ECLI:NL:RBNHO:2021:11084

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
21/1362
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen last onder dwangsom in het kader van de Wet kinderopvang

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 november 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Heemstede. Eiseres had op 23 september 2020 een bezwaarschrift ingediend tegen een last onder dwangsom die haar was opgelegd vanwege het niet voldoen aan de voorschriften van de Wet kinderopvang. Echter, verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend. Eiseres stelde dat zij op 23 september 2020 bezwaar had gemaakt, maar verweerder ontkende het bezwaarschrift te hebben ontvangen. Pas op 11 december 2020 ontving verweerder een bezwaarschrift per e-mail.

De rechtbank overwoog dat eiseres weliswaar een bezwaarschrift had overgelegd, maar dat er geen bewijs was dat dit bezwaarschrift ook daadwerkelijk was verstuurd. De rechtbank concludeerde dat de door eiseres aangevoerde omstandigheden, waaronder eerdere gesprekken met de GGD en verweerder, niet voldoende waren om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en ging zij niet in op de inhoudelijke geschilpunten tussen partijen.

De uitspraak werd gedaan in het openbaar en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Eiseres werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, indien zij het niet eens was met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/1362
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van Heemstede, verweerder

(gemachtigde: mr. drs. M.R. Staller en drs. J.C. Jacobs).

Procesverloop

In het besluit van 8 september 2020 heeft verweerder aan eiseres een last onder dwangsom opgelegd vanwege het niet voldoen aan de voorschriften van de Wet kinderopvang en onderliggende regelgeving.
In het besluit van 9 maart 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 18 november 2021 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam], verweerder door zijn gemachtigden.
Na afloop van de behandeling van de zaak heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend. Eiseres stelt op 23 september 2020 bezwaar te hebben gemaakt, maar verweerder heeft toen geen bezwaarschrift ontvangen. Verweerder heeft pas op 11 december 2020 per e-mail een bezwaarschrift van eiseres ontvangen.
2. De rechtbank overweegt dat eiseres een bezwaarschrift van 23 september 2020 heeft overgelegd maar dat uit niets blijkt dat ze het ook heeft verstuurd. Verweerder stelt dat bezwaarschrift niet te hebben ontvangen, eiseres kan niet aannemelijk maken dat ze het heeft verstuurd. De door eiseres genoemde omstandigheid dat zij al eerder met de GGD en verweerder had gesproken over de geconstateerde overtredingen van de Wet kinderopvang hoeven voor verweerder geen reden te zijn om aan de termijnoverschrijding voorbij te gaan.
3. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank gaat daarom niet op het inhoudelijke geschil tussen partijen in.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2021 door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. L. van Broekhoven, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.