ECLI:NL:RBNHO:2021:11218

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
8566333 \ CV FORM 20-4913
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor passagiers bij annulering van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Société Air France S.A. wegens compensatie na de annulering van hun vlucht van Amsterdam naar Marseille op 1 juni 2018. De passagiers, vertegenwoordigd door mr. I.G.B. Maertzdorff van EUclaim B.V., vorderden een schadevergoeding van € 3.000,00 per passagier, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De luchtvaartmaatschappij, vertegenwoordigd door mr. M. Lustenhouwer, verweerde zich door te stellen dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die de capaciteit van de luchthaven van Amsterdam met 75% hadden verminderd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vlucht inderdaad was geannuleerd en dat de luchtverkeersleiding vanwege de weersomstandigheden de capaciteit had moeten verlagen. De rechter oordeelde dat de luchtvaartmaatschappij voldoende had aangetoond dat de annulering het gevolg was van deze buitengewone omstandigheden en dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de annulering te voorkomen. De passagiers die omboeking hadden ondergaan, evenals degenen die van de vervangende vlucht hadden afgezien, kregen ongelijk in hun vordering.

De kantonrechter wees de vordering van de passagiers af en veroordeelde hen tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de vervoerder. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter op 24 november 2021, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze beschikking geen hoger beroep openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8566333 \ CV FORM 20-4913
Uitspraakdatum: 24 november 2021
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2. [passagier sub 2] ,wonende te [woonplaats]

3. [passagier sub 3]

4. [passagier sub 4]

beiden wonende te [woonplaats]
5. [passagier sub 5] ,wonende te [woonplaats]
6. [passagier sub 6] ,wonende te [woonplaats]
7. [passagier sub 7] ,wonende te [woonplaats]
8. [passagier sub 8] ,wonende te [woonplaats]
9. [passagier sub 9] ,wonende te [woonplaats]
10. [passagier sub 10] ,wonende te [woonplaats]
11. [passagier sub 11] ,wonende te [woonplaats]
12. [passagier sub 12] ,wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff (EUclaim B.V.)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Société Air France S.A.
gevestigd en kantoorhoudende te Parijs (Frankrijk)
verwerende partij
verder te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. M. Lustenhouwer

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 28 mei 2020;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 18 februari 2021.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met de vervoerder een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam naar Marseille (Frankrijk) met vluchtnummer AF1821 op 1 juni 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is geannuleerd.
2.3.
De passagiers sub 1 en 2 zijn omgeboekt naar een vlucht waarmee ze op 3 juni 2018 hun eindbestemming hebben bereikt. De passagiers sub 3 en 4 zijn omgeboekt naar een vlucht waarmee ze op 2 juni 2018 hun eindbestemming hebben bereikt. De passagiers sub 5 tot en met sub 12 hebben afgezien van de vervangende vlucht.
2.4.
De passagiers hebben compensatie van de vervoerder verzocht in verband met de annulering van hun vlucht.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken de vervoerder te veroordelen tot betaling van:
- € 3.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- primair € 544,50 subsidiair € 514,25 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van
€ 3.000,00 (€ 250,00 per passagier). Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door de vervoerder van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
De vervoerder betwist de verschuldigdheid van het verzochte en doet een beroep op (doorwerking van) buitengewone omstandigheden. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
In het vorderingsformulier hebben de passagiers aangegeven een mondelinge behandeling te verlangen, indien de vervoerder reageert met stukken ter staving van zijn stellingen welke nieuwe feiten en omstandigheden aan het licht brengen. Gelet op artikel 5 lid 1bis van de Verordening tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen nr. 861/2007 (EPGV-Verordening) zal de kantonrechter dit verzoek weigeren omdat hij, gezien de omstandigheden van de zaak, van oordeel is dat een eerlijke rechtspleging in deze zaak geen mondelinge behandeling vergt.
4.3.
Vast staat dat de vlucht van de passagiers is geannuleerd. Niet gebleken is van een situatie als bedoeld in artikel 5 lid 1 onder c sub i, ii of iii van de Verordening. Dit brengt met zich mee dat de vervoerder gehouden is de passagiers te compenseren, tenzij de vervoerder ingevolge artikel 5 lid 3 van de Verordening kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden die, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
4.4.
Ten aanzien van het beroep van de vervoerder op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever er op gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van het luchtverkeersbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
4.5.
De vervoerder voert aan dat de vlucht onderdeel uitmaakt van de rotatie Marseille – Amsterdam – Marseille (vluchtnummer AF1820/AF1821). Op 1 juni 2018 kreeg de luchthaven van Amsterdam te kampen met zeer dichte mist. Het zicht is tot 100 meter beperkt gebleven en bij een zicht van 100 meter kunnen de toestellen niet meer landen. Bij slecht zicht zal er dus omwille van de vliegveiligheid meer afstand tussen opvolgende vliegtuigen moeten worden aangehouden. Daardoor kunnen er minder vluchten per uur worden uitgevoerd dan onder normale omstandigheden. De Nederlandse luchtverkeersleiding heeft de capaciteit van de luchthaven met 75% naar beneden bijgesteld waardoor er langdurige vertragingen ontstonden. De Nederlandse luchtverkeersleiding heeft Eurocontrol gevraagd minder luchtverkeer naar de luchthaven toe te staan, waardoor Eurocontrol verschillende regulaties heeft afgekondigd. Het toestel waarmee de vlucht in kwestie werd uitgevoerd kreeg een CTOT (Calculated Take Off Time) opgelegd met als reden WA 84, dit staat voor “weather arrival”. Daar komt bij dat uit de systemen van KLM volgt dat de luchthaven vol raakte. Als gevolg hiervan zou de vertraging te Amsterdam nog verder oplopen. De toestellen moesten van de Nederlandse luchtverkeersleiding lang wachten op toestemming (TSAT) om van de gate te mogen vertrekken. Hierdoor zou de vertraging nog veel verder oplopen. Omdat er geen verbetering van het slot werd verwacht, heeft de vervoerder de rotatievlucht uiteindelijk geannuleerd. De passagiers zijn omgeboekt op het eerst beschikbare alternatief. Weersomstandigheden, capaciteitsreducties, CTOT’s en TSAT’s zijn bij uitstek gebeurtenissen die aan de controle van de luchtvaartmaatschappij ontsnappen, aldus de vervoerder.
4.6.
Het is aan de vervoerder om aan te tonen dat hij, gelet op de duur en mate van de restricties geen andere keuze had dan tot annulering van de vlucht over te gaan. De kantonrechter is van oordeel dat de vervoerder voldoende heeft aangetoond dat de luchtverkeersleiding vanwege de voorspelde weersomstandigheden de capaciteit van de luchthaven naar beneden heeft bijgesteld. Uit de overgelegde e-mail van de Duty Manager Operations van KLM volgt immers dat vanwege de slechte weersomstandigheden er een gemiddelde vertraging van 150 minuten is ontstaan: “
Average delays up to 150 minutes for inbound and outbound traffic were observed due a runwat capacity of 17/ht means a reduction of 75%. Cancellations were necessary to keep the network manageable.”De passagiers betwisten dat de weersomstandigheden slecht waren ten tijde van de geplande vlucht, maar het is niet de taak van de kantonrechter om aan de hand van de overgelegde weersgegevens te beoordelen of de luchtverkeersleiding de juiste beslissing heeft genomen door de capaciteit van de luchthaven naar beneden bij te stellen. De luchtverkeersleider is immers de bevoegde instantie tot het nemen van deze beslissing. Ook blijkt uit productie 5 en 6 van de vervoerder dat Eurocontrol wegens de weersomstandigheden verschillende regulaties heeft afgekondigd en dat de vlucht Marseille – Amsterdam een CTOT kreeg opgelegd. Gezien het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de capaciteitsreductie van de luchtverkeersleiding als gevolg van de slechte weersomstandigheden een buitengewone omstandigheid oplevert.
4.7.
De vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft genomen om de annulering te voorkomen. De vervoerder heeft aangevoerd dat het onmogelijk was om de vlucht conform schema uit te voeren, omdat het ten tijde van de vlucht onduidelijk was hoe lang de omstandigheden zouden aanhouden. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt op het eerst beschikbare alternatief. Gesteld noch gebleken is dat er een eerder alternatief beschikbaar was dan de vluchten waarmee de passagiers sub 1 tot en met 4 hun eindbestemming hebben bereikt. De kantonrechter wijst de vordering van de passagiers sub 1 tot en met 4 en de passagiers die hebben afgezien van de vervangende vlucht af.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst het verzochte af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de vervoerder tot en met vandaag worden begroot op € 218,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 109,00 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open