ECLI:NL:RBNHO:2021:11135

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
NL21.14764
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke voorlopige voorziening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 december 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, van Nigeriaanse nationaliteit, hebben bezwaar gemaakt tegen een voorgenomen uitzetting door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoekers stelden dat er op 22 september 2021 een uitzetting gepland stond, maar hebben geen schriftelijk bewijs overgelegd om dit te onderbouwen. Na het indienen van het verzoek om voorlopige voorziening hebben verzoekers dit verzoek op 22 september 2021 ingetrokken, maar vroegen tegelijkertijd om een veroordeling van de staatssecretaris in de proceskosten.

De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, waarop verweerder op 6 oktober 2021 heeft gereageerd. Verzoekers hebben hierop gereageerd, maar partijen hebben niet aangegeven gehoord te willen worden over het verzoek om proceskosten. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en uitspraak gedaan op basis van de ingediende stukken.

De voorzieningenrechter overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter concludeert dat er in dit geval geen sprake is van 'tegemoetkomen' zoals bedoeld in artikel 8:75a van de Awb, omdat verweerder heeft betwist dat er een uitzetting gepland stond en verzoekers geen bewijs hebben geleverd. Daarom wordt het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, in aanwezigheid van mr. N.E. Joacim, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL21.14764

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker 4] , geboren op [geboortedatum 4] , V-nummer: [v-nummer 4]

[verzoeker 1] ,geboren op [geboortedatum 1] , V-nummer: [v-nummer 1]
[verzoeker 2] ,geboren op [geboortedatum 2] , V-nummer: [v-nummer 2]
[verzoeker 3] ,geboren op [geboortedatum 3] , V-nummer: [v-nummer 3]
van Nigeriaanse nationaliteit, verzoekers
(gemachtigde: mr. drs. J.E. Groenenberg.),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekers stellen dat verweerder heeft aangegeven betrokkenen op 22 september 2021 te willen uitzetten naar hun land van herkomst. Telefonisch is de voorgenomen uitzetting (waarschijnlijk) door het COA, doch in ieder geval de Staatssecretaris van Justitie aan de gemachtigde van verzoekster bevestigd.
Verzoekers hebben tegen dit voornemen bezwaar gemaakt. Verzoekers hebben tevens voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 22 september 2021 hebben verzoekers het verzoekschrift ingetrokken.
Tegelijk met de intrekking van het verzoekschrift hebben verzoekers verzocht om verweerder bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedure bij de voorzieningenrechter.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft op 6 oktober 2021 gereageerd.
Bij brief van 12 oktober 2021 hebben verzoekers op de brief van verweerder van 6 oktober 2021 gereageerd.
Nu partijen niet hebben aangegeven om over het verzoek om proceskosten op een zitting te willen worden gehoord, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Die wetsartikelen zijn op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Verweerder heeft op 12 oktober 2021 aangegeven dat hij niet bereid is de proceskosten te vergoeden. De reden hiervan is dat er geen uitzetting gepland stond en dat verweerder dus ook niet tegemoet is gekomen aan het bezwaar en de voorlopige voorziening.
3. In dit geval is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a, van de Awb. Bij een procedure ter verkrijging van een voorlopige voorziening is sprake van tegemoetkomen, als de verweerder de tenuitvoerlegging van het bestreden besluit opschort of de gevraagde voorlopige maatregel treft. Nu verweerder bestrijdt dat een uitzetting gepland stond en verzoekers van deze voorgenomen uitzetting geen (schriftelijk) bewijs hebben overgelegd, is er geen sprake van tegemoetkomen als bedoeld in artikel 8:75a, van de Awb. Het verzoek tot vergoeding van de proceskosten wordt daarom afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.E. Joacim, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.