ECLI:NL:RBNHO:2021:11067

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
9048784
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging pleeglocatie in WAHV-zaak en beoordeling van de boete

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 4 mei 2021, is een beroep ingesteld door betrokkene tegen een administratieve sanctie (boete) die was opgelegd wegens het handelen in strijd met een gesloten verklaring voor bepaalde categorie voertuigen. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld op basis van de verklaring van de verbalisant en de stellingen van betrokkene.

De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging waarvoor de boete was opgelegd. Betrokkene had aangevoerd dat zij een ontheffing had om ter plaatse te mogen rijden, maar de kantonrechter vond dat er onvoldoende feiten of omstandigheden waren aangevoerd die de juistheid van de verklaring van de verbalisant in twijfel trokken. De kantonrechter heeft de pleeglocatie gewijzigd naar Wilhelminakade, maar de boete zelf bleef ongewijzigd. De uitspraak werd gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Betrokkene heeft de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen zes weken na de dag van toezending.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9048784 \ WM VERZ 21-64
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 4 mei 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 mei 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: handelen in strijd met gesloten verklaring in beide richtingen weg(gedeelte) bestemd voor bepaalde categorie voertuigen.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene betwist de gedraging dan ook niet, maar doet een beroep op de omstandigheden van het geval. Betrokkene voert in haar beroep aan dat zij een ontheffing heeft om ter plaatse te mogen rijden omdat aan de betreffende straat, de Wilhelminakade, de achterzijde van hun horecazaak is gevestigd. Tevens stelt betrokkene dat er een bord staat dat er na 12 uur niet meer mag worden ingereden en dat zij daar altijd rekening mee houden.
De officier van justitie heeft een aanvullend proces-verbaal laten opmaken door de verbalisant. In dit aanvullend proces-verbaal is het volgende vermeld:
“…Daar aangekomen zag ik het voertuig met [kenteken] door een geslotenverklaring rijden, aangeduid middels bord C1…De verbalisant heeft een verkeerde pleeglocatie ingevuld. Abusievelijk vraag ik u de locatie Wilhelminastraat te wijzigen in Wilhelminakade…Er heeft geen staandehouding plaatsgevonden en de verbalisant heeft geen foto’s kunnen maken, omdat het voertuig rijdend was.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant onder andere het volgende:
“…Verbalisant zag bovengenoemde voertuig komende uit de Nicolaasstraat gaande in de richting van de Wilhelminakade rijden. Hierbij zag verbalisant het bovengenoemde voertuig de gesloten verklaring negeren van de Damstraat. De gesloten verklaring heeft een onderbord uitgezonderd vrachtwagens en bromfietsen. Verbalisant heeft geen mogelijkheid tot staande houden en om fotos te maken.”
Gelet op de stellingen van betrokkene en de verklaring van de verbalisant heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie voorgesteld de pleeglocatie te wijzigen naar Wilhelminakade. Niet gebleken is dat betrokkene door deze wijziging in enig belang wordt geschaad, zodat de pleeglocatie zal worden gewijzigd zoals is voorgesteld.
In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring van de verbalisant dan wel uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en/of omstandigheden aangevoerd, zoals in dit geval een kopie van de ontheffing welke betrokkene zou hebben, die ertoe aanleiding geven te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is terecht opgelegd.
Gelet op de wijziging van de feitcode wordt het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard. Het bedrag van de aan betrokkene opgelegde boete wordt niet gewijzigd.

De uitspraak

De kantonrechter:
 vernietigt de beslissing van de officier van justitie, voor zover deze betrekking heeft op de pleeglocatie van de gedraging in de inleidende beschikking;
 wijzigt de inleidende beschikking in die zin dat als pleeglocatie luidt “Wilhelminakade”;
 verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: