ECLI:NL:RBNHO:2021:1132

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
8731877 CV EXPL 20-7226
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en herstelwerkzaamheden na ondeugdelijke dakconstructie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eisers, vertegenwoordigd door mw. mr. M.H. van der Zee-Van Balen van Stichting Univé Rechtshulp, en gedaagden. Eisers vorderden onder andere het verbeuren van een dwangsom en betaling van buitengerechtelijke kosten in verband met ondeugdelijke werkzaamheden aan hun dak door gedaagden. Tijdens de procedure heeft eiser zijn eis verminderd, maar de kantonrechter oordeelde dat de wijziging van de eis niet correct was doorgevoerd, waardoor de gedaagden niet adequaat konden reageren op de vermeerdering van de eis.

De kantonrechter heeft vervolgens de bewijslevering van eiser beoordeeld. Eiser heeft geprobeerd aan te tonen dat de werkzaamheden van gedaagden ondeugdelijk waren en dat dit leidde tot lekkage. Echter, de kantonrechter oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. De verklaringen van deskundigen gaven niet voldoende steun aan de claims van eiser, en de kantonrechter concludeerde dat de lekkage mogelijk niet het gevolg was van de werkzaamheden van gedaagden, maar eerder van de algemene staat van het dak van eiser.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van eiser afgewezen en hem veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat hij ongelijk kreeg in de procedure. Dit vonnis benadrukt het belang van voldoende bewijs in civiele procedures en de noodzaak voor eisers om hun claims goed te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8731877 \ CV EXPL 20-7226
Uitspraakdatum: 17 februari 2021
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser sub 1]

2.
[eiser sub 2]
wonende te [woonplaats]
eisers
verder gezamenlijk en in enkelvoud te noemen: [eiser]
gemachtigde: mw. mr. M.H. van der Zee-Van Balen (Stichting Univé Rechtshulp)
tegen

1.[gedaagde sub 1]

2.
[gedaagde sub 2]
wonende te Velsen-Noord
gedaagden
verder gezamenlijk en in enkelvoud te noemen: [gedaagde]

1.Het verdere procesverloop en eiswijziging

1.1.
[eiser] heeft in het kader van het hem bij tussenvonnis van 25 november 2020 opgedragen bewijs stukken toegezonden. [eiser] heeft daarbij aangegeven dat hij zijn eis wil verminderen, hetgeen bij akte mogelijk is. De voorgestelde wijziging ten opzichte van de oorspronkelijke eis is echter op twee punten geen eis
verminderingmaar een eis
vermeerdering. Zo werd in de oorspronkelijke eis verzocht te bepalen dat [gedaagde] de te treffen maatregelen voor 1 november 2020 moet realiseren, waarbij de dwangsom ook vanaf de dag na 1 november 2020 zou worden verbeurd, terwijl in de gewijzigde eis deze datum naar voren is geschoven, namelijk naar 23 augustus 2020. Dit is een eis
vermeerderingen kan op deze manier niet worden toegestaan, aangezien [gedaagde] door de mededeling dat het ‘slechts’ een eisvermindering zou zijn er niet op is gewezen dat hij expliciet op deze vermeerdering had moeten reageren. Overigens is ook niet onderbouwd waarom de datum naar voren zou moeten worden gehaald, zodat niet kan worden uitgesloten dat het hier een verschrijving betreft. Hetzelfde geldt voor de buitengerechtelijke kosten die oorspronkelijk op € 478,20 werden vastgesteld en bij de wijziging opeens op het – overigens onnavolgbare – bedrag van € 4.798,32, zodat ook dat een verschrijving lijkt te zijn en in elk geval niet een vermeerdering van eis waarop de kantonrechter kan beslissen, nu [gedaagde] ook daar niet expliciet op is gewezen en dus ook niet heeft gereageerd.
1.2.
Voor zover [eiser] de vordering heeft willen verminderen, kan dat wel op de manier zoals [eiser] dat heeft gedaan. Voor de duidelijkheid, de kantonrechter zal na deze toegestane eisvermindering, op de volgende vordering van [eiser] beslissen:
[eiser] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot:
1. het verbeuren van een dwangsom van € 100,00, met een maximum van € 10.000,00, voor iedere dag na 1 november 2020 dat de volgende werkzaamheden door [gedaagde] niet worden uitgevoerd:
- het realiseren van een deugdelijke aansluiting tussen het dak van [eiser] en [gedaagde] (voor en achter) middels gebruikmaking van een renovatie-koppelelement en
- het vervangen van de kapotte dakpan op het dak van [eiser] ;
2. betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 478,20;
3. betaling binnen veertien dagen van de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente, en de nakosten.
1.3.
[gedaagde] heeft schriftelijk op de akte van [eiser] gereageerd.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De kantonrechter blijft bij wat in het tussenvonnis is overwogen en beslist. [eiser] is daarbij in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat de werkzaamheden zoals die door [gedaagde] zijn uitgevoerd, ook na de door [betrokkene 1] op 22 april 2020 uitgevoerde herstelwerkzaamheden, nog altijd ondeugdelijk zijn, waardoor [eiser] lekkage heeft. Daarnaast is [eiser] in de gelegenheid gesteld te bewijzen dat de te vervangen dakpan op het dak van [eiser] door [gedaagde] , althans door personen die voor [gedaagde] werkzaamheden op het dak hebben uitgevoerd, kapot is gegaan. Naar het oordeel van de kantonrechter is [eiser] niet geslaagd in dat bewijs. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
2.2.
Voor de onderbouwing van de stelling dat de werkzaamheden zoals die door [gedaagde] zijn uitgevoerd, ook na de herstelwerkzaamheden van 22 april 2020 nog altijd ondeugdelijk zijn waardoor [eiser] lekkage heeft, heeft [eiser] gewezen op de overgelegde schriftelijke verklaring van [betrokkene 2] van Roof Management. Deze verklaring luidt, voor zover relevant:
“(…) 1. is de aansluiting nog steeds ondeugdelijk (met name de tape);
Antwoord Roofmanagement dak advies bureau: Er is zichtbaar dat er een deel van de tape vernieuwd is echter is ook zichtbaar dat de tape al weer onthecht van de ondergrond (dakpannen)
2. is de oorzaak van de lekkage de ondeugdelijke aansluiting;
Antwoord Roofmanagement dak advies bureau: Door [betrokkene 2] van
Roofmanagement is waargenomen dat op het moment van inspectie aan de binnenzijde van de woning bij de houten balk een vochtplek zichtbaar is, gezien de aansluitingen met tape (deze laat op diverse plaatsen los) is het aannemelijk dat dit de oorzaak is.
3. wat is de levensduur van de tape.
Antwoord Roofmanagement dak advies bureau: Loodband zoals gebruikt als afdichting is niet geschikt om definitieve aansluitingen te maken tussen nieuwe en oude pannendaken, daar zijn de speciale koppelstukken voor zoals door de leverancier Monier ( de nieuwe dakpannen van de buren zijn van leverancier Monier) op zijn website aangeeft [webadres]
Loodband word gebruikt om scheurtjes in voetlood van bijvoorbeeld schoorstenen te
repareren (ook hier gaat het om een nood voorziening. (…)”
2.3.
Verder heeft [eiser] een verklaring van [betrokkene 3] van [bedrijf] overgelegd. Deze verklaring luidt:
“(…)
Wij zijn op uw aanvraag bij u op locatie geweest om op uw dak een inspectie te doen. Wij hebben gezien dat er een loodband is gebruik op de scheiding van het dak met de buren aan de voor en achterzijde.
Deze aansluiting is al gedeeltelijk los, dus denk ik dat het niet is aangebracht zoals het product het voorschrijft. (zie bijlage)
Ook is er aan de binnenzijde van de woning een lekkage bij de gordingbalk. Vermoedelijk komt dat om dat het loodband (batuband) niet goed zit.
Het lijkt nu net op een noodoplossing, er zijn beter producten op de markt. Zoals het product wat voorgeschreven is door het bedrijf Roof. (…)”
2.4.
De kantonrechter herhaalt hier wat zij ook al in het tussenvonnis heeft overwogen: het enkele feit dat [gedaagde] geen renovatie-koppelelement heeft gebruikt, bewijst nog niet dat de werkzaamheden ondeugdelijk zijn uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor het feit dat uit de overgelegde stukken volgt dat loodband voor andere doeleinden is ontwikkeld en dat verklaard wordt dat een renovatie-koppelelement mogelijk een betere oplossing zou zijn. Het gaat om het bewijzen van de stelling dat de werkzaamheden ondeugdelijk zijn en dat [eiser]
daardoorlekkage heeft gekregen. Het enige dat [betrokkene 2] verklaart, is dat de tape/loodband op diverse plaatsen loslaat en dat het
aannemelijkis dat dat de oorzaak van de lekkage is. [betrokkene 3] noemt dit als de “vermoedelijke” oorzaak en zegt dat het “lijkt op een noodoplossing”, maar hij zegt niet dat het ook een
ondeugdelijke(nood)oplossing
is. [gedaagde] heeft daar tegenover zijn eerdere betwisting op dit punt herhaald en aangegeven dat de aansluiting boven zijn eigen dak ligt en dat hijzelf geen lekkage heeft, zodat de werkzaamheden wel deugdelijk zijn uitgevoerd. [eiser] heeft niet ontkent dat de aansluiting – in elk geval grotendeels – boven het dak van [gedaagde] ligt. Daarbij komt dat [betrokkene 2] en [betrokkene 3] niets zeggen over de ook al eerder door [gedaagde] ingenomen stelling dat de lekkage wordt veroorzaakt door de algemene staat van het dak van [eiser] en dat andere buren om die reden hebben besloten de daken te vervangen om zo lekkages te verhelpen. Onder die omstandigheden is het enkele feit dat [betrokkene 2] het aannemelijk acht dat de loslatende loodband de oorzaak van de lekkage is en dat [betrokkene 3] zegt dat de loslatende loodband een noodoplossing lijkt, niet voldoende bewijs. Dit temeer daar [betrokkene 2] en [betrokkene 3] niets zeggen over de speciale rubberen gootstrip die onder de pannen van [gedaagde] zou zijn geplaatst. Anders gezegd, de aansluiting is niet slechts gerealiseerd door de loslatende loodband, maar ook door een speciale rubberen gootstrip, terwijl er daarnaast een concrete andere oorzaak voor de lekkage denkbaar is, welke lekkage alleen [eiser] ervaart en [gedaagde] , op wiens dak de aansluiting (grotendeels) ligt, niet. Hierop is bij de bewijslevering onvoldoende ingegaan.
2.5.
Hetzelfde geldt voor het bewijs dat de te vervangen dakpan op het dak van [eiser] door [gedaagde] , althans door personen die voor [gedaagde] werkzaamheden op het dak hebben uitgevoerd, kapot is gegaan. [eiser] heeft slechts bewezen dat er een dakpan op zijn dak was die vóór de werkzaamheden door [gedaagde] nog heel was en daarna niet meer. Dat is op zichzelf niet door [gedaagde] betwist. Het was echter aan [eiser] te bewijzen dat deze dakpan kapot is gegaan
door[gedaagde] , althans door personen die door [gedaagde] zijn ingeschakeld. Het enkele feit dat de dakpan voor de werkzaamheden nog heel was en na de werkzaamheden niet meer, is onvoldoende. De bedoelde dakpan ligt immers aan de andere kant van de schoorsteen op het dak van [eiser] , een plek waarvan het niet zonder meer logisch is dat (mensen van) [gedaagde] daar is/zijn geweest. Daarbij komt dat ook hier de mogelijkheid bestaat dat het kapot gaan van deze dakpan het gevolg is van de eerder genoemde ouderdom. Waarom dit niet het geval is, heeft [eiser] niet onderbouwd.
2.6.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser] zal afwijzen.
2.7.
De proceskosten komen voor rekening van [eiser] , omdat hij ongelijk krijgt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vordering af;
3.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [gedaagde] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Jansen en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter