ECLI:NL:RBNHO:2021:11259

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
9490450 \ WM VERZ 21-530
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9490450 \ WM VERZ 21-530
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 26 november 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 november 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: parkeren bij blauwe streep terwijl op parkeerschijf niet juiste tijdstip begin parkeren is weergegeven.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Betrokkene betwist de gedraging niet, maar stelt dat de parkeerschijf wellicht iets is verdraaid. Daarnaast stelt betrokkene dat hij en de verbalisant elkaar hebben gezien en dat de verbalisant daarom betrokkene had moeten waarschuwen.
De officier van justitie heeft naar aanleiding van het ingestelde beroep een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is onder andere het volgende vermeld:
“…Op 22 oktober 2020 omstreeks 11:15 liep ik op de Basstraat te Den Helder en legde een beschikking op R400af omdat de betrokkene zijn tijdschijf in tijd in de toekomst had gezet. (…) Er heeft geen staande houding plaats gevonden, dit omdat de betrokkene niet aanwezig was, tijdens het opleggen van de beschikking, of nadat de beschikking al is uitgeprint…”.
De kantonrechter overweegt dat uit artikel 5 WAHV volgt dat de boete kan worden opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken van het voertuig ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven, tenzij direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is van het voertuig waarmee de gedraging is verricht. Dit betekent dat als zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van die bestuurder voordoet, de boete aan de bestuurder moet worden opgelegd en niet aan de kentekenhouder.
In dit geval heeft betrokkene van meet af aan gesteld dat de verbalisant en betrokkene dicht bij elkaar in de buurt waren, elkaar hebben gezien en oogcontact hebben gehad.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de verbalisant in het zaakoverzicht, alsmede in het nader opgemaakte proces-verbaal, een niet voldoende specifieke toelichting gegeven, zodat onvoldoende blijkt waarom zich in dit geval geen reële mogelijkheid tot staandehouding heeft voorgedaan. Gelet daarop kan de kantonrechter niet vaststellen dat er geen reële mogelijkheid tot staandehouding is geweest en moet ervan worden uitgegaan dat de boete dus ten onrechte met toepassing van artikel 5 WAHV is opgelegd aan betrokkene als kentekenhouder. Betrokkene krijgt het voordeel van de twijfel.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van officier van justitie zullen worden vernietigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de
boete is opgelegd;
‒ bepaalt dat de officier van justitie het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terugbetaalt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: