ECLI:NL:RBNHO:2021:11592

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
15 december 2021
Zaaknummer
C/15/314760 / HA ZA 21-177
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over doorgroeiende wortels en overhangende takken met betrekking tot erfgrens en schade aan de schutting

In deze zaak, die zich afspeelt in Alkmaar, betreft het een burengeschil tussen twee partijen over de gevolgen van de beplanting van de gedaagde op het perceel van de eisers. De eisers, die eigenaar zijn van een perceel met woning en tuin, vorderen onder andere de verwijdering van een wilg en andere beplanting die te dicht bij de erfgrens staan, alsook schadevergoeding voor de schade die deze beplanting aan hun schutting heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde onrechtmatig handelt door de beplanting in stand te houden, die schade toebrengt aan de schutting van de eisers. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers deels toegewezen, waaronder de verwijdering van een vlier en de stronk van een es, en heeft de gedaagde veroordeeld tot het treffen van maatregelen om verdere schade te voorkomen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de gedaagde voor de helft moet bijdragen in de kosten van herstel van de bestrating en borderrand van de eisers. De vordering tot schadevergoeding voor de gehele herstelkosten is afgewezen, omdat de rechtbank oordeelt dat de huidige slechte staat van de schutting niet alleen aan de gedaagde kan worden toegerekend. De rechtbank heeft de termijn voor uitvoering van de veroordelingen vastgesteld op zes maanden en een dwangsom opgelegd voor het geval de gedaagde niet aan de veroordelingen voldoet. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/314760 / HA ZA 21-177
Vonnis van 8 december 2021 (bij vervroeging)
in de zaak van

1.[eiser] ,

2.
[eiseres],
beiden wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. K. Vriend te Hoorn Nh,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.H.M. de Boer te Alkmaar.
Partijen zullen hierna [eiser] , [eiseres] (gezamenlijk [eisers] ) en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 juni 2021,
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte wijziging eis, met producties,
  • het proces-verbaal van descente, gehouden op 13 oktober 2021,
  • de mondelinge behandeling van 13 oktober 2021, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Namens [gedaagde] zijn spreekaantekeningen overgelegd.
1.2.
Na de mondelinge behandeling hebben partijen geprobeerd het geschil op te lossen door middel van een minnelijke regeling. Dat is helaas niet gelukt. Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van een perceel met woning en tuin te [plaats] . [eiseres] is medebewoner- en gebruiker van het perceel van [eiser] .
2.2.
[gedaagde] is eigenaar van het perceel met woning en tuin dat grenst aan het perceel van [eisers]
2.3.
De erfafscheiding aan de achterzijde van de woningen bestaat voor het eerste deel vanuit de woningen gezien uit de buitenmuur van de aanbouw van [eisers] en voor het overige deel, tot aan de achterzijde van de tuinen, uit een houten schutting. De schutting is begin jaren ’90 door [eiser] geplaatst.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eisers] vordert, na wijziging eis, dat de rechtbank [gedaagde] veroordeelt, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
A. binnen 21 dagen na betekening van het vonnis te verwijderen en verwijderd te houden:
  • i) de twee vlieren, althans bomen, althans heesters gelegen in de linker achterhoek en linker voorzijde van de achtertuin van [gedaagde] op naar schatting zo’n 10 à 15 centimeter respectievelijk 30 à 40 centimeter van de erfgrens, alsmede de wortels daarvan die zich op of onder het perceel van [eisers] bevinden, en
  • ii) de braam, althans boom, althans heester gelegen aan de linker achterzijde van de achtertuin van [gedaagde] op naar schatting 40 à 50 centimeter van de erfgrens, alsmede de wortels daarvan die zich op of onder het perceel van [eisers] bevinden, en
  • iii) de stronk van de reeds gekapte es, althans (loof)boom gelegen aan de linkermiddenzijde van de achtertuin van [gedaagde] vrijwel tegen althans vlakbij de erfgrens, alsmede de wortels daarvan die zich op of onder het perceel van [eisers] bevinden,
althans de (overige) bomen die zich binnen 1 meter van het erf van [eisers] bevinden en/of (overige) heesters en heggen die zich binnen 50 centimeter van het erf van [eisers] bevinden,
en het daarna, met inachtneming van het primair gevorderde onder C. van het petitum, weer terugbrengen van het perceel van [eisers] in de staat waarin het zich bevond.
binnen 21 dagen na betekening van het vonnis de wilg, althans grote boom gelegen in de linker achterhoek van de achtertuin van [gedaagde] op naar schatting zo’n 50 centimeter van de erfgrens zodanig te snoeien en gesnoeid te houden dat de (overhangende) takken en bladeren daarvan die zich boven het perceel van [eisers] bevinden worden verwijderd, alsmede de wortels daarvan die zich op of onder het perceel van eisers bevinden te verwijderen en verwijderd te houden,
althans (subsidiair) onder de grond een zodanige voorziening te treffen die doorgroeien van de wortels van deze wilg, althans deze boom naar het perceel van [eisers] tegenhoudt,
binnen 21 dagen na betekening van het vonnis over te (doen) gaan tot deugdelijk herstel van (a) de schutting/erfafscheiding en (b) bestrating en borderrand van [eisers] zodanig dat deze weer in (goede) staat worden gebracht waarin ze verkeerden ten tijde van plaatsing van de inmiddels gekapte es, althans (loof)boom gelegen aan de linker middenzijde van de achtertuin van [gedaagde] ,
althans (subsidiair) over te gaan tot vergoeding aan [eiser] van de hiermee verband houdende schade (herstelkosten) ter hoogte van een bedrag van € 2.785,42 inclusief btw, althans een bedrag dat de rechtbank in goede justitie juist acht;
Subsidiair:
  • binnen 21 dagen na betekening van het vonnis de bomen en/of heesters, als bedoeld onder Primair sub A. en B. van het petitum, zodanig te snoeien en gesnoeid te houden dat de (overhangende) takken en bladeren daarvan die zich boven het perceel van [eisers] bevinden worden verwijderd, en
  • onder de grond een zodanige voorziening te treffen die doorgroeien van de wortels van deze bomen en/of heesters naar het perceel van [eisers] tegenhoudt;
Zowel primair als subsidiair:
  • alles op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] geen uitvoering geeft aan de veroordeling (gebod), met een maximum van € 25.000,-;
  • tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten ad € 17,60, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover van de dag van de dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
  • in de proceskosten en gebruikelijke nakosten.
3.2.
[eisers] baseert zijn vordering als volgt:
  • de afstand van de beplanting van [gedaagde] tot de erfgrens is in strijd met de wettelijke eisen van artikel 5:42 BW,
  • beplanting van [gedaagde] , inclusief wortels, veroorzaakt schade aan de schutting en aan de tuin van [eisers] , dit levert een onrechtmatige daad op en maakt [gedaagde] schadeplichtig,
  • op grond van redelijkheid en billijkheid dient [gedaagde] de volledige kosten te dragen van herstel en herplaatsing van de schutting.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert, onder de voorwaarde dat de rechtbank oordeelt dat de schutting mandelig is en dient te worden hersteld, dat de rechtbank [eisers] veroordeelt:
  • tot betaling van de helft van de kosten voor herstel van de gezamenlijke schutting, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen gedeelte van die kosten,
  • in de proceskosten en de nakosten.
3.6.
[eisers] voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Ontvankelijkheid
4.1.
[gedaagde] stelt dat [eiseres] niet ontvankelijk is, omdat [eiseres] geen eigenaar is van het perceel.
4.2.
[eisers] stelt primair dat [eiseres] door het huwelijk met [eiser] mede-eigenaar is geworden van het perceel, en subsidiair dat [eiseres] als feitelijk bewoner gerechtigd is om een vordering jegens [gedaagde] in te stellen op basis van het burenrecht. Zij ondervindt last, en [eiser] heeft er geen bezwaar tegen dat [eiseres] mede-eiser is.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het midden blijven of [eiseres] mede-eigenaar is geworden van het perceel, omdat [eiseres] in ieder geval als mede-gebruiker gerechtigd is een vordering in te stellen op basis van het burenrecht. Dit volgt – naar analogie - uit een uitspraak van de Hoge Raad, waarin is beslist dat de huurder van een perceel op grond van het burenrecht zijn buurman kan aanspreken tot verwijdering van een te dicht bij de erfgrens staande boom, mits de eigenaar van het gehuurde erf daartegen geen bezwaar heeft. [1]
4.4.
De conclusie is dat [eiseres] ontvankelijk is in haar vorderingen jegens [gedaagde] .
Juridisch kader
4.5.
Het burenrecht – zoals in de wet vastgelegd – bevat een aantal regels die voor deze zaak van belang zijn en die in de kern hierop neer komen:
Afstand tot erfgrens
- Bomen dienen op twee meter afstand te staan van de erfgrens met een nabuur, tenzij de nabuur toestemming heeft gegeven. [2]
- Heesters en heggen dienen op een halve meter afstand te staan van de erfgrens met een nabuur, tenzij de nabuur toestemming heeft gegeven. [3]
- De nabuur kan zich niet verzetten tegen de aanwezigheid van bomen, heesters of heggen die niet hoger reiken dan de scheidsmuur tussen de erven. [4]
- De nabuur heeft alleen recht op vergoeding van de schade wegens een toestand als hiervoor bedoeld, voor zover de schade is ontstaan na het tijdstip waartegen tot opheffing van die toestand is aangemaand. [5]
- De vordering tot verwijdering van bomen en dergelijke verjaart na verloop van twintig jaren. [6]
Overhangende takken en doorschietende wortels
- Indien een nabuur wiens beplantingen over het erf van een ander heen hangen, ondanks aanmaning van de eigenaar van dit erf, nalaat het overhangende te verwijderen, kan laatstgenoemde eigenaar eigenmachtig het overhangende wegsnijden en zich toeëigenen. [7]
- Degene op wiens erf wortels van een ander erf doorschieten, mag deze voor zover ze doorgeschoten zijn weghakken en zich toeëigenen. [8]
Erfscheiding
- Een vrijstaande scheidsmuur, een hek of een heg is gemeenschappelijk eigendom en mandelig, indien de grens van twee erven die aan verschillende eigenaars toebehoren, er in de lengterichting onderdoor loopt. [9]
- Mandelige zaken moeten op kosten van alle mede-eigenaars worden onderhouden, gereinigd en, indien nodig, vernieuwd. [10]
De twee vlieren
4.6.
[eisers] vordert verwijdering van twee vlieren, één aan de voorkant en één aan de achterkant van de tuin, omdat deze vlieren te dicht tegen de erfgrens aan staan.
4.7.
Op de zitting heeft [gedaagde] bevestigd dat de vlier aan de achterkant van de tuin mag worden verwijderd. De rechtbank zal de vordering tot verwijdering van die vlier dan ook toewijzen.
4.8.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de vlier aan de voorkant van de tuin op 25 cm afstand staat van de scheidingsmuur, maar ook dat de vlier niet hoger reikt dan de scheidingsmuur. Hoewel de afstand van 25 cm minder is dan de voor bomen toegestane minimale afstand van 2 meter, is er in dit geval geen recht op verwijdering, omdat de vlier niet hoger reikt dan de scheidingsmuur. De vlier mag dus blijven staan. De vordering zal worden afgewezen.
De braam
4.9.
[eisers] vordert verwijdering van de braam, omdat deze te dicht tegen de erfgrens staat.
4.10.
De rechtbank heeft ter plaatse geconstateerd dat de braam, een heester, op 60 cm staat van de schutting. Dit is een toegestane afstand voor een heester, namelijk meer dan 50 cm. De braam mag dus blijven staan. De vordering tot verwijdering wordt afgewezen. De rechtbank voegt hieraan toe dat van algemene bekendheid is dat een braam zeer snel woekert. [gedaagde] dient er daarom wel voor te zorgen dat de takken van de braam de tuin van [eisers] niet bereiken.
De stronk van de es
4.11.
[eisers] vordert verwijdering van de stronk van de es omdat deze schade toebrengt aan de schutting, en [gedaagde] hiermee onrechtmatig handelt.
4.12.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de stronk van de es tegen de schutting aandrukt, waardoor de schutting in de richting van de tuin van [eisers] is ingedeukt en beschadigd. De es is met de loop der jaren en het dikker worden van de stam, door de schutting heen over de erfgrens gegroeid. Naar het oordeel van de rechtbank handelt [gedaagde] met het in stand houden van deze toestand onrechtmatig jegens [eisers] Immers, de stronk van de es brengt schade toe aan de schutting, en [eisers] is mede-eigenaar van de schutting. [eisers] heeft er in beginsel recht op van [gedaagde] te vorderen dat zij een einde maakt aan deze onrechtmatige toestand, door het verwijderen van de stronk van de es.
4.13.
[gedaagde] verweert zich met een beroep op verjaring, en stelt daartoe dat de es ouder is dan 20 jaar.
4.14.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] geen beroep toekomt op verjaring. Het mag zo zijn dat de es ouder is dan 20 jaar – en gezien de dikte van de stam is dit waarschijnlijk wel het geval – de onrechtmatige toestand van het indrukken van de schutting is pas in de laatste jaren ontstaan. De vordering uit onrechtmatige daad is dus niet ouder dan 20 jaar, en dus niet verjaard. De rechtbank zal de vordering tot verwijdering van de stronk van de es toewijzen.
De wilg
4.15.
[eisers] vordert verwijdering van takken en bladeren van de wilg die zich boven zijn perceel bevinden.
4.16.
De rechtbank heeft geconstateerd dat er geen takken of bladeren van de wilg over de tuin van [eisers] hangen. De takken hangen deels over de tuin van [gedaagde] en deels over de achterliggende sloot. De rechtbank zal de vordering afwijzen.
Overigens, mochten er in de toekomst takken van de wilg over de tuin van [eisers] gaan hangen, en [gedaagde] verwijdert de takken niet ondanks een aanmaning van [eisers] , dan is [eisers] op grond van de wet gerechtigd de takken eigenmachtig te verwijderen.
4.17.
De rechtbank merkt daarnaast nog het volgende op. Omdat [eisers] in zijn oorspronkelijk bij dagvaarding ingestelde eis ook verwijdering van de wilg vorderde, heeft [gedaagde] onder meer het verweer gevoerd dat de vordering tot verwijdering is verjaard, omdat de wilg er langer dan 20 jaar staat. Dat verweer heeft zij met oud fotomateriaal onderbouwd. Ter zitting is de ouderdom van de wilg besproken, en is door [eisers] niet (langer) betwist dat de wilg ouder dan 20 jaar is. Daarmee staat voor de rechtbank vast dat deze wilg ouder is dan 20 jaar.
Overige beplanting
4.18.
[eisers] vordert tot slot nog verwijdering van overige bomen binnen één meter van de erfgrens, en van overige heesters en heggen binnen 50 cm van de erfgrens.
4.19.
De rechtbank heeft in de tuin van [gedaagde] geen andere bomen gezien die binnen 1 meter van de erfgrens staan en hoger reiken dan de erfafscheiding, en ook geen andere heesters of heggen die binnen 50 cm van de erfgrens staan en hoger reiken dan de erfafscheiding. Voor zover er dus al bomen, heesters of heggen te dicht op de erfgrens staan, is er geen recht op verwijdering, omdat ze niet hoger reiken dan de erfafscheiding. De rechtbank zal de vordering afwijzen.
4.20.
Overigens begrijpt de rechtbank uit de vordering van [eisers] – en dit is ook zo ter zitting door [eisers] bevestigd – dat [eisers] , als het gaat om de afstand tot de erfgrens, geen bezwaar heeft tegen bomen in de tuin van [gedaagde] op minimaal één meter van de erfgrens. De afstand van één meter is minder dan de wettelijke minimale afstand van twee meter. Hetgeen [eisers] hierover heeft verklaard kan dan ook worden gezien als een toestemming van [eisers] aan [gedaagde] om, in afwijking van de wettelijke bepaling, bomen in haar tuin te mogen hebben op een afstand van minimaal één meter tot aan de erfgrens.
Herstel schutting, bestrating en borderrand
4.21.
[eisers] vordert herstel van de schutting en van de bestrating en borderrand in zijn tuin, althans vergoeding van de herstelkosten voor een bedrag van € 2.785,42 incl. btw. [eisers] stelt dat er schade is ontstaan aan de schutting, bestrating en borderrand door het drukken van de es tegen de schutting, en door wortelgroei van de es en van diverse andere beplanting tot onder het perceel van [eisers]
4.22.
[gedaagde] betwist dat haar beplanting schade heeft veroorzaakt. Voor zover er schade is ontstaan door wortelgroei, voert [gedaagde] het verweer dat [eisers] een wettelijk recht heeft om doorgroeiende wortels te verwijderen. Omdat hij dit blijkbaar niet heeft gedaan, dient eventuele schade door wortelgroei voor zijn rekening te komen.
4.23.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de es tegen de schutting is gaan drukken, waardoor de schutting is ingedeukt en beschadigd. Het staat daarmee vast dat de es schade heeft veroorzaakt aan de schutting. Dit betekent in beginsel dat [gedaagde] de schade aan de schutting als gevolg van de indrukkende es moet vergoeden.
4.24.
De rechtbank is echter van oordeel dat wat [eisers] primair vordert, veel verder gaat dan waar hij recht op heeft. [eisers] vordert namelijk herstel van de schutting in de staat waarin deze was op het moment van het planten van de es. Zoals hiervoor al door de rechtbank overwogen, staat de es, gezien de dikte van de stam, er naar schatting al minimaal 20 jaar. Het is ook bekend dat de schutting al 30 jaar oud is. De rechtbank heeft geconstateerd dat de schutting in het algemeen in slechte staat verkeert, en nodig aan vervanging toe is, iets wat men van een houten schutting van 30 jaar oud kan verwachten. Kortom, [eisers] heeft geen recht op herstel van de gehele schutting in de oude toestand, omdat de huidige slechte toestand van de schutting slechts voor een deel aan de es kan worden toegerekend. De rechtbank zal het primair gevorderde afwijzen.
4.25.
[eisers] vordert subsidiair betaling van een schadevergoeding van € 2.785,42 incl. btw, en baseert zich daarvoor op een offerte van een hoveniersbedrijf. De rechtbank wijst ook deze vordering af, omdat de offerte van het hoveniersbedrijf uitgaat van herstel/vervanging van de gehele schutting. Zoals hiervoor overwogen heeft [eisers] geen recht op vergoeding van de gehele herstel- of vervangingskosten.
De meer subsidiaire vordering om in goede justitie een bedrag vast te stellen wijst de rechtbank ook af. De reden is dat [eisers] onvoldoende aanknopingspunten heeft gegeven om in goede justitie een bedrag vast te kunnen stellen. De slotsom, wat betreft de schutting, is dat de vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen.
4.26.
De rechtbank merkt nog het volgende op. Er is debat gevoerd over wie eigenaar is van de schutting en in die hoedanigheid ook verantwoordelijk is voor onderhoud en herstel. [gedaagde] meent dat [eisers] eigenaar is, omdat hij de schutting heeft geplaatst. De rechtbank geeft partijen mee dat de wet duidelijk is over het eigendom van een erfafscheiding die over de erfgrens loopt. Dat eigendom is gezamenlijk voor gelijke delen. Dit betekent dat het toekomstig herstel of vervanging van de schutting een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van [eisers] en [gedaagde] , en voor gezamenlijke rekening komt. De rechtbank kreeg overigens tijdens de zitting de indruk dat zowel [eisers] als [gedaagde] de noodzaak van een spoedig herstel of vervanging van de schutting wel inzagen.
4.27.
Voor wat betreft de gevorderde vergoeding van schade aan de bestrating en borderrand van [eisers] overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank heeft aan de aard van de schade kunnen constateren dat deze is ontstaan als gevolg van doorgroeiende wortels afkomstig van beplanting van [gedaagde] . Dat maakt [gedaagde] in beginsel aansprakelijk. [gedaagde] verweert zich met de stelling dat [eisers] , door geen gebruik te maken van het recht om de wortels zelf te verwijderen, de schade geheel zelf dient te dragen. [gedaagde] beroept zich met deze stelling op ‘eigen schuld’ van [eisers] [11] De rechtbank kan zich deels vinden in dit verweer. Het is niet zo dat [eisers] de schade geheel had kunnen voorkomen. In het algemeen worden doorgroeiende wortels pas zichtbaar, als de schade zich al manifesteert. Wel is de rechtbank van oordeel dat [eiser] op een eerder moment de schade had kunnen beperken, door gebruik te maken van zijn recht om doorgroeiende wortels te verwijderen. Naar het oordeel van de rechtbank is de schade aan de bestrating en borderrand daarom mede het gevolg van een omstandigheid die aan [eisers] kan worden toegerekend. De rechtbank acht het in dit geval billijk om de schade voor de helft voor rekening te laten komen van [gedaagde] . De vordering wordt gedeeltelijk toegewezen.
4.28.
Uit praktisch oogpunt merkt de rechtbank nog op dat, als partijen overgaan tot een volledig herstel of vervanging van de schutting, de tegen de schutting gelegen bestrating en borderrand van [eisers] heel waarschijnlijk ook op de schop gaan om de werkzaamheden aan de schutting te kunnen uitvoeren. Het vervolgens weer in orde brengen van bestrating en borderrand nadat de schutting is hersteld, kan daarom worden gezien als onderdeel van het algehele schuttingherstel en komt dus via die route vanzelf voor gezamenlijke rekening, waarmee [gedaagde] dan heeft voldaan aan haar verplichting uit dit vonnis om voor de helft bij te dragen in de kosten van herstel. Een verdere praktische overweging is om – als de boel eenmaal open ligt vanwege werkzaamheden aan de schutting – de hovenier te vragen eventuele doorgroeiende wortels uit de tuin van [gedaagde] af te steken, om zo toekomstige schade aan bestrating, borderrand en onderlinge verhoudingen te voorkomen.
Snoeiwerk en wortelgroei
4.29.
[eisers] vordert subsidiair dat [gedaagde] de beplanting in haar tuin snoeit en gesnoeid houdt zodat overhangende takken en bladeren worden verwijderd, en dat [gedaagde] een voorziening treft om wortelgroei naar de tuin van [eisers] tegen te houden.
4.30.
De rechtbank heeft in de tuin van [gedaagde] geconstateerd dat er geen naar de tuin van [eisers] overhangende beplanting is. De rechtbank zal de vordering van [eisers] daarom afwijzen. Overigens, mochten er in de toekomst takken gaan overhangen, en [gedaagde] verwijdert de overhangende takken niet ondanks een aanmaning van [eisers] , dan is [eisers] op grond van de wet gerechtigd de takken eigenmachtig te verwijderen.
4.31.
De vordering om een voorziening te treffen om wortelgroei naar de tuin van [eisers] tegen te houden, is naar het oordeel van de rechtbank te vergaand en in de praktijk moeilijk te realiseren. Hoe en in welke richting de wortels groeien van een boom of plant is moeilijk te voorspellen, en van [gedaagde] kan redelijkerwijs niet verwacht worden dat zij iedere wortelgroei in de richting van de tuin van [eisers] moet voorkomen. De rechtbank zal de vordering afwijzen. Overigens, mocht [eiser] in de toekomst last hebben van doorgroeiende wortels, dan is [eiser] op grond van de wet gerechtigd eigenmachtig de wortels te verwijderen.
Termijn en dwangsommen
4.32.
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot verwijdering van de achterste vlier en van de stronk van de es. [eisers] vordert dat verwijdering plaats moet vinden binnen 21 dagen na betekening van het vonnis, en vordert daarnaast een dwangsom van € 500,- per dag dat [gedaagde] niet aan de veroordeling voldoet tot een maximum van € 25.000,-.
4.33.
[gedaagde] verzoekt de rechtbank, mocht het tot een veroordeling komen, te bepalen dat de werkzaamheden pas hoeven te worden uitgevoerd op het moment dat de coronasituatie voorbij is, vanwege gezondheidsrisico’s die aanwezigheid van werklieden in en om het huis met zich meebrengt. [gedaagde] verzoekt daarnaast afwijzing van de gevorderde dwangsom. Zij vindt de dwangsom onredelijk hoog. Ze is afhankelijk van derden voor het verrichten van werkzaamheden, omdat zij hier zelf vanwege haar gezondheid niet toe in staat is.
4.34.
Over de termijn merkt de rechtbank allereerst op dat op het moment dat [gedaagde] haar verweer op schrift stelde, de coronasituatie misschien op een punt was dat er zicht was op een einde van de crisis, maar dat de situatie op het moment van het wijzen van dit vonnis daar in ieder geval – helaas – weinig aanleiding toe geeft. De rechtbank vindt het onjuist om de termijn waarbinnen aan het vonnis moet worden voldaan te koppelen aan het einde van de coronasituatie. Aan de andere kant is de door [eisers] gevorderde 21 dagen na betekening van het vonnis te kort. [gedaagde] is afhankelijk van een in te schakelen hovenier. Het is de rechtbank bekend dat juist vanwege de coronasituatie hoveniers het extreem druk hebben. Daarbij komt dat het winterseizoen voor de deur staat, wat mogelijk vertragingen met zich mee brengt in de uit te voeren werkzaamheden. De rechtbank stelt de termijn daarom op 6 maanden na datum vonnis.
4.35.
De rechtbank vindt het passend om een dwangsom aan de veroordeling te verbinden. De rechtbank volgt [gedaagde] als het gaat om haar bezwaren tegen de hoogte van de gevorderde dwangsom, en stelt deze vast op € 50,- per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] geen uitvoering geeft aan de veroordeling, met een maximum van € 2.500,-.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.36.
