In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 december 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van moord, doodslag en het bezit van harddrugs. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten van moord en doodslag, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte als medepleger betrokken was bij de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medeverdachte het slachtoffer heeft doodgeschoten, maar er was onvoldoende bewijs dat de verdachte hieraan heeft bijgedragen.
Wel heeft de rechtbank bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het wegmaken van het lijk van het slachtoffer. Dit gebeurde in de periode van 8 maart 2020 tot en met 11 maart 2020, waarbij de verdachte samen met een ander het lichaam heeft verborgen en vervoerd met als doel de oorzaak van het overlijden te verbergen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte het lichaam in een camouflagezeil hebben gewikkeld, het hebben vervoerd naar een bootje en het uiteindelijk in het water hebben gedumpt.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De benadeelde partijen, waaronder de ex-vriendin van het slachtoffer, zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat de verdachte is vrijgesproken van de feiten die aan de vorderingen ten grondslag lagen. De rechtbank heeft in haar overwegingen ook de emotionele impact op de nabestaanden en de ernst van de feiten meegewogen in de strafmaat.