ECLI:NL:RBNHO:2021:11083

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
20/6214
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in vergunningzaak voor terrasverlenging

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen VOF, eiseres, en de burgemeester van Haarlem, verweerder, met betrekking tot een vergunning voor een terras. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 21 augustus 2019 een vergunning voor een terras aan derde-partij had geweigerd. Vervolgens heeft verweerder op 26 maart 2020 het bezwaar van derde-partij gegrond verklaard en de eerdere weigering herroepen, waarna een nieuwe vergunning werd verleend. In het bestreden besluit van 11 juni 2020 heeft verweerder opnieuw een vergunning verleend voor een gewijzigd terras. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat door verweerder als beroepschrift is aangemerkt en ter behandeling aan de rechtbank is doorgezonden.

Tijdens de zitting op 18 november 2021 heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiseres was vertegenwoordigd door een gemachtigde, terwijl verweerder en derde-partij ook vertegenwoordigd waren. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit een nieuw besluit betreft waartegen bezwaar kan worden gemaakt, en dat zij daarom onbevoegd is om te oordelen over de bezwaren van eiseres. De rechtbank heeft het bezwaarschrift van eiseres teruggestuurd naar verweerder voor verdere behandeling. Tevens is bepaald dat verweerder het griffierecht van €178,- aan eiseres moet vergoeden, omdat het bezwaarschrift ten onrechte als beroepschrift was doorgezonden.

De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/6214
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] VOF, te [vestigingsplaats] , eiseres,

en

de burgemeester van Haarlem, verweerder

(gemachtigde: mr. O. Kocak).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [derde partij] B.V. , te [vestigingsplaats]

(gemachtigde: mr. C.J.H. Delissen).

Procesverloop

In het besluit van 21 augustus 2019 heeft verweerder geweigerd een vergunning te verlenen aan derde-partij (hierna: [derde partij] ) voor een terras op het perceel [locatie] .
In het besluit van 26 maart 2020 heeft verweerder het bezwaar van [derde partij] gegrond verklaard, het besluit van 21 augustus 2019 herroepen en alsnog een vergunning verleend voor het plaatsen van een terras onder de gebruikelijke voorwaarden.
In het besluit van 11 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder opnieuw een vergunning verleend aan [derde partij] voor een terras op het perceel [locatie] .
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft dit bezwaarschrift aangemerkt als een beroepschrift en het ter verdere behandeling doorgezonden aan de rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 18 november 2021 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] , verweerder door zijn gemachtigde en [derde partij] door [naam 2] , [naam 3] en haar gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van €178,- aan eiseres moet vergoeden.

Overwegingen

1. In het besluit van 26 maart 2020 heeft verweerder aan [derde partij] een vergunning voor een terras verleend. Dit besluit staat vast. In het bestreden besluit heeft verweerder een nieuwe vergunning voor een gewijzigd terras verleend. Dat is een nieuw besluit. Daartegen kan bezwaar worden gemaakt en niet in een keer beroep worden ingesteld. Dit betekent dat de rechtbank niet bevoegd is om te oordelen over de bezwaren van eiseres tegen het bestreden besluit en om daarover een beslissing te nemen. Dat moet verweerder alsnog doen. De rechtbank stuurt het bezwaarschrift van eiseres - dat dus geen beroepschrift is - daarom weer terug naar verweerder om in behandeling te nemen.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Omdat verweerder het bezwaarschrift ten onrechte heeft doorgezonden aan de rechtbank, moet verweerder wel het griffierecht aan eiseres vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 november 2021 door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. L. van Broekhoven, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. U ziet deze datum hierboven.