ECLI:NL:RBNHO:2021:11257

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
9490462 WM VERZ 21-531
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens parkeren op gehandicaptenparkeerplaats

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 26 november 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder het daarvoor bestemde voertuig. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bebording ter plaatse voldoende duidelijk en zichtbaar was, op basis van de door betrokkene en de verbalisant overgelegde foto’s. De rechter oordeelde dat van iedere weggebruiker verwacht mag worden dat zij oplettend zijn op de aanwezige bebording. Betrokkene had de verantwoordelijkheid om te verifiëren of er een bord stond en het niet opmerken van de bebording kwam voor zijn rekening en risico.

De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en zag geen reden om deze te matigen. Het beroep van betrokkene werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9490462 \ WM VERZ 21-531
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 26 november 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 november 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: parkeren op gehandicaptenparkeerplaats anders dan met het voor die gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats bestemde voertuig.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene betwist de gedraging dan ook niet, maar stelt dat de bebording zeer onduidelijkheid is, waardoor deze over het hoofd is gezien op het moment dat betrokkene zijn auto ter plaatse parkeerde.
Uit de door betrokkene en de door de verbalisant overgelegde foto’s van de situatie ter plaatse is het de kantonrechter gebleken dat de bebording voldoende duidelijk en zichtbaar is. Van iedere weggebruiker mag worden verwacht dat deze oplettend is op de aanwezige bebording. Dat de onderhavige bebording volgens betrokkene op een ongebruikelijke plaats is aangebracht, maakt dit niet anders.
De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene zich had moeten vergewissen of er een bord stond en dat de omstandigheid dat betrokkene dit heeft nagelaten, voor rekening en risico van betrokkene komt.
De boete is dus terecht opgelegd. De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: