ECLI:NL:RBNHO:2021:11622

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
HAA 21/269 V
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake bestuursrechtelijke beslissing

Op 21 december 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een verzetzaak van [opposant] tegen een eerdere uitspraak van 7 mei 2021, waarin het beroep van [opposant] niet-ontvankelijk was verklaard. Dit gebeurde omdat [opposant] niet tijdig het verschuldigde griffierecht had voldaan en geen afschrift van het bestreden besluit had overgelegd. In het verzet heeft [opposant] niet verzocht om een zitting en heeft zij aangevoerd dat zij brieven had gestuurd naar verschillende instanties en hulp had gevraagd aan de burgemeester van Bloemendaal.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het verzetschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken bedraagt en het verzetschrift pas op 28 september 2021 was ontvangen. Echter, omdat [opposant] aannemelijk heeft gemaakt dat zij het verzetschrift eerder had ingediend, heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzet tijdig was.

Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzet ongegrond is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat [opposant] in haar verzet niets heeft aangevoerd dat de eerdere beslissing van de rechtbank in twijfel trekt. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak van 7 mei 2021. De beslissing van de rechtbank is in het openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/269 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2021 op het verzet van

[opposant] (hierna: [opposant]), wonende te [woonplaats].

Procesverloop

[opposant] heeft tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer (hierna: het college) van 4 januari 2021 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 7 mei 2021 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
[opposant] heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
[opposant] heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat [opposant] niet (tijdig) het verschuldigde griffierecht heeft voldaan. Daarbij heeft [opposant] binnen de door de rechtbank gestelde termijn geen afschrift van het bestreden besluit overgelegd.
2. Alvorens in deze verzetzaak te kunnen beoordelen of de rechtbank in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep niet-ontvankelijk is, dient de rechtbank ambtshalve eerst na te gaan of [opposant] haar verzetschrift tijdig heeft ingediend.
3. Gelet op het bepaalde in artikel 8:55, eerste lid, van de Awb zijn bij de beoordeling van het verzet onder meer de artikelen 6:4, derde lid, 6:5 tot en met 6:9 en 6:11 van de Awb van overeenkomstige toepassing.
4. Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken. De termijn vangt op grond van artikel 6:8 Awb aan met ingang van de dag na die waarop de uitspraak aan belanghebbende is verzonden.
5. Op grond van het bepaalde in artikel 6:11 van de Awb blijft
niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend verzetschrift achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
6. In het onderhavige geval is de uitspraak door de rechtbank op 7 mei 2021 verzonden. De verzetstermijn vangt derhalve aan op 8 mei 2021 en eindigt op 18 juni 2021. Het verzetschrift is op de juiste afdeling van de rechtbank ontvangen op 28 september 2021. Het verzet is daarmee niet ingediend binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is bekendgemaakt.
7. Bij aangetekende brief van 4 oktober 2021 is aan [opposant] verzocht aan te tonen (bijvoorbeeld door een bewijs van aangetekend verzenden) dat het verzetschrift, zoals zij stelt, reeds op 11 juni 2021 in bezit zou zijn van de rechtbank.
[opposant] stelt bij brief van 11 oktober 2021 dat zij het verzetschrift heeft afgegeven bij de bodebalie van de rechtbank in Haarlem en dat het poststuk daar is afgestempeld met datum ontvangst. De baliemedewerkster zou zorgen dat het verzetschrift op zijn plaats kwam. Nu redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de [opposant] in verzuim is geweest houdt de rechtbank het ervoor dat het verzet tijdig is ingediend en zal het verzetschrift van [opposant] worden beoordeeld.
8. [opposant] voert in haar verzetschrift onder meer aan dat zij brieven heeft gestuurd aan de provincie Noord-Holland, de ombudsman, de B.K.K. (kadaster) in Zwolle en het Historisch Archief in Haarlem. Ook heeft zij hulp gevraagd aan burgemeester Roest van Bloemendaal.
9. Bij aangetekende brieven van 15 oktober 2021 en 6 november 2021 is aan [opposant] verzocht de gronden van verzet in te dienen.
Bij brief van 9 november 2021 stelt [opposant] onder andere dat zij is misleid en verzoekt [opposant], omdat haar huis en tuin kapot zijn gemaakt, dat alles in oude staat wordt hersteld en smartengeld.
10. Het verzet slaagt niet. Daartoe wordt overwogen dat de verzetsmogelijkheid alleen betrekking heeft op de vraag of de bestuursrechter terecht tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan. [opposant] heeft in verzet ten aanzien van de uitspraak van de rechtbank, waarin is geoordeeld dat zij het griffierecht niet tijdig heeft voldaan en dat zij binnen de gestelde termijn geen afschrift van de bestreden uitspraak heeft overgelegd, daartoe in verzet niets gesteld. Hetgeen door [opposant] verder in verzet is aangevoerd kan ook niet leiden tot de conclusie dat de zaak ten onrechte vereenvoudigd is afgedaan.
11. In wat [opposant] heeft aangevoerd, ziet de verzetrechter dan ook geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 7 mei 2021. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.