In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 juni 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie, opgelegd aan betrokkene. De zaak betreft een boete die was opgelegd voor het handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen. Betrokkene had tegen deze boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond of niet-ontvankelijk verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 4 juni 2021 is de zaak behandeld, waarbij zowel de vertegenwoordiger van de officier van justitie als betrokkene aanwezig waren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. Echter, de kantonrechter heeft ook geconstateerd dat er aanleiding was om de boete te matigen. Dit was gebaseerd op een brief van Parkeerservice, waarin werd aangegeven dat betrokkene tussen 30 september 2019 en 14 augustus 2020 een geldige ontheffing had, maar door een administratieve fout de verkeerde ontheffing was verstrekt.
De kantonrechter heeft besloten de boete te matigen tot nihil, waardoor het beroep gedeeltelijk gegrond werd verklaard. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd en het bedrag dat betrokkene als zekerheidstelling had betaald, moest aan haar worden terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen 6 weken hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits de boete meer dan € 70,00 bedraagt.