ECLI:NL:RBNHO:2021:11323

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
8 december 2021
Zaaknummer
HAA 20/3337 en 20/ 3338
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep en afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens gebrek aan persoonlijk belang

Op 28 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, wonende te Den Helder, beroep had ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder. Dit besluit betrof de verlening van een omgevingsvergunning voor het transformeren van twee gebouwen naar een gemeentehuis, het wijzigen van een rijksmonument en het aanleggen van kabels op een perceel in Den Helder. Verzoeker stelde dat de gevolgen van de vergunde activiteiten voor hem significant zouden zijn, met name door een toename van verkeer op de N250, die zich nabij zijn woning bevond.

De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de gevolgen van het bestreden besluit dermate gering zijn dat verzoeker geen persoonlijk belang bij het besluit heeft. De rechter concludeerde dat verzoeker niet heeft aangetoond dat de te verwachten vermeerdering van verkeer groter is dan 'zeer gering' en dat hij daardoor gevolgen van enige betekenis zou ondervinden. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep van verzoeker niet-ontvankelijk en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af.

De uitspraak benadrukt het criterium van 'gevolgen van enige betekenis' en stelt dat verzoeker, zelfs als hij als belanghebbende zou worden aangemerkt, geen spoedeisend belang had bij zijn verzoek. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzieningenrechter in aanwezigheid van de griffier, en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 21/3337 en HAA 21/3338
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 september 2021 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder, verweerder
(gemachtigden: mr. E.C.W. van der Poel en mr. S. Smit).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [derde belanghebbende],

(gemachtigde: mr. J.C. Binnerts ).

Procesverloop

Bij besluit van 6 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het transformeren van de gebouwen 66 (rijksmonument) en 72 naar een gemeentehuis, het wijzigen van een rijksmonument (gebouw 66), het (gedeeltelijk) slopen in rijksbeschermend stadsgezicht (gebouw 66 en 72) en het aanleggen van kabels op het perceel [perceel] te Den Helder.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 september 2021 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig, dhr. [naam], als deskundige.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1.1
De voorzieningenrechter is tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
1.2
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:616, is het uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit – zoals een bestemmingsplan of een vergunning – toestaat, in beginsel als belanghebbende bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb is aan te merken bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef-, of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt.
2.1
Verzoeker heeft gesteld dat de gevolgen voor hem zijn gelegen in de toename van verkeer op de N250 die voor zijn woning is gelegen. Die woning staat op ongeveer 400 meter van het perceel. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gevolgen van het bestreden besluit voor verzoeker dermate gering zijn, dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Ten eerste is het maar de vraag of sprake is van aanvullende verkeersaantrekkende werking van dit besluit, of dat het meerdere verkeer opgaat in het verkeersbeeld, zoals verweerder stelt. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat sprake is van een N-weg die is ingericht op passend verkeer. Ter zitting is door de verkeersdeskundige van verweerder toegelicht dat in het gebied per etmaal 15.000 verkeersbewegingen plaatsvinden. De maximale toename van die verkeersdruk door het onderhavige besluit is 500 verkeersbewegingen. Dat is dus slechts 1/30 van de totale verkeersdruk. Volgens het bestemmingsplan mag het perceel gebruikt worden voor de bestemming ‘Gemengd’ waaronder ook begrepen wordt ‘Maatschappelijk’. Na dit besluit zal het ook voor dat doel gebruikt worden. Als al aangenomen wordt dat er een verkeersaantrekkende werking is als gevolg van de vergunde activiteiten dient rekening te worden gehouden met wat volgens het bestemmingsplan mag. Van belang is dus alleen de verkeersaantrekkende werking voor zover die hoger is dan de bij de in het bestemminsplan opgenomen activiteiten te verwachten verkeersaantrekkende werking. Verzoeker is er gelet op het voorgaande niet in geslaagd aan te tonen dat een te verwachten vermeerdering van verkeer op de N250 door de vergunde activiteiten groter is dan ‘zeer gering’. Ook is hij er niet in geslaagd aan te tonen dat hij daarvan gevolgen van enige betekenis zou ondervinden. De gevolgen van de activiteit zijn voor de woon- en leefsituatie van verzoeker dan ook dermate gering dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt.
2.2
Het voorgaande betekent dat verzoeker geen belanghebbende is bij het bestreden besluit. Het beroep wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Voor het treffen van een voorlopige voorziening is dan geen ruimte. Dat verzoek wordt afgewezen.
2.3
Overigens, al was verzoeker wel als belanghebbende aangemerkt, dan was het verzoek alsnog afgewezen vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang bij het verzoek.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk en het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
5. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2021 door
mr. J.J. Maarleveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.F. Hermus-Zoetmulder, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.