Op 28 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, wonende te Den Helder, beroep had ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Helder. Dit besluit betrof de verlening van een omgevingsvergunning voor het transformeren van twee gebouwen naar een gemeentehuis, het wijzigen van een rijksmonument en het aanleggen van kabels op een perceel in Den Helder. Verzoeker stelde dat de gevolgen van de vergunde activiteiten voor hem significant zouden zijn, met name door een toename van verkeer op de N250, die zich nabij zijn woning bevond.
De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de gevolgen van het bestreden besluit dermate gering zijn dat verzoeker geen persoonlijk belang bij het besluit heeft. De rechter concludeerde dat verzoeker niet heeft aangetoond dat de te verwachten vermeerdering van verkeer groter is dan 'zeer gering' en dat hij daardoor gevolgen van enige betekenis zou ondervinden. De voorzieningenrechter verklaarde het beroep van verzoeker niet-ontvankelijk en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af.
De uitspraak benadrukt het criterium van 'gevolgen van enige betekenis' en stelt dat verzoeker, zelfs als hij als belanghebbende zou worden aangemerkt, geen spoedeisend belang had bij zijn verzoek. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzieningenrechter in aanwezigheid van de griffier, en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.