In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, uitspraak gedaan op 4 mei 2021 in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan betrokkene. De zaak betreft een boete voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een duidelijk zichtbare geldige gehandicaptenparkeerkaart. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen.
De kantonrechter overweegt dat van iedere weggebruiker verwacht mag worden dat hij oplettend is op aanwezige bebording. De verklaring van de verbalisant, die de gedraging heeft vastgesteld, werd als voldoende bewijs beschouwd. Betrokkene had onvoldoende feiten aangedragen die de juistheid van de verklaring van de verbalisant in twijfel trokken. De kantonrechter concludeert dat de bebording ter plaatse duidelijk was en dat betrokkene zich had moeten vergewissen van de parkeerregels.
De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie vernietigd voor wat betreft de omschrijving van de gedraging en de feitcode, maar het beroep voor het overige ongegrond verklaard. De boete blijft dus gehandhaafd, maar de omschrijving van de gedraging is aangepast. Betrokkene heeft ook aangevoerd dat hij incorrect is behandeld door de gemeente Oostzaan, maar deze kwestie valt buiten de beoordeling van de kantonrechter. De uitspraak is gedaan door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.