ECLI:NL:RBNHO:2021:11155

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 november 2021
Publicatiedatum
3 december 2021
Zaaknummer
C/15/309142 / FA RK 20-5835 en C/15/319631 / FA RK 21-4091
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en partneralimentatie met betrekking tot financiële afwikkeling van huwelijk

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 17 november 2021 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die eerder een geregistreerd partnerschap hadden dat was omgezet in een huwelijk. De vrouw had verzocht om een bijdrage in haar levensonderhoud, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De vrouw had haar leven in Nederland stilgezet om in Duitsland voor de man en de honden te zorgen, maar de samenleving was al in december 2019 beëindigd. De rechtbank constateerde dat de vrouw inmiddels weer werkzaam was en in haar eigen levensonderhoud kon voorzien. De rechtbank sprak de echtscheiding uit en bepaalde dat de man het recht had om in de woning te blijven wonen voor een periode van zes maanden na de inschrijving van de beschikking tot echtscheiding. Daarnaast werd er een bedrag van € 19.000 vastgesteld dat de man aan de vrouw moest betalen ter afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een partnerbijdrage werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
zaaknummer / rekestnummer: C/15/309142 / FA RK 20-5835 en C/15/319631 / FA RK 21-4091
Beschikking d.d. 17 november 2021 betreffende de echtscheiding
in de zaak van:
[de vrouw] ,
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. F. Spieker, gevestigd te Heemstede,
tegen
[de man] ,
wonende te [plaats] , Bondsrepubliek Duitsland,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. J.E. Smal, gevestigd te Limmen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 22 oktober 2020;
- het aanvullend verzoekschrift van de vrouw, ingekomen op 28 januari 2021;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van de man, ingekomen op 8 april 2021;
- het verweerschrift van de vrouw op het zelfstandig verzoek van de vrouw, ingekomen op 5 augustus 2021;
- het F-formulier, met bijlagen, van de advocaat van de man van 6 oktober 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2021.
Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn een geregistreerd partnerschap aangegaan op [datum] . De partnerschapsregistratie is omgezet in een huwelijk op [datum] te [plaats] .
2.2.
Scheiding
2.2.1.
De vrouw heeft verzocht de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Zij heeft gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.
De man heeft de gestelde duurzame ontwrichting niet betwist.
Het verzoek tot echtscheiding zal, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
2.3.
Woning
2.3.1.
De man heeft het voortgezet gebruik van de woning verzocht voor de duur van zes maanden.
2.3.2.
De vrouw heeft aanvankelijk als verweer gevoerd dat zij de woning al lang geleden verlaten heeft en niet van plan is om er terug te keren. Zij verzoekt de rechtbank het verzoek af te wijzen bij gebrek aan belang.
2.3.3.
Dat de man de woning zal blijven bewonen, is niet in geschil. De rechtbank zal het voortgezet gebruik van de woning aan de man toewijzen.
2.4.
Onderhoudsbijdrage
2.4.1.
De vrouw heeft primair verzocht een door de man te betalen bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud (hierna ook: partnerbijdrage) vast te stellen van € 1.795 per maand voor de duur van vijf jaar. Subsidiair verzoekt zij een partnerbijdrage vast te stellen van
€ 1.541 per maand voor de duur van vijf jaar.
2.4.2.
Volgens de vrouw is de huwelijksgerelateerde behoefte van partijen € 2.574 per maand. De vrouw stelt zich op het standpunt dat de hofnorm van toepassing is en dat hieruit volgt dat zij behoefte heeft aan een partnerbijdrage. Ter zitting heeft de vrouw gezegd dat zij het niet noodzakelijk achtte informatie over haar eigen lasten over te leggen, en geen recente inkomstengegevens, omdat zij deze niet relevant acht voor de beoordeling van haar verzoek.
2.4.3.
De man heeft verweer gevoerd. Hij betwist dat de vrouw behoeftig is en heeft een draagkrachtverweer gevoerd.
2.4.4.
De onderhoudsplicht van, in dit geval, de man bestaat alleen voor zover de vrouw niet in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. Van de alimentatiegerechtigde mag worden verlangd dat deze zich aantoonbaar inspant om in zijn of haar levensonderhoud te voorzien. De behoefte van de vrouw aan partneralimentatie wordt verminderd met de eigen inkomsten van de vrouw. Onder inkomsten worden zowel de daadwerkelijke inkomsten als de in redelijkheid te verwerven inkomsten verstaan. Indien de vrouw geen inkomsten heeft, dient rekening te worden gehouden met haar vermogen om inkomsten te verwerven, haar zogenaamde verdiencapaciteit. Daarbij zijn alle omstandigheden van belang, waaronder de opleiding, de werkervaring en de geboden tijd om werk te zoeken.
2.5.
De vrouw heeft ter zitting gezegd dat zij haar leven in Nederland heeft stilgezet om in Duitsland voor de man en de honden te gaan zorgen. De samenleving van partijen is echter al in december 2019, inmiddels bijna twee jaar geleden, beëindigd. De vrouw is naar Nederland teruggekeerd. Of en zo ja op welke wijze de vrouw sindsdien heeft geprobeerd om haar verdiencapaciteit te benutten en geheel of tenminste grotendeels in haar eigen levensonderhoud te voorzien is niet onderbouwd door de vrouw. Daarbij is het de rechtbank ter zitting gebleken dat de vrouw inmiddels (weer) werkzaam is en een inkomen uit arbeid ontvangt waarmee zij in haar eigen levensonderhoud kan voorzien. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een bijdrage in haar levensonderhoud afwijzen.
2.6.
Afwikkeling huwelijkse voorwaarden (voorheen de partnerschapsvoorwaarden)
2.6.1.
Partijen hebben over en weer verzoeken ingediend betreffende de verrekening op grond van de partnerschapsvoorwaarden. Tussen partijen is niet in geschil dat de partnerschapsvoorwaarden van toepassing zijn op het huwelijk en tijdens het huwelijk zijn gaan gelden als huwelijksvoorwaarden. De rechtbank volgt partijen daarin.
Partijen zijn in de partnerschapsvoorwaarden, thans aan te merken als huwelijksvoorwaarden, overeengekomen een gemeenschap van goederen met uitzondering van bepaalde goederen.
2.6.2.
Ter zitting hebben de advocaten medegedeeld dat partijen inmiddels in een viergesprek over een aantal onderwerpen afspraken hebben gemaakt:
- het saldo van de vier bankrekeningen die er per datum indiening van het echtscheidingsverzoek (22 oktober 2020) waren, wordt bij helfte gedeeld. Ieder houdt de rekening die op zijn / haar naam is gesteld. De gemeenschappelijke rekeningen worden opgeheven;
- de auto en de ermee samenhangende lening wordt zonder verdere verrekening van waarde aan de man toegedeeld;
- de inboedel is verdeeld.
2.6.3.
Ter zitting hebben partijen volledige overeenstemming hebben bereikt over de resterende geschilpunten ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden:
- de echtelijke woning gelegen aan [adres] zal voor een waarde van € 186.000 worden toegedeeld aan de man. De man zal de aflossing van de hypothecaire lening voor zijn rekening nemen, en de lening bij de [bank] aflossen. Partijen hebben vastgesteld dat het totaalbedrag van de hypothecaire schuld eind december 2020 € 167.284,20 bedraagt. Afgesproken is dat de man in het kader van de verdeling van de overwaarde van de woning een bedrag van
9.171,24 aan de vrouw zal vergoeden.
2.6.4.
Partijen hebben geld geleend bij de ouders van de vrouw voor de aankoop van een woning in Frankrijk. Het restantbedrag van deze lening is € 9.500. Partijen zullen het saldo van de bankrekening in Frankrijk gebruiken om de lening aan de ouders deels af te lossen. De man zal de vrouw de helft van het dan nog resterende bedrag vergoeden.
2.6.5.
De man is de vrouw nog een bedrag van € 6.918,79 verschuldigd wegens door de vrouw voor de zoon van de man betaalde kosten.
2.6.6.
Partijen hebben het bedrag dat de man aan de vrouw verschuldigd is, begroot op
€ 19.000. Om dit bedrag aan de vrouw te kunnen betalen, zal de man een lening moeten afsluiten. Bij een eventuele berekening van de draagkracht van de man voor partnerbijdrage zal als last van de man een bedrag van € 150 per maand voor aflossing lening kunnen worden meegenomen.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te [plaats] op [datum] ;
3.2.
bepaalt dat de man tegenover de vrouw het recht heeft om in de woning aan [adres] te blijven wonen en de tot de inboedel daarvan behorende zaken te blijven gebruiken tot zes maanden na de inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, als hij de woning ten tijde van die inschrijving bewoont;
3.3.
wijst het verzoek tot vaststelling van een partnerbijdrage af;
3.4.
bepaalt dat de man een bedrag van € 19.000 aan de vrouw zal voldoen ter afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en/of de verdeling van eenvoudige gemeenschappen;
3.5.
verklaart de beslissing met betrekking tot het voortgezet gebruik van de echtelijke woning en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en/of de verdeling van eenvoudige gemeenschappen uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Kleefmann, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.C.M. Kroon op 17 november 2021.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden en overeenkomstig artikel 820 lid 2 Rv openlijk bekend is gemaakt.