ECLI:NL:RBNHO:2021:11052

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
9110395
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ernst van zichtbelemmering bij verkeersboete onder WAHV

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland zich gebogen over de vraag of het zicht van de betrokkene ernstig was belemmerd op het moment van de gedraging waarvoor een boete was opgelegd. De verbalisant had verklaard dat het zicht minder dan 200 meter was, ondersteund door een foto. De betrokkene daarentegen stelde, eveneens met foto’s, dat het zicht meer dan 200 meter was, ondanks de aanwezigheid van lichte mist of nevel. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de mist het zicht ernstig belemmerde. De door de betrokkene overgelegde foto’s waren van een latere datum dan de gedraging, wat de geloofwaardigheid van haar verklaring ondermijnde. De betrokkene was niet verschenen op de zitting om haar standpunt verder toe te lichten, waardoor de kantonrechter besloot om de verklaring van de verbalisant te volgen. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9110395 \ WM VERZ 21-119
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 4 juni 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]
gemachtigde : M.A.J. van der Klauw (SVK Advocaten)

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 juni 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: geen dim of groot licht voeren, bij dag bij slecht zicht (motorvoertuig (+ahw), bromfiets, snorfiets of gehandic. vrt).
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
In artikel 32 RVV1990 is het volgende vermeld:
1.Bestuurders van een motorvoertuig, een bromfiets, een snorfiets, niet zijnde een bromfiets als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, subonderdeel d, van de wet (https://maxius.nl/wegenverkeerswet-1994/artikel1/), een gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een verbrandingsmotor, of een gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een elektromotor en voorzien van een gesloten carrosserie, voeren bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd, en bij nacht dimlicht. Bestuurders van een gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een elektromotor en niet is voorzien van een gesloten carrosserie voeren alsdan de in artikel 5.18.43, eerste lid, van de Regeling voertuigen bedoelde lichten.
2. Het voeren van groot licht in plaats van dimlicht is toegestaan behoudens in de volgende gevallen:
a. [--]bij dag;
b. [--]bij het tegenkomen van een andere weggebruiker en
c. [--]bij het op korte afstand volgen van een ander voertuig.
3. Achterlicht en de verlichting van de achterkentekenplaat moeten steeds gelijktijdig met groot licht, dimlicht, stadslicht of mistlicht branden.
De kantonrechter ziet zich voor de vraag gesteld of het zicht ernstig was belemmerd. De verbalisant heeft verklaard, ondersteund met een foto, dat het zicht minder dan 200 meter was. Betrokkene heeft daartegenover gesteld, eveneens ondersteund met foto’s, dat het zicht meer dan 200 meter was. Er was wel sprake van lichte mist/nevel, maar het zicht werd niet ernstig belemmerd.
De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er weliswaar sprake was van mist, maar dat deze mist er niet voor zorgde dat het zicht ernstig werd belemmerd. De door betrokkene overgelegde afdrukken van haar mobiele telefoon hebben als datum 6 januari 2020, terwijl de gedraging is begaan op 5 december 2019. Nu betrokkene ook niet ter zitting is verschenen om hierover uitleg te geven, gaat de kantonrechter uit van de verklaring van de verbalisant en oordeelt dat de boete dus terecht is opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: