ECLI:NL:RBNHO:2021:11060

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
9033182
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging feitcode en handhaving verkeersvoorschriften in WAHV-zaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, uitspraak gedaan op 4 mei 2021 in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De zaak betreft een boete voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.

De kantonrechter overweegt dat van iedere weggebruiker verwacht mag worden dat hij oplettend is op aanwezige bebording. De verklaring van de verbalisant, die de gedraging heeft vastgesteld, werd als voldoende bewijs beschouwd. Betrokkene had onvoldoende feiten aangedragen die de juistheid van de verklaring van de verbalisant in twijfel trokken. De kantonrechter concludeert dat de bebording ter plaatse duidelijk was en dat betrokkene zich had moeten vergewissen van de parkeerregels.

De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie vernietigd voor wat betreft de omschrijving van de gedraging en de feitcode, maar het beroep voor het overige ongegrond verklaard. De boete blijft dus gehandhaafd, maar de omschrijving van de gedraging is aangepast. Betrokkene heeft ook aangevoerd dat hij incorrect is behandeld door de gemeente Oostzaan, maar deze kwestie valt buiten de beoordeling van de kantonrechter. De uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer : 9033182 \ WM VERZ 21-42
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 4 mei 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 mei 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: parkeren op gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehand.parkeerkaart.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift aangevoerd dat de situatie ter plaatse niet duidelijk was.
In de toelichting van het zaakoverzicht verklaart de verbalisant het volgende:
“…ik weet ambtshalve dat voor betreffend gebied een gehandicaptenparkeerplaats heeft welke is aangegeven door middel van bord E6 en onderbord op kenteken. Ik zag dat er in het voertuig geen duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart lag. Ik zag dat het kenteken niet overeen kwam met het kenteken welke vermeld werd op het onderbord. Ik zag na een observatie van circa 10 minuten, dat zich in of om het voertuig geen personen bevonden aan wie het voertuig op dat moment zou kunnen toebehoren…”.
Gelet op de verklaring van de verbalisant heeft de vertegenwoordiger van de officier van justitie voorgesteld de feitcode te wijzigen. Niet gebleken is dat betrokkene door deze wijziging in enig belang wordt geschaad, zodat de feitcode zal worden gewijzigd zoals is voorgesteld.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken die zich in het dossier bevinden – met name uit de verklaring van de verbalisant – blijkt dat de bebording ter plaatse voldoende duidelijk was. In WAHV-zaken biedt de verklaring van een verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling van de gedraging. Dit is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring van de verbalisant. Betrokkene heeft onvoldoende feiten en/of omstandigheden aangevoerd die ertoe aanleiding geven te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
De kantonrechter overweegt dat van iedere weggebruiker mag worden verwacht dat hij oplettend is op aanwezige bebording. Betrokkene had zich er dus van moeten vergewissen of parkeren op de betreffende parkeerplaats voor hem was toegestaan. De boete is terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Gelet op de wijziging van de feitcode wordt het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard. Het bedrag van de aan betrokkene opgelegde boete wordt niet gewijzigd.
Betrokkene voert nog aan dat hij incorrect is behandeld door de gemeente Oostzaan. Dit is een kwestie die betrokkene bij de betreffende gemeente zal moeten aankaarten. De kantonrechter kan alleen de opgelegde boete beoordelen.

De uitspraak

De kantonrechter:
 vernietigt de beslissing van de officier van justitie, voor zover deze betrekking heeft op de omschrijving van de gedraging en de feitcode in de inleidende beschikking;
 wijzigt de inleidende beschikking in die zin dat als de omschrijving van de gedraging luidt “parkeren op gehandicaptenparkeerplaats anders dan met het voor die gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats bestemde voertuig” en als de feitcode ‘R402C';
 verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: