In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van bewind. Verzoeker, die onder bewind staat sinds 9 november 2016, heeft verzocht om het bewind op te heffen, omdat hij meent dat hij zijn financiën weer zelf kan beheren. Hij stelt dat hij geen schulden meer heeft en dat hij bezig is met het oprichten van een stichting voor hulp aan daklozen. De bewindvoerder, C.M.G. Veerman, en de mentor van verzoeker hebben echter hun twijfels geuit over de financiële zelfredzaamheid van verzoeker. De bewindvoerder heeft aangegeven dat verzoeker niet in staat is om als bestuurder van een stichting te fungeren, omdat hij financieel niet onderlegd is en geen kennis heeft van de regelgeving. De mentor van verzoeker heeft ook twijfels over de goede bedoelingen van de vrienden van verzoeker en vreest dat het opheffen van het bewind zal leiden tot financiële problemen.
De kantonrechter heeft de argumenten van verzoeker, de bewindvoerder en de mentor zorgvuldig afgewogen. Op basis van de ingediende stukken en de verklaringen is de kantonrechter van oordeel dat verzoeker niet heeft aangetoond dat hij in staat is om zijn financiële belangen zelf te behartigen. De kantonrechter concludeert dat de gronden voor het bewind nog steeds bestaan en dat verzoeker bescherming nodig heeft tegen mogelijk misbruik door derden. Daarom heeft de kantonrechter het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.