Op 10 december 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van haar kind. De zaak kwam voort uit een onderzoek dat plaatsvond op de openbare terechtzitting van 26 november 2021. De verdachte, geboren op een onbekende datum en woonachtig in Heemskerk, werd ervan beschuldigd haar kind, [slachtoffer], meermalen te hebben mishandeld tussen 1 januari 2020 en 23 oktober 2020. De officier van justitie, mr. R.P. Peters, vorderde bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. Zaim, pleitte voor vrijspraak op basis van onvoldoende bewijs en de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen.
De rechtbank heeft de getuigenverklaring van [getuige 1], de juf van [slachtoffer], als betrouwbaar beoordeeld. [Slachtoffer] had aan zijn juf verteld dat hij door zijn moeder was geslagen met een kabel. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van [slachtoffer] gedetailleerd en consistent waren, en dat de forensisch arts had vastgesteld dat de verwondingen niet konden zijn veroorzaakt door een val met de fiets, maar beter pasten bij een slag met een kabel. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de mishandeling van haar kind.
In de uitspraak werd de verdachte veroordeeld tot een maand gevangenisstraf, waarvan de uitvoering werd opgeschort, en een taakstraf van 100 uren. De rechtbank weegt mee dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had en dat er een ondersteunend netwerk vanuit de familie aanwezig was. De rechtbank benadrukte de ernst van de zaak, gezien de schadelijke gevolgen van kindermishandeling en het gebrek aan inzicht van de verdachte in de ernst van haar handelen. De rechtbank besloot dat er geen bijzondere voorwaarden aan de straf verbonden zouden worden, maar dat de situatie van de verdachte nauwlettend in de gaten gehouden zou worden door hulpverleningsinstanties.