ECLI:NL:RBNHO:2021:11438

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
13 december 2021
Zaaknummer
9391388 BM VERZ 21-2039
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot opheffing van bewind wegens onvoldoende financiële zelfredzaamheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 30 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van bewind. Verzoeker, die onder bewind staat sinds 9 november 2016, heeft verzocht om het bewind op te heffen, omdat hij meent dat hij zijn financiën weer zelf kan beheren. Hij stelt dat hij geen schulden meer heeft en dat hij bezig is met het oprichten van een stichting voor hulp aan daklozen. De bewindvoerder, C.M.G. Veerman, en de mentor van verzoeker hebben echter hun twijfels geuit over de financiële zelfredzaamheid van verzoeker. De bewindvoerder heeft aangegeven dat verzoeker niet in staat is om als bestuurder van een stichting te fungeren, omdat hij financieel niet onderlegd is en geen kennis heeft van de regelgeving. De mentor van verzoeker heeft ook twijfels over de goede bedoelingen van de vrienden van verzoeker en vreest dat het opheffen van het bewind zal leiden tot financiële problemen.

De kantonrechter heeft de argumenten van verzoeker, de bewindvoerder en de mentor zorgvuldig afgewogen. Op basis van de ingediende stukken en de verklaringen is de kantonrechter van oordeel dat verzoeker niet heeft aangetoond dat hij in staat is om zijn financiële belangen zelf te behartigen. De kantonrechter concludeert dat de gronden voor het bewind nog steeds bestaan en dat verzoeker bescherming nodig heeft tegen mogelijk misbruik door derden. Daarom heeft de kantonrechter het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen. Deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer: 9391388 \ BM VERZ 21-2039 sc
Uitspraakdatum: 30 november 2021

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] , [land] , op [geboortedatum] ,
van wie het adres bekend is bij deze rechtbank,
hierna ook te noemen: verzoeker,
van wie de bewindvoerder is:
C.M.G. Veerman h.o.d.n. Veerman Bewindvoering,
gevestigd te Volendam,
hierna ook te noemen: bewindvoerder.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek, ter griffie ingekomen op 11 augustus 2021;
  • het verweer met bijlage van de bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 18 augustus 2021;
  • de reactie van de mentor, ter griffie ingekomen op 24 augustus 2021;
  • de mail van de mentor van 24 september 2021;
  • de reactie van verzoeker op het verweer, ter griffie ingekomen op 5 oktober 2021.
Een mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgevonden op
25 oktober 2021.

beoordeling

Het verzoek strekt tot opheffing van het bij beschikking van 9 november 2016 ingestelde bewind over de goederen die aan verzoeker (zullen) toebehoren op grond van zijn geestelijke of lichamelijke toestand.
Verzoeker stelt dat het al een hele tijd goed gaat, dat hij geen schulden meer heeft en niet meer verslaafd is. Verzoeker stelt ook dat hij zijn geldzaken weer zelf kan regelen en dat hij een netwerk heeft waar hij, indien nodig, hulp kan vragen. Verzoeker stelt voorts dat hij bezig is met het oprichten van een stichting voor hulp aan daklozen, waaraan bewind in de weg staat. Verzoeker stelt verder dat hij sinds 2003 bezig is om zijn leven te veranderen en dat hij de laatste zes jaar door zijn geloof in God, vele obstakels heeft overwonnen die hiervoor nodig waren. Verzoeker is dan ook niet in het bezit van een ondernemingsplan, omdat alle informatie overeenkomstig De Heilige Bijbel is. Verzoeker stelt tot slot dat hij door hoop, liefde en geloof wordt gedreven en daarin wordt geleid door De Heilige Geest.
De bewindvoerder staat niet achter het verzoek. De bewindvoerder beaamt dat verzoeker heeft aangegeven dat hij een stichting voor hulp aan daklozen wil oprichten samen met een Poolse vriendin en daarvoor een pand wil aankopen. De bewindvoerder heeft verzoeker gevraagd om een onderbouwing van dit plan, maar dat is er niet want alle informatie komt ‘van boven’. Dit is voor de bewindvoerder onvoldoende om akkoord te geven. De bewindvoerder acht verzoeker niet in staat om te fungeren als bestuurder van een stichting omdat verzoeker financieel niet onderlegd is en niets weet van regelgeving.
De bewindvoerder voert ook aan dat zij het vermoeden heeft dat de plannen voor een stichting worden aangedragen door zijn Poolse vriendin. De bewindvoerder is van mening dat verzoeker, ondanks zijn persoonlijke groei, niet goed met geld kan omgaan en ook nog niet heeft laten zien dat hij financieel verantwoordelijk is geworden.
De mentor van verzoeker is van mening dat verzoeker niet in staat is om zijn eigen financiën te beheren. De mentor voert aan dat verzoeker geen realiteitszin heeft en in zijn eigen waan leeft. De mentor twijfelt aan de goede bedoelingen van zijn Poolse vrienden en vermoedt dat het weer een grote puinhoop wordt als het bewind wordt opgeheven.
Ingevolge artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen.
De kantonrechter is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat verzoeker in staat is om zijn financiële belangen zelf te behartigen en dat de gronden van het bewind nog altijd bestaan. Hiertoe is het volgende redengevend. Het bewind is ingesteld op 9 november 2016 op grond van de geestelijke of lichamelijke toestand van verzoeker. Verzoeker heeft destijds -onder andere- aangegeven dat hij niet met geld kan omgaan. De kantonrechter is van oordeel dat verzoeker niet heeft aangetoond dat hierin verandering is gekomen. Verzoeker krijgt nog altijd begeleiding van een ambulant begeleider en de bewindvoerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat haar ondersteuning nog steeds noodzakelijk is. Dat verzoeker aan zijn persoonlijke ontwikkeling werkt is positief. De kantonrechter is er echter niet van overtuigd dat verzoeker alle gevolgen van het oprichten van een stichting kan overzien, met name de desastreuze financiële gevolgen als het niet verloopt zoals verzoeker het nu voor zich ziet. De kantonrechter is van oordeel dat verzoeker tegen het ontstaan van schulden en tegen mogelijk misbruik door derden dient te worden beschermd.
Gelet op de inhoud van de stukken en de afgelegde verklaringen, zal de kantonrechter het verzoek tot opheffing van het bewind afwijzen.

beslissing

De kantonrechter wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Goossens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter