ECLI:NL:RBNHO:2021:11160

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
3 december 2021
Zaaknummer
C/15/320462 / FA RK 21-4549
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 oktober 2021 een beschikking gegeven inzake de verlening van een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren op [geboortedatum], op verzoek van de officier van justitie. Het verzoekschrift was op 21 september 2021 ingediend, en de rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 11 oktober 2021 gestart. Vanwege technische problemen werd de behandeling uitgesteld tot 20 oktober 2021, waarbij duidelijke procesafspraken zijn gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de behandeling conform deze afspraken heeft plaatsgevonden en dat betrokkene niet in zijn verweer is beperkt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, namelijk een autismespectrumstoornis in combinatie met een schizo-affectieve stoornis. De advocaat van betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, maar de rechtbank oordeelde dat er ernstig nadeel voor betrokkene of anderen aanwezig is, waaronder levensgevaar en ernstige psychische schade. De rechtbank concludeerde dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.

De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van twaalf maanden, tot en met 20 oktober 2022, en bepaalde de vormen van verplichte zorg die nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. F. Kleefmann, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. den Otter als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
zaak-/rekestnr.: C/15/320462 / FA RK 21-4549
beschikking van de enkelvoudige kamer van 20 oktober 2021,
naar aanleiding van het verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] ,
wonende te [plaats] ,
hierna: betrokkene,
advocaat mr. A. Spel, gevestigd te Alkmaar.

1.Procedure

1.1.
Bij het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 21 september 2021, heeft de officier van justitie verzocht om afgifte van een zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring van 9 september 2021;
  • het zorgplan van 2 september 2021;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur van 20 september 2021.
1.3.
De voortzetting van de mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2021. Hoewel uitgangspunt binnen de Wvggz is – mede gelet op de kwetsbare positie van betrokkene – dat betrokkene fysiek wordt gehoord, acht de rechtbank dat op dit moment niet verantwoord vanwege de ontwikkelingen rondom het coronavirus. De rechtbank sluit hiermee aan bij de landelijke maatregelen om de verspreiding van het virus te beperken.
De zitting heeft daarom via een tweezijdige beeld- en geluidsverbinding plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat het belang van betrokkene om verweer te kunnen voeren, voldoende is gewaarborgd door deelname van de advocaat aan de zitting en de eigen inbreng van betrokkene.
1.4.
Ter zitting van 20 oktober 2021 heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [casemanager] , casemanager van het FACT-team.
1.5.
De officier van justitie heeft aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen.

2.Beoordeling

2.1.
Ter zitting van 21 oktober 2021 heeft de advocaat zich primair op het formele standpunt gesteld dat niet meer op het verzoek van 21 september 2021 kan worden beslist, omdat de beslissing op het verzoek niet meer binnen drie weken na indiening van het verzoek kan worden genomen. De rechtbank volgt de advocaat hierin niet. De behandeling van het verzoek is immers gestart op de zitting van 11 oktober 2021, derhalve binnen drie weken nadat het verzoek was ingediend. Vanwege technische problemen met de beeldverbinding aan de zijde van Parnassia, alwaar betrokkene toen op kantoor aanwezig was, is de behandeling op verzoek van betrokkene en de advocaat aangehouden tot de zitting van 20 oktober 2021. Partijen en de rechtbank hebben daar ter zitting van 11 oktober 2021 duidelijke procesafspraken over gemaakt. Het gegeven dat de ter zitting gemaakte procesafspraken niet in een tussenbeschikking zijn vastgelegd doet aan het voorgaande niet af. De rechtbank stelt vast dat de voortzetting van de behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden conform de procesafspraken die met betrokkene en zijn advocaat zijn gemaakt. Betrokkene is met voornoemde gang van zaken niet beperkt in zijn mogelijkheden om verweer te voeren. De rechtbank acht zich gelet op het voorafgaande bevoegd om een beslissing op het verzoek te nemen.
2.2.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een autismespectrumstoornis in combinatie met een schizo-affectieve stoornis.
2.3.
Namens betrokkene is subsidiair gepleit voor afwijzing van het verzoek, omdat er geen sprake is van ernstig nadeel dat voortkomt uit de psychische stoornis. De casemanager heeft naar voren gebracht dat het nu redelijk goed gaat met betrokkene, maar dat hij niet gemotiveerd is om de voorgeschreven medicatie in te nemen. Als hij de medicatie staakt, wat de verwachting is wanneer dit niet wordt verplicht, is er een groot risico aanwezig dat hij manisch wordt en dat de vormen van ernstig nadeel herleven.
Op grond van de stukken en de inschatting van de casemanager zoals ter zitting verwoord, is de rechtbank van oordeel dat er door voornoemde stoornis ernstig nadeel voor of van betrokkene of een ander is, te weten:
  • levensgevaar;
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische schade;
  • ernstige materiële schade.
2.4.
Betrokkene heeft zorg nodig om het ernstig nadeel af te wenden en om zijn geestelijke gezondheid te stabiliseren en te herstellen.
2.5.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden zijn voor passende zorg op vrijwillige basis. Om die reden is verplichte zorg nodig. Op grond van het zorgplan, het advies van de geneesheer-directeur en hetgeen is besproken ter zitting, acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg gedurende de hele looptijd van de zorgmachtiging nodig:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
Slechts in het geval dat betrokkene ambulante zorg niet toereikend is om het ernstig nadeel af te wenden, worden gedurende de hele looptijd van de zorgmachtiging ook de volgende vormen van verplichte zorg nodig geacht, telkens voor een periode van maximaal drie maanden:
- opnemen in een accommodatie;
- het beperken van bewegingsvrijheid;
  • het insluiten van betrokkene;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • onderzoek aan kleding of lichaam.
In het geval betrokkene klinisch moet worden opgenomen, is het streven de opname zo kort mogelijk te laten duren. De rechtbank acht de termijn van maximaal drie weken per keer, zoals namens betrokkene bepleit, echter te kort. Opname zal slechts noodzakelijk zijn in het geval de toestand van betrokkene erg is verslechterd, zodat op voorhand niet zeker is dat een zo korte periode lang genoeg zal zijn om hem te stabiliseren. De rechtbank acht ter zake een opname een termijn van maximaal drie maanden aaneengesloten per keer afdoende.
2.6.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief.
2.7.
Betrokkene verzet zich tegen voornoemde vormen van verplichte zorg.
2.8.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van twaalf maanden, en geldt dus tot en met 20 oktober 2022.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] , met de vormen van verplichte zorg zoals hierboven onder 2.4 is vermeld, alles voor de volledige duur van de zorgmachtiging, tenzij onder 2.4 een kortere duur is vermeld;
- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
20 oktober 2022;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Kleefmann, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.J. den Otter als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 27 oktober 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.