ECLI:NL:RBNHO:2021:11230

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
15/010089-21 (zaak A), 15/198192-20 (t.t.z. gev.) (zaak B) en 15/002898-21 (t.t.z. gev) (zaak C)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot afpersing; veroordeling mishandeling en bedreiging van ambtenaar

Op 7 december 2021 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot afpersing, mishandeling van zijn moeder en bedreiging van een ambtenaar. In zaak A werd de verdachte vrijgesproken van de poging tot afpersing, omdat er onvoldoende bewijs was om de aangifte te ondersteunen. De rechtbank oordeelde dat de camerabeelden niet duidelijk genoeg waren om de verklaring van de aangever te bevestigen. In zaak B werd de verdachte echter wel veroordeeld voor de mishandeling van zijn moeder, die hij op 1 augustus 2020 in Alkmaar had geslagen. De rechtbank achtte dit feit wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de verklaringen van de moeder en de medische rapporten die de verwondingen bevestigden. In zaak C werd de verdachte veroordeeld voor de bedreiging en belediging van een ambtenaar, waarbij hij de ambtenaar dreigde met geweld en beledigende woorden gebruikte. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werden er contact- en gebiedsverboden opgelegd ter bescherming van de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een ernstig gevaar voor recidive vormde, wat de noodzaak van deze maatregelen onderstreepte. De benadeelde partij in zaak C, de ambtenaar, kreeg een schadevergoeding van €300,- toegewezen voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/010089-21 (zaak A), 15/198192-20 (t.t.z. gev.) (zaak B) en 15/002898-21 (t.t.z. gev) (zaak C)
Uitspraakdatum: 7 december 2021
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 november 2021 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1],
ter terechtzitting opgegeven adres:
[adres 2]).
De politierechter heeft de zaak onder het parketnummer 15/198192-20 naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C genoemd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.P. Peters en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A
hij op of omstreeks 10 januari 2021 te Alkmaar op de openbare weg aan de Kanaalkade ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van geld en/of goederen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde, te weten aan die [slachtoffer 1] toebehoorde immers heeft verdachte die [slachtoffer 1] een schouderduw gegeven en/of (daarbij) de woorden gebruikt: "Hoeveel heb je bij je" en/of "Wat heb je bij je?" en/of "Ik sla je de pleuris in" en/of "Hoeveel geld heb je bij je?" en/of "Geef mij je geld" en/of (nadat die [slachtoffer 1] is weggerend) korte tijd achtervolgt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaak B
hij, op of omstreeks 1 augustus 2020 te Alkmaar zijn moeder, [slachtoffer 2], heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] in het gezicht, althans tegen het hoofd, te slaan en/of stompen en/of tegen het lichaam te slaan en/of stompen;
Zaak C
Feit 1hij op of omstreeks 4 januari 2021 te Alkmaar [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "als ik een vuurwapen had zou ik je door je kop heen schieten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 2hij op of omstreeks 4 januari 2021 te Alkmaar opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] (handhaver van de gemeente Alkmaar), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, (mondeling) heeft beledigd, door hem
-de woorden toe te voegen: "fuck je moeder, opkankeren, kankerleijers, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of
-te bespugen.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het in zaak A ten laste gelegde feit heeft zij aangevoerd dat de camerabeelden de aangifte voldoende ondersteunen, omdat daarop te zien is dat de aangever de weg op rent en een automobilist aanspreekt, nadat hij contact heeft gehad met de verdachte. De verklaring van de verdachte dat de aangever hem drugs wilde verkopen, past hier niet bij.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het in zaak A ten laste gelegde feit, omdat onvoldoende wettig bewijs bestaat dat de verdachte dit feit heeft gepleegd. De aangifte wordt onvoldoende ondersteund door de camerabeelden. De camerabeelden passen ook bij de verklaring van de verdachte dat hij boos werd en schreeuwde dat de aangever uit zijn ogen moest gaan. De raadsman heeft ten aanzien van het bewijs van het in zaak B ten laste gelegde feit geen verweren gevoerd. Ten aanzien van de in zaak C ten laste gelegde feiten heeft de raadsman bepleit dat de verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde spugen en voor het overige geen verweren gevoerd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak van het in zaak A ten laste gelegde feitDe rechtbank heeft, zoals ter terechtzitting besproken, in raadkamer de aan het dossier gevoegde beelden van de camera aan de Kanaalkade bekeken. Voor de rechtbank is op de camerabeelden niet goed zichtbaar wat er zich precies tussen de verdachte en de aangever heeft afgespeeld. De afstand tussen de camera en de plaats waar de verdachte en de aangever elkaar tegenkomen is erg groot en de kennelijke confrontatie tussen beiden vindt bovendien grotendeels achter geparkeerde auto’s plaats. Uit de camerabeelden lijkt weliswaar te volgen dat de verdachte en de aangever elkaar tegenkomen nadat zij beiden de weg zijn overgestoken en dat de aangever vervolgens wegloopt van de verdachte en een automobilist aanspreekt, maar dit zou ook kunnen passen bij de verklaring van de verdachte dat hij tegen de aangever heeft geschreeuwd dat hij moest oprotten. Op basis van deze beelden kan de rechtbank daarom niet vaststellen of de verdachte de aangever heeft aangesproken of andersom en of de verdachte de aangever een schouderduw heeft gegeven, zoals de aangever heeft verklaard. Het bestand met de beelden bevat bovendien geen geluid en de rechtbank kan dus ook niet vaststellen wat de aangever en de verdachte tegen elkaar hebben gezegd. Concluderend bieden de camerabeelden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van de aangever dat de verdachte hem zou hebben geprobeerd te beroven. Het dossier bevat ook overigens geen steunbewijs voor de aangifte. De rechtbank zal de verdachte daarom van het in zaak A ten laste gelegde feit vrijspreken.
3.3.2
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het in zaak B ten laste gelegde feit en de in zaak C ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak B ten laste gelegde feit en de in zaak C ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Zaak B
hij op 1 augustus 2020 te Alkmaar zijn moeder, [slachtoffer 2], heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] in het gezicht en tegen het lichaam te stompen;
Zaak C
Feit 1hij op 4 januari 2021 te Alkmaar [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "als ik een vuurwapen had zou ik je door je kop heen schieten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Feit 2hij op 4 januari 2021 te Alkmaar opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] (handhaver van de gemeente Alkmaar), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, (mondeling) heeft beledigd, door hem
-de woorden toe te voegen: "fuck je moeder, opkankeren, kankerlijers, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en
-te bespugen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd.
Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Zaak B
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder
Zaak C
Feit 1
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Feit 2
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Zij heeft gevorderd om aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals ter terechtzitting door de reclassering zijn geadviseerd.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat de verdachte al een lange periode in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht voor het in zaak A ten laste gelegde feit, waarvan de verdediging vrijspraak heeft verzocht.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en het aldaar door getuige Van Empelen toegelichte reclasseringsrapport van 23 augustus 2021 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zijn moeder mishandeld door haar meerdere keren in haar gezicht en tegen haar lichaam te stompen. Hierdoor heeft zij een gezwollen oogkas, een bloeding in haar oor en verschillende kneuzingen en blauwe plekken opgelopen. Door zijn handelen heeft de verdachte ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en pijn en angstgevoelens bij zijn moeder veroorzaakt. Bovendien heeft de mishandeling plaatsgevonden in de woning van zijn moeder, een plek waar zij zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen.
De verdachte heeft vervolgens tijdens zijn aanhouding een politieagent bedreigd en beledigd. Hij heeft het slachtoffer bedreigende en beledigende woorden toegevoegd en hem bovendien op zijn bovenlichaam gespuugd. Dat laatste is extra verwerpelijk in een tijd waarin (vrijwel) iedereen doordrongen is van het grote belang om besmetting door het coronavirus te voorkomen. De rechtbank neemt de verdachte dit uiterst kwalijk. Zijn handelen getuigt bovendien van onvoldoende respect ten aanzien van personen belast met de handhaving van de openbare orde.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten, in het bijzonder ten aanzien van de mishandeling van zijn moeder, alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd voor de duur van twee maanden met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie, gezien de periode die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, geen ruimte meer om daarnaast ook een voorwaardelijk strafdeel aan de verdachte op te leggen waaraan eventuele bijzondere voorwaarden zouden kunnen worden verbonden.

7.Vrijheidsbeperkende maatregelen

Daarnaast acht de rechtbank, net als de officier van justitie, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten een contactverbod met de moeder van de verdachte, [slachtoffer 2], en een gebiedsverbod noodzakelijk. De rechtbank zal bepalen dat het gebiedsverbod inhoudt dat de verdachte zich niet zal ophouden in een straal van 500 meter rondom de woning van zijn moeder aan de [adres 3]. De rechtbank zal elk van die verboden opleggen in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr voor de duur van twee jaren. Voor elke keer dat de verdachte een van de op te leggen verboden overtreedt, zal vervangende hechtenis voor de duur van één week worden toegepast. De totale duur van de vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste zes maanden.
De rechtbank houdt er, gelet op het door de reclassering als hoog aangemerkte gevaar voor recidive, ernstig rekening mee dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens zijn moeder, [slachtoffer 2]. De rechtbank zal daarom bevelen dat het contact- en het locatieverbod – met toepassing van artikel 38v, vierde lid, Sr – dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.Vordering van de benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 500,- ingediend tegen de verdachte wegens immateriële schade die hij als gevolg van de in zaak C ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag aan schadevergoeding niet in verhouding staat tot de ernst van het feit. De rechtbank vat dit standpunt op als een verzoek tot het matigen van het gevorderde bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 300,- rechtstreeks voortvloeit uit de in zaak C bewezen verklaarde feiten. De verdachte heeft de benadeelde partij bedreigd met de dood en beledigd door hem beledigende woorden toe te voegen en op zijn borst te spugen. Vergoeding van een bedrag van € 300,- komt de rechtbank billijk voor gelet op deze feiten, de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
In het meer gevorderde aan immateriële schadevergoeding zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van het in zaak C bewezen verklaarde handelen van de verdachte [kort gezegd: bedreiging en belediging van een ambtenaar] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 38v, 38w, 57, 63, 266, 267, 285, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte in zaak A is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het in zaak B ten laste gelegde feit en de in zaak C ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
twee (2) maanden.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Legt op de
maatregeldat de verdachte voor de duur van twee jaren zich niet zal ophouden in het
navolgende gebied: in een straal van 500 meter rondom de woning van zijn moeder aan de [adres 3].
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
Legt op de
maatregeldat de verdachte voor de duur van twee jaren op geen enkele wijze - direct of indirect -
contactzal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2].
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 3]
geleden schade tot een bedrag van
€ 300,- [driehonderd euro],bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 3], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 300,- [driehonderd euro], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L. Boonstra, voorzitter,
mr. H.D. Overbeek en mr. M.C.J. Lommen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.C.W. Coesel,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 december 2021.
Mr. Overbeek en mr. Boonstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
(…)