[gedaagde] verweert zich tegen de door [eisers] gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis. Haar argument is dat tussentijdse executie van het vonnis in eerste aanleg leidt tot het verwijderen en snoeien van beplanting, en dat dit niet meer terug te draaien zal zijn, mocht er later in hoger beroep anders beslist worden.
4.37.
De rechtbank overweegt als volgt. Met de verwijdering van de achterste vlier heeft [gedaagde] tijdens de descente zelf ingestemd. Daarom is er voor [gedaagde] geen belang meer om zich te verzetten tegen een uitvoerbaar bij voorraad verklaring. De es is door Van Ouden een aantal jaar geleden al omgehakt. Er rest nog een stronk van een paar centimeter hoog. De rechtbank ziet niet dat [gedaagde] in haar belangen zal worden geschaad, mocht een hoger beroep procedure tot een andere uitkomst leiden. De rechtbank acht het belang van [eisers] bij een uitvoerbaar bij voorraad verklaring wel aanwezig. De schutting is nodig aan vervanging toe, en om die werkzaamheden te kunnen uitvoeren is het nodig om de stronk van de es te verwijderen. De rechtbank zal de gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring toewijzen.
Buitengerechtelijke kosten
4.38.
De rechtbank concludeert tot afwijzing van de door [eisers] gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 17,60, omdat een substantieel deel van zijn vorderingen wordt afgewezen.
Proceskosten
4.39.
Omdat partijen beiden gedeeltelijk ongelijk hebben gekregen, compenseert de rechtbank de proceskosten in die zin dat ieder zijn of haar eigen kosten draagt.
in reconventie
4.40.
[gedaagde] heeft de vordering in reconventie ingesteld onder de voorwaarde dat de rechtbank oordeelt dat de schutting mandelig is en dient te worden hersteld. Door de rechtbank is hiervoor overwogen dat de schutting mandelig is en de kosten dus voor gezamenlijke rekening komen. Ook heeft de rechtbank geconstateerd dat de schutting in een slechte staat verkeert, en nodig dient te worden hersteld. De rechtbank spreekt in dit vonnis echter geen veroordeling uit tot herstel van de schutting, zoals door [eisers] gevorderd. Dit betekent dat aan de voorwaarde voor de vordering in reconventie niet is voldaan. Hierop zal dus verder niet worden beslist.
Slotopmerking
4.41.
De rechtbank spreekt in dit vonnis een aantal veroordelingen uit, en heeft daarnaast een aantal praktische overwegingen gegeven en suggesties gedaan. Dit alles laat zich samenvatten in het volgende stappenplan, dat als leidraad kan dienen voor partijen om een praktische uitvoering aan het vonnis te geven:
  • Partijen gaan samen op zoek naar een hovenier en vragen om een gesplitste offerte voor de volgende werkzaamheden:
  • verwijdering van de achterste vlier– voor rekening van [gedaagde] ,
  • verwijdering van de stronk van de es – voor rekening van [gedaagde] ,
  • herstel, zo nodig vervanging van de schutting – voor gezamenlijke rekening,
  • afsteken van doorgroeiende wortels van [gedaagde] – voor rekening van [gedaagde] ,
  • herstel van bestrating en borderrand van [eisers] – voor gezamenlijke rekening.
  • Partijen zorgen ervoor dat de werkzaamheden binnen 6 maanden na datum vonnis zijn afgerond.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 6 maanden na de datum van dit vonnis zorg te dragen voor verwijdering van de vlier aan de achterkant van haar tuin, en van de stronk van de es, op straffe van een dwangsom van € 50,- per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] niet volledig uitvoering geeft aan deze veroordeling, tot een maximum van € 2.500,-,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om voor de helft bij te dragen in de kosten van herstel van bestrating en borderrand in de tuin van [eisers] ,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
verklaart dit vonnis voor de onderdelen 5.1 en 5.2 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J. Straathof en bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 8 december 2021. [12]

Voetnoten

2.Artikel 5:42 lid 1 jo. lid 2 BW
3.Artikel 5:42 lid 1 jo. lid 2 BW
4.Artikel 5:42 lid 3 BW
5.Artikel 5:42 lid 4 BW
6.Artikel 3:314 jo. 3:306 BW
7.Artikel 5:44 lid 1 BW
8.Artikel 5:44 lid 2 BW
9.Artikel 5:62 lid 1 BW
10.Artikel 5:65 BW
11.Artikel 6:101 BW
12.type: