9.2Daarbij komt dat als de milieubelasting van de activiteiten van [derde belanghebbende] toch hoger blijkt dan de belasting behorende bij de ter plaatse toegestane categorie 3.1 als bedoeld in Staat 1, de activiteiten niet vergunbaar zijn met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, ten eerste, van de Wabo. Deze activiteiten kunnen dan, tenzij toepassing kan worden gegeven aan het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, onder a ten tweede van de Wabo, alleen na het doorlopen van een uniforme openbare voorbereidingsprocedure worden vergund. Ook daarom acht de rechtbank het bieden van een (nieuwe) herstelmogelijkheid niet opportuun.
10. De rechtbank zal, gelet op hetgeen in de tussenuitspraken I, II en in deze uitspraak is overwogen, het beroep gegrond verklaren en de bestreden besluiten I, II en III vernietigen.
Dit betekent dat verweerder opnieuw zal moeten besluiten op de aanvraag van [derde belanghebbende] met inachtneming van hetgeen de rechtbank in de tussenuitspraken I en II en in deze uitspraak heeft overwogen.
11. Omdat het beroep gegrond is, zal de rechtbank verweerder veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van eiser. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 2.244,- punten (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 2 maal een 0,5 punt voor de reacties van eiser na de tussenuitspraken I en II, met een waarde per punt van € 748,-, bij een wegingsfactor 1).
12. De rechtbank zal daarbij bepalen dat verweerder eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.