een werkrelatie bestond die, kort gezegd, niet soepel verliep onder meer vanwege de privéomstandigheden van [verzoekster] en haar wisselende aanwezigheid op het werk. Ook weegt mee dat niet (voldoende gemotiveerd) is weersproken [verzoekster] daarover vaak is aangesproken door [verweerder] . Als verder rekening wordt gehouden met goede en kwade kansen, acht de kantonrechter het aannemelijk dat (als het ongeldige ontslag op staande voet niet zou zijn gegeven) de arbeidsovereenkomst op korte termijn op verzoek van [verweerder] zou zijn ontbonden wegens disfunctioneren of een verstoorde arbeidsverhouding. Daarnaast houdt de kantonrechter bij het vaststellen van de billijke vergoeding rekening met de omstandigheden dat het dienstverband slechts vier maanden heeft geduurd, dat [verzoekster] 26 jaar was ten tijde van het ontslag en zij nog geen nieuw werk heeft gevonden, maar dat er voldoende werkaanbod is op de huidige arbeidsmarkt. Zeker in de horeca. [verzoekster] heeft een horeca-opleiding gedaan en heeft in deze sector gewerkt.
5.16.
[verzoekster] stelt dat zij vanwege ziekte nog niet in staat is om te werken, maar zij heeft dat standpunt niet onderbouwd met medische stukken. Uit het door [verzoekster] overgelegde onderzoeksrapport van de WMO-consulent stukken blijkt wel dat [verzoekster] psychische beperkingen heeft en extra kwetsbaar is, maar niet dat zij geheel niet in staat is om te werken. Aan dit standpunt gaat de kantonrechter dan ook voorbij.
5.17.
Verder stelt [verzoekster] dat zij door toedoen van [verweerder] geen recht heeft op een WW- of ZW-uitkering. Dit standpunt zonder nadere onderbouwing geeft blijkt van een onjuiste rechtsopvatting. Als een ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is, zoals hier het geval is, zal op zichzelf wel een recht op een WW- of ZW-uitkering kunnen ontstaan. De vraag of die uitkering tot uitbetaling komt, hangt af van het voldoen aan andere vereisten. Daarop heeft [verweerder] geen invloed. Hierin ziet de kantonrechter dan ook geen aanleiding om een hogere billijke vergoeding vast te stellen.
5.18.
Op grond van al het voorgaande acht de kantonrechter een billijke vergoeding van € 2.750,00 in dit geval voldoende. Er is in dit geval geen aanleiding om de vergoeding wegens onregelmatige opzegging en de transitievergoeding daarop in mindering te brengen. Het risico van het geven van een onterecht ontslag op staande voet ligt bij [verweerder] .
transitievergoeding
5.19.
Het verzoek om [verweerder] te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding wordt eveneens toegewezen. De kantonrechter heeft hiervoor geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven, omdat daarvoor geen dringende reden aanwezig was. Een dringende reden valt niet zonder meer samen met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werknemer. Maar bij gebreke van een dringende reden en gelet op de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden is er geen grond om te oordelen dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verzoekster] . Dat betekent dat [verweerder] de transitievergoeding verschuldigd is.
5.20.
Volgens [verzoekster] heeft zij recht op een transitievergoeding van € 617,18 bruto. Met [verweerder] is de kantonrechter van oordeel dat dit bedrag niet juist is. [verzoekster] is bij de berekening ten onrechte uitgegaan van een einde van de arbeidsovereenkomst per 30 april 2022, in plaats van 8 september 2021. Verder heeft zij, net zoals bij de berekening van de gefixeerde schadevergoeding, gerekend met een onjuist percentage aan vakantietoeslag.
5.21.
Rekening houdend met de duur van de arbeidsovereenkomst en een salaris van € 1.819,58 bruto per maand inclusief de vakantietoeslag van 8%, komt de transitievergoeding neer op € 215,47 bruto. Dit bedrag zal worden toegewezen.
proceskosten
5.22.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerder] , omdat sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder] . Daarbij zal het salaris van de gemachtigde van [verzoekster] worden vastgesteld op € 747,00.
5.23.
De gevorderde nakosten komen eveneens voor toewijzing in aanmerking, voor zover deze door [verzoekster] daadwerkelijk worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart voor recht dat het ontslag op staande voet van 8 september 2021 niet rechtsgeldig is;
6.2.
veroordeelt [verweerder] om aan [verzoekster] de vergoeding wegens onregelmatige opzegging te betalen van € 3.153,93 bruto;
6.3.
veroordeelt [verweerder] om aan [verzoekster] een billijke vergoeding te betalen van € 2.750,00 bruto;
6.4.
veroordeelt [verweerder] om aan [verzoekster] een transitievergoeding te betalen van € 215,47 bruto;
6.5.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoekster] tot en met vandaag vaststelt op € 829,00, te weten:
griffierecht € 85,00
salaris gemachtigde € 747,00 ;
6.6.
veroordeelt [verweerder] tot betaling van € 124,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door [verzoekster] worden gemaakt;
6.7.
wijst het verzoek voor het overige af;
6.8.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gewezen door mr. I.H. Lips, kantonrechter en op 15 december 2021 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter