In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 mei 2021 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, waarbij ook de zorgregeling voor hun minderjarige kinderen en de afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden aan de orde zijn. De vrouw heeft op 20 december 2019 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend, waarna verschillende stukken zijn ingediend door beide partijen. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 april 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij ook de minderjarige kinderen in de gelegenheid zijn gesteld om hun mening te uiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken.
De rechtbank heeft bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen bij de vrouw zal zijn, en dat de man hen om de veertien dagen zal zien. De rechtbank heeft ook de verzoeken van beide partijen om een zorgregeling besproken, waarbij de rechtbank heeft benadrukt dat deelname aan het traject 'Ouderschap Blijft' belangrijk is voor de kinderen. De verzoeken omtrent de onderhoudsbijdragen zijn aangehouden, evenals de verzoeken met betrekking tot de afwikkeling van de huwelijksvoorwaarden, gezien de complexe financiële situatie van de man, die een rekening-courant schuld heeft aan zijn BV.
De rechtbank heeft de partijen en hun advocaten geadviseerd om een financieel-fiscaal mediator in te schakelen om tot een oplossing te komen voor de verweven financiële vraagstukken. De rechtbank heeft de verdere behandeling van de verzoeken aangehouden voor een periode van drie maanden, in afwachting van de resultaten van het mediationtraject en het verkooptraject van de gezamenlijke woning. De rechtbank heeft de voorlopige kinderbijdrage vastgesteld op € 350,- per kind per maand, met de mogelijkheid tot herziening in de toekomst.