Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 13 januari 2021;
- het proces-verbaal van enquête van 30 juni 2021;
- het proces-verbaal van contra-enquête van 21 juli 2021;
- de conclusie na enquête en contra-enquête van [eiser] ;
- de conclusie na enquête en contra-enquête van [gedaagden] , met producties;
- de akte uitlating producties van [eiser] van 15 september 2021.
2.De verdere beoordeling
in conventie
- [getuige 1]
- [getuige 2]
- [getuige 3]
- de familie [familie van eiser] en loonwerkers regelmatig gebruik hebben gemaakt van het perceel [kadastrale aanduiding 2] om op het perceel van [eiser] te komen, en dat dit gebruik niet anders was dan in de periode voorafgaand aan 5 maart 2005,
- [eiser] en de loonwerkers gebruikmaakten van tractoren en grote machines,
- er een pad was vanaf de openbare weg aan de zijkant van het erf van perceel [kadastrale aanduiding 2] , dat er poort was aan het begin van dat pad en een hek aan het eind van dat pad, dat daarmee toegang werd verkregen tot het perceel van [eiser] , en dat deze situatie onveranderd is gebleven, en
- [getuige 1] en [getuige 2] zich niet hebben verzet tegen het gebruik door [eiser] van het perceel [kadastrale aanduiding 2] , omdat men in de veronderstelling verkeerde dat de erfdienstbaarheid onverminderd van kracht was en zij het als een verplichting beschouwden om [eiser] ervan gebruik te laten maken.
3.378,00(6 punten × tarief € 563,00)