Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verzoeker is huurder van de woning aan [adres] . Hij woont daar met zijn partner en hun zoontje van 5 jaar.
3. Op 7 juli 2021 heeft naar aanleiding van het vermoeden dat verzoeker zou beschikken over een vuurwapen een doorzoeking van de woning plaatsgevonden. Daarbij zijn aangetroffen: 31,78 gram hasj, een 22-patroon, een vals biljet van 500 euro, een klein topje hennep, verpakkingszakken en twee kleine weegschaaltjes.
4. Op 25 augustus 2021 heeft de burgemeester verzoeker bericht voornemens te zijn de woning te sluiten. Verzoeker heeft daarop zijn zienswijze gegeven.
5. De burgemeester heeft de sluiting gemotiveerd door te wijzen op de gevonden hoeveelheid drugs, en de omstandigheid dat er verzwarende omstandigheden zijn (verpakkingsmateriaal en weegschalen). Volgens het ‘Damoclesbeleid gemeente Den Helder’(de beleidsregels) zou een sluiting van zes maanden aan de orde zijn, maar de burgemeester heeft dat onevenredig geacht, omdat er geen signalen zijn van enige overlast in de buurt, er geen sprake is van loop naar de woning van dealers of gebruikers, en het feit dat de woning niet bekend staat als drugspand. Ook het belang van het minderjarige kind heeft de burgemeester betrokken in de beoordeling, waarbij de burgemeester heeft opgemerkt dat volgens verzoeker het gezin terecht zou kunnen bij zijn schoonmoeder.
De burgemeester vindt sluiting noodzakelijk om precedentwerking tegen te gaan. Daarnaast wil de burgemeester een sterk signaal afgeven dat streng wordt opgetreden tegen dit soort situaties (het voorhanden hebben van een handelshoeveelheid drugs, verpakkingsmaterialen en munitie).
6. Verzoeker voert aan dat de hoeveelheid drugs die is aangetroffen maar net boven de grens ligt die in de beleidsregels wordt gehanteerd voor sluiting van een woning. Daarbij stelt verzoeker dat weliswaar is aangenomen dat er verzwarende omstandigheden waren omdat er weegschalen en verpakkingsmateriaal is aangetroffen, maar de weegschalen zijn aangetroffen in de keuken en kunnen minimaal tot 200 gram opmeten, wat een indicatie is dat deze niet gebruikt kan worden voor het afmeten van drugs. Verder heeft verzoeker verklaard dat hij de hasj ooit voor eigen gebruik had gekocht, maar dat hij is gestopt met gebruiken en de hasj op zolder heeft gegooid en er niet meer naar heeft omgekeken. Dat coffeeshops niet meer dan 5 gram mogen verkopen betekent volgens hem niet dat alle coffeeshops zich daaraan houden, zodat daarmee nog niet is gezegd dat hij de hasj niet in de coffeeshop zou hebben gekocht. Verzoeker betwist dat de weegschaaltjes bestemd waren voor het wegen van drugs. Hij heeft ter zitting toegelicht dat hij deze weegschaaltjes gebruikt heeft om goud te wegen, omdat hij oud goud opkocht. Nu worden ze volgens verzoeker gewoon in de keuken gebruikt omdat de keukenweegschaal kapot is. Verder wijst verzoeker erop dat uit de bestuurlijke rapportage niet op te maken valt hoeveel verpakkingszakken zijn aangetroffen. Verzoeker voert verder aan dat de belangen van het minderjarig zoontje van hem en zijn vriendin onvoldoende zijn meegewogen. De burgemeester is er ten onrechte vanuit gegaan dat het gezin zou kunnen verblijven bij de schoonmoeder. Verzoeker stelt dat verblijf bij de schoonmoeder geen reële mogelijkheid is. Zij woont samen met haar vriend en zijn kinderen in [plaats] (50 minuten rijden van [woonplaats] ) en daar is geen ruimte voor verzoeker en zijn gezin. Als de woning daadwerkelijk gesloten wordt, is verzoeker met het gezin dakloos.
7. Niet in geschil is dat er in de woning meer dan 30 gram softdrugs is aangetroffen en dat dit aanzienlijk meer is dan de 5 gram die als hoeveelheid voor eigen gebruik wordt aangemerkt. De burgemeester was daarom op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd om de woning te sluiten. De vraag die in de procedure moet worden beantwoord is of de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid.
8. De voorzieningenrechter overweegt in dat kader dat in de eerste plaats aan de hand van de aard en de omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Daarbij is mede van belang of drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. In de tweede plaats moet worden beoordeeld of de sluiting evenredig is. Hierbij moeten onder meer de verwijtbaarheid en de gevolgen van de sluiting in aanmerking worden genomen.
9. Aangenomen mag worden dat een woning waarin een handelshoeveelheid drugs is aangetroffen, een rol vervult binnen de keten van drugshandel en dat dit op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert. Dat laat echter onverlet dat bij de beoordeling van de noodzaak van sluiting alle relevante feiten en omstandigheden in ogenschouw moeten worden genomen. Van de weegschaaltjes, die zijn aangetroffen, is ter zitting gebleken dat deze tot op 0,01 gram nauwkeurig kunnen meten. Verder zijn verpakkingszakken aangetroffen. Uit de bestuurlijke rapportage valt niet op te maken hoeveel verpakkingszakken zijn aangetroffen, omdat uitsluitend is vermeld dat deze in een schoenendoos zaten. Daaruit valt af te leiden dat het niet aannemelijk is dat het om een groot aantal gaat. En vaststaat ook dat een vals biljet van 500 euro en een 22-patroon zijn aangetroffen. Hoewel deze zaken, in combinatie met de gevonden hoeveelheid hasj, aanwijzingen kunnen vormen dat sprake is van handel in drugs, is niet duidelijk of er drugs vanuit de woning zijn verkocht. Zo zijn er volgens de burgemeester geen signalen van enige overlast in de buurt, is er geen sprake van loop naar de woning toe van dealers en/of gebruikers en staat de woning niet bekend als drugspand.
10. Naar voorlopig oordeel zorgen deze omstandigheden ervoor dat de noodzaak van sluiting in het belang van de openbare orde en veiligheid relatief gezien beperkt is.
11. De gevolgen van sluiting van een woning zijn in de meeste gevallen groot. Op zichzelf betekent dat niet dat een woning niet mag worden gesloten, ook niet als er minderjarigen bij betrokken zijn. De aanwezigheid van minderjarige kinderen in een woning is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan de burgemeester van een sluiting moet afzien. Wel kan de aanwezigheid van minderjarige kinderen tezamen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Zo is het in het licht van artikel 8 van het EVRM wel van belang dat de burgemeester zich voldoende rekenschap geeft van het feit dat in een woning minderjarige kinderen wonen. In beginsel zijn de ouders van minderjarige kinderen zelf verantwoordelijk voor het vinden van vervangende woonruimte. Echter, de burgemeester dient zich te informeren over geschikte opvang, waarbij gekeken moet worden in hoeverre het kind of de betrokken ouders of verzorgers zelf in staat zijn om iets te regelen. De burgemeester heeft ter zitting aangegeven dat niet is meegewogen dat verzoeker met zijn gezin, in tegenstelling tot wat eerder wel werd aangenomen, niet bij de schoonmoeder terecht kan. Volgens de burgemeester kan verzoeker met zijn gezin in het uiterste geval wel een beroep doen op de maatschappelijke opvang, [naam] . Daarmee zou weliswaar voorkomen kunnen worden dat het gezin dakloos wordt, maar het is nog de vraag of die oplossing in dit geval als geschikte opvang kwalificeert.
Daar komt bij dat de gemachtigde van de burgemeester ter zitting heeft laten weten contact te hebben gehad met de verhuurder, maar dat geen garanties zijn gegeven of zal worden afgezien van ontbinding van de huurovereenkomst. Niet valt uit te sluiten dat een reëel risico bestaat dat de verhuurder tot die ontbinding zal overgaan indien de woning gesloten wordt. Evenmin is duidelijk in hoeverre verzoeker in dat geval voor vervangende woonruimte in aanmerking komt. Indien door de verhuurder tot ontbinding wordt overgegaan is dit een zwaar gevolg voor verzoeker en zijn gezin, dat dient te worden meegewogen.
12. Gelet op het voorgaande en op het feit dat de noodzaak van de sluiting naar voorlopig oordeel relatief gezien beperkt is, is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet buiten twijfel is dat de sluiting van de woning in dit geval evenredig is. Het belang van de burgemeester om tot onmiddellijke sluiting over te gaan weegt daarom minder zwaar dan het belang van eiser en zijn gezin, en in het bijzonder de minderjarige zoon van verzoeker, om in de woning te kunnen blijven wonen.
13. Het voorgaande brengt mee dat de voorzieningenrechter aanleiding ziet het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen. Deze voorziening houdt in dat het bestreden besluit tot sluiting van de woning wordt opgeschort tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op het bezwaar van verzoeker.
14. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat de burgemeester aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
15. De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).