ECLI:NL:RBNHO:2021:11050

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 juni 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
9110307
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen administratieve sanctie wegens verlopen keuringsbewijs van motorrijtuig

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 juni 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene. De betrokkene had een boete ontvangen omdat het keuringsbewijs van zijn motorrijtuig zijn geldigheid had verloren. De betrokkene was het niet eens met de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 4 juni 2021 was de vertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig, terwijl de betrokkene ervoor koos om niet te verschijnen.

De kantonrechter overwoog dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrekking had op het niet tijdig laten keuren van een motorrijtuig. De kantonrechter verwees naar artikel 11 van het Besluit voertuigen, dat een uitzondering op de keuringsplicht regelt. De toelichting bij artikel 4.7 van het Voertuigreglement werd aangehaald, waarin wordt gesteld dat de uitzonderingen zijn bedoeld voor situaties waarin de kentekenhouder door onvoorziene omstandigheden, zoals een ongeval, niet tijdig kan laten keuren. De kantonrechter concludeerde echter dat in het geval van de betrokkene geen sprake was van een onvoorziene omstandigheid, aangezien het kenteken van het voertuig was geschorst.

De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene niet kon profiteren van de uitzondering op de keuringsplicht, omdat hij op de hoogte was van de schorsing en de einddatum daarvan. De boete werd daarom als terecht opgelegd beschouwd. De kantonrechter zag ook geen reden om de boete te matigen, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknummer : 9110307 \ WM VERZ 21-114
CJIB-nummer : [nummer]
Uitspraakdatum : 4 juni 2021
Uitspraak op een beroep als bedoeld in artikel 9 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)
in de zaak van
[betrokkene]

Het verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna te noemen: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond dan wel niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 juni 2021. Op de zitting is de vertegenwoordiger van de officier van justitie verschenen. Op verzoek van de rechtbank heeft betrokkene laten weten dat hij/zij niet naar de zitting wil komen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Overwegingen

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd, luidt – kort omschreven – als volgt: voor het motorrijtuig van 3500 kg of minder heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren.
Betrokkene is het niet eens met de beslissing van de officier van justitie en heeft in het beroepschrift de gronden daarvoor aangevoerd.
Het bepaalde in artikel 11, eerste lid, van het Besluit voertuigen — een nadere uitwerking van artikel 73, tweede lid en onder d., van de WVW 1994 — betreft een uitzondering op de keuringsplicht van artikel 72 van de WVW 1994. De bepaling is gelijk aan het vroegere artikel 4.7, eerste lid, van het Voertuigreglement, dat vóór het Besluit voertuigen — tot 1 mei 2009 — van kracht was. De Nota van toelichting bij artikel 4.7 van het Voertuigreglement luidt, voor zover van belang, als volgt:
“De uitzonderingen in artikel 4.7 strekken ertoe degene die voor zijn voertuig een (nieuw) keuringsbewijs behoeft doch dit niet bijtijds heeft verkregen, twee maanden respijt te gunnen gedurende welke periode hij zijn voertuig nog op de weg mag laten staan zonder dat daarvoor een keuringsbewijs is afgegeven waarvan de geldigheid niet is verstreken. Hieraan kan met name behoefte bestaan, indien een voertuig korte tijd voordat het (opnieuw) moet worden gekeurd bij een aanrijding is betrokken met als gevolg dat het eerst moet worden gerepareerd alvorens het (weer) kan worden goedgekeurd.”
Gelet op deze toelichting heeft de regelgever met de invoering van deze uitzondering op de keuringsplicht het oog gehad op gevallen, waarin de kentekenhouder het motorrijtuig niet tijdig kan laten keuren door onvoorziene omstandigheden, zoals een ongeval met het motorrijtuig vlak voor het verstrijken van de geldigheid van het keuringsbewijs. Naar het oordeel van de kantonrechter kan onderhavige situatie daarmee niet gelijkgesteld worden. Immers, van een zodanige onvoorziene omstandigheid is in het geheel geen sprake ingeval het kenteken van een voertuig is geschorst. Degene die het kenteken heeft geschorst weet immers, of behoort te weten, wanneer deze schorsing eindigt. Aan het bepaalde in artikel 11, eerste lid, van het Besluit voertuigen komt de betrokkene in dit geval derhalve geen beroep toe. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

De uitspraak

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Voogd, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze uitspraak kan op grond van artikel 14 WAHV hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending. Hoger beroep is in beginsel alleen mogelijk als de boete in de uitspraak is bepaald op een bedrag van meer dan € 70,00. Het beroepschrift moet worden verzonden aan de afdeling Kanton van de rechtbank Noord-Holland, Postbus 251, 1800 BG Alkmaar. De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure in hoger beroep, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht.
Het instellen van hoger beroep per e-mail is niet mogelijk.
Datum toezending: