Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
beschikking afwijzen verzoek wijziging verblijfplaats ex art.1: 265i BW
[de moeder] , hierna te noemen de moeder,
[de vader] , hierna te noemen de vader,
[de pleegmoeder] , grootmoeder vaderszijde, hierna ook te noemen de pleegmoeder,
Het procesverloop
De feiten
Het verzoek
Het standpunt van belanghebbenden
de pleegmoederis een pleitnotitie overgelegd, die integraal is voorgedragen, strekkende tot afwijzing van het verzoek. Daartoe is onder meer -verkort weergegeven en voor zover relevant voor onderhavige zaak- het volgende aangevoerd.
voorafgetoetst moeten worden door de kinderrechter en dat is niet gebeurd. Zij zijn feitelijk op 5 november 2021 plotseling overgeplaatst naar het logeergezin en vervolgens niet meer terug gekeerd bij de pleegmoeder, terwijl [minderjarige 3] en [minderjarige 4] zeer gehecht zijn aan de grootmoeder. Zij hebben in hun jonge leven al meerdere overplaatsingen meegemaakt en zullen niet begrijpen dat zij niet bij de grootmoeder terug keren en dat zij niet meer voor hen mag zorgen. Toen de kinderen bij haar geplaatst werden in mei 2020 was al direct duidelijk, dat het voor de grootmoeder best pittig zou worden. Het gaat om vier jonge kwetsbare kinderen, die al het nodige hebben meegemaakt. Niettemin heeft de grootmoeder dit met grote inzet en met al haar liefde gedaan en zij heeft vanaf het begin open gestaan voor alle hulp die bij de zorg en opvoeding nodig was, waaronder de IO. Het verzoek lijkt met name te zijn ingegeven door de bevindingen en het advies van de IO van Parlan, zie bijlage 5 bij het verzoekschrift, terwijl de grootmoeder zich absoluut niet kan vinden in die bevindingen van de IO.
lijktte worden genomen en daardoor emotioneel minder beschikbaar is. Wat heeft IO dan concreet gezien en waarom is dat niet met haar gedeeld. De grootmoeder zou graag willen en kunnen reageren op nog allerlei andere in dat verslag genoemde voorvallen, verwijten en stellingen, maar ter wille van de tijd zal zij dat achterwege laten.
inschattingwordt gemaakt dat de kinderen niet bij de grootmoeder zouden kunnen blijven wonen. De grootmoeder vraagt zich af of een “inschatting” werkelijk een vergaande beslissing als een overplaatsing van de kinderen kan dragen. Ook vraagt zij zich af of de risico’s die een overplaatsing van de kinderen met zich zouden meebrengen zijn mee gewogen. Het zou voor [minderjarige 3] en [minderjarige 4] de vierde overplaatsing zijn. De risico’s zien op onder andere een teloorgang van de ingezette sociaal-emotionele ontwikkeling, verlies van vertrouwen in voor hen belangrijke volwassenen, in de steek gelaten voelen, hechtingsproblematiek, opleving van trauma’s ten gevolgen van eerdere overplaatsingen, enzovoorts.
Door en namens de moeder is onder meer het volgende naar voren gebracht.
Ik heb erover nagedacht of ik bij de zitting moet zijn of niet en ik heb besloten hier niet bij aanwezig te zijn.
De reden is dat ik vind dat het niet mijn plaats is om hier bij aanwezig te zijn. Gezien de situatie tussen mijn moeder en mij wil ik niet dat het beeld geschetst word dat ik een laatste slag wil uitdelen, daarbij heb ik vertrouwen in het rechtssysteem en de professionele mening van de hulpverleners. Ik ben de vader van de kinderen en wil alles op alles om weer een deel van hun leven te zijn en de relatie tussen mij en mijn moeder hebben daar niet echt bij geholpen. Ik heb dit hoofdstuk afgesloten en wil vooruit kijken in plaats van constant oude wonden open te krabben. Wat ik wel wil zeggen is dat de opgenoemde zorgen herkenbaar zijn en dat ook veel van mijn frustratie en boosheid voortkwam uit dat er weinig vooruitgang is geboekt, het stellen van verkeerde prioriteiten, enzovoorts.
De beoordeling
in het belang van de minderjarigen noodzakelijkoordeelt om het verzoek af te wijzen.
niet in het belang van de minderjarigen noodzakelijkis en moet worden afgewezen.