In deze zaak vordert de vrouw van haar ex-man betaling van pensioenaanspraken. De vrouw en de man zijn sinds 13 februari 1991 ex-echtgenoten en waren in algehele gemeenschap van goederen getrouwd. De man heeft in het verleden alimentatie aan de vrouw betaald, maar stelt dat hij recht heeft op verrekening van een vordering wegens onverschuldigd betaalde alimentatie. De rechtbank behandelt de vorderingen in conventie en reconventie gezamenlijk. De vrouw vordert een verklaring voor recht dat de man de helft van zijn pensioen aan haar moet voldoen en een bedrag van € 2.636,50, plus wettelijke rente. De man betwist de vordering en beroept zich op verrekening van een vordering wegens teveel betaalde alimentatie. De rechtbank oordeelt dat de man een vordering heeft van € 9.804,97 op de vrouw, maar dat deze vordering is verjaard. De rechtbank wijst de vordering van de vrouw af en verklaart voor recht dat de man zijn vordering kan tegenwerpen aan de vrouw. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.