In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 november 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2], bij hun vader. De zaak is behandeld door de meervoudige kamer in Alkmaar, waarbij de Gecertificeerde Instelling (GI) het verzoek heeft ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de opvoedsituatie bij de moeder, die niet in staat lijkt om de nodige hulp te zoeken en haar reflectievermogen niet heeft aangetoond. De rechtbank heeft de GI verzocht om een nader onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming naar het opvoedperspectief van de kinderen, waarbij de vragen zijn geformuleerd over waar de kinderen het beste kunnen opgroeien en welke zorgregeling het meest in hun belang is.
De rechtbank heeft de verlenging van de uithuisplaatsing goedgekeurd tot 28 maart 2022, met de overweging dat het in het belang van de kinderen is om de huidige situatie te continueren terwijl het onderzoek van de Raad plaatsvindt. De rechtbank heeft daarbij geen zorgen geconstateerd over de basisverzorging en de emotionele veiligheid van de kinderen bij de vader, maar heeft wel aandacht gevraagd voor de effecten van de echtscheidingsproblematiek op de kinderen. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de uithuisplaatsing en het opvoedbesluit van de GI, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder niet kunnen worden genegeerd.