10.1.5Bedrag van de boete
Op grond van artikel 67d AWR zal een vergrijpboete worden opgelegd van 50%. Deze bedraagt € 10.331.
De correctie in de omzet is hoofdzakelijk gebaseerd op een theoretische omzetberekening. Daarnaast is het bedrag aan boete van € 10.331 niet proportioneel.
De boete zal daarom worden verminderd tot € 5.165.”
10. Verweerder heeft met dagtekening 2 mei 2020 de definitieve aanslagen ib/pvv en Zvw opgelegd. Gelijktijdig is de in het controlerapport aangekondigde vergrijpboete opgelegd. In de aanslag ib/pvv is de belastbare winst uit onderneming vastgesteld op een bedrag van € 65.666. De verhoging bestaat onder meer uit: € 9.918 (aansluiting omzet met de eigen administratie), € 39.180 (theoretische omzetberekening), € 2.278 (bijtelling privégebruik auto), € 2.855 (ontvangen schadevergoeding) en extra kostenaftrek voor een bedrag van € 6.055.
11. Bij correspondentie van 10 juli 2020 en 23 juli 2020 heeft verweerder aan eiser (nogmaals) om informatie gevraagd.
12. Op 24 juli 2020 heeft verweerder naar eiser het volgende e-mailbericht gestuurd:
“(…)
Naar aanleiding van ons telefonisch onderhoud van donderdag 23-7-2020, heb ik het onderstaand compromis voorstel gedaan:
Dit compromis is tot stand gekomen mede om het feit dat u hebt aangegeven dat u momenteel wél voldoet aan uw administratie plicht en dat de overige correcties in stand blijven evenals de vergrijp boete. Deze laatste zal wél evenredig met de vermindering worden verlaagd.
(…)
Bij het berekenen van de omzet tijdens de controle is er uitgegaan van een oprijsom per km van 1,18. U hebt aangegeven dat de werkelijke oprijsom 0,7 bedraagt. Uiteindelijk zijn wij overeengekomen met een oprijsom per verreden km van 1,0. U hebt aangetoond dat de omzet van het laatste kwartaal 2016, ad € 2.241, in de omzet van 2017 is meegenomen. Dit bedrag zal ik alsnog van de omzet van 2016 afhalen.
Conclusie:
Aantal verreden kilometers in 2016 wordt:
kenteken
aant.km
[# 1]
3.6
[# 2]
11.237
[# 3]
63.933
[# 4]
1.582
[# 5]
4241
Totaal:
84.593
Hierbij uitgaande van een oprijsom per km van 1,0
levert dat een theoretische omzet op van € 84.593 incl OB.
Dit is excl. OB € 84.593 * 100/106 = € 79.804
Af: omzet volgens eigen administratie:
€ 72.530 -
De correctie bedraagt: € 7.275
Bij: meer omzet (zie rapport): € 9.918 - € 2.241 (4e kwartaal) = € 7.677 +
Af: meer kosten (zie rapport): € 6.055 -
Bij: bijtelling privegebruik auto (zie rapport): € 2.278 +
Bij: baten (zie rapport):
€ 2.855 +
Totale correctie wordt dan: € 14.030
Bij: Aangegeven belastbare winst:
€ 35.460 +
Nieuw vastgestelde belastbare winst: € 49.490
Af: zelfstandigenaftrek: € 7.280 -
Af: MKB-vrijstelling:
€ 5.909 -
Nieuw vastgesteld verzamelinkomen 2016: € 36.301
Indien u hiermee akkoord gaat verzoek ik u deze email aan mij te retourneren met uw bevestiging voor akkoord.
(…)”
13. Op 30 juli 2020 heeft verweerder aan eiser het volgende e-mailbericht gestuurd:
“(…)
Deze mail n.a.v. ons telefoongesprek van vandaag.
Hier is het compromis voorstel nog een keer..
Als u deze gelijk weer aan mij retour wil zenden met de mededeling dat u met dit voorstel akkoord gaat.
(…)”
14. Op 30 juli 2020 heeft eiser als volgt gereageerd:
“(…)
Zoals ik u eerder heb aangegeven zou ik met een andere voorstel van 0.95 euro per km akkoord wil gaan.
Als het nog tot de mogelijkheden hoort.
Anders ga ik alsnog tegen mijn zin akkoord met de eerdere voorstel.
(…)”
15. Op 31 juli 2020 heeft verweerder aan eiser de volgende reactie gestuurd:
“(…)
Zoals ik u al telefonisch heb medegedeeld blijf ik bij mijn compromis voorstel.
Feitelijk ben ik bijna geheel aan uw bezwaar tegemoet gekomen:
- ik heb de meer omzet verlaagd met de door u aangegeven € 2.241;
- ik ben uitgegaan van de door u aangegeven gereden km van auto [# 1] ;
- ik ben uitgegaan van de door u aangegeven gereden km van auti [# 4] ;
- ik heb de oprijsom verlaagd van 1,18 naar 1,0.
Hierbij kon ik niet controleren of het bedrag van € 2.241 ook daadwerkelijk juist is;
De door u aangegeven gereden km’s kunt u niet staven met een deugdelijke km administratie, en de oprijsom zou volgens uw mee gestuurde formulieren 1,1 moeten zijn. Het gegeven dat u zegt dat deze oprijsom 0,7 moet zijn wordt nergens genoemd.
Ik ben dan ook van mening dat ik u een goed compromis voorstel heb gedaan en ben niet van plan hier nog verder van af te wijken.
(…)”
16. Een door verweerder opgemaakte gespreksnotitie vermeldt het volgende:
“Op 5-08-2020 heb ik de heer [eiser] wederom gebeld en gevraagd of hij nu officieel akkoord gaat met mijn compromis voorstel. Hij antwoordde dat hij akkoord gaat en dat ik dat mailtje van 30-07-2020 hiervoor als officiële goedkeuring kan gebruiken.”
17. Bij uitspraak op bezwaar van 21 augustus 2020 is het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op een bedrag van € 36.301. De berekening is overeenkomstig het e-mailbericht van verweerder van 24 juli 2020 (zie 12 hiervoor). De vergrijpboete is verminderd tot een bedrag van € 1.504.
18. Bij uitspraak op bezwaar van 20 augustus 2020 is het bijdrage-inkomen voor de Zvw verminderd tot € 36.301.
19. In geschil is:
(i) of de aanslagen ib/pvv en Zvw tot de juiste bedragen zijn vastgesteld; en
(ii) of verweerder op goede gronden een boetebeschikking heeft genomen en of het bedrag niet te hoog is vastgesteld.
20. Wat betreft (i) is alleen in geschil of verweerder de opbrengst per kilometer (als onderdeel van de theoretische omzetberekening) op het juiste bedrag heeft vastgesteld. Eiser heeft op de zitting bevestigd dat de overige correcties niet in geschil zijn.
21. Voordat de rechtbank overgaat tot de beoordeling van het geschil zoals hierboven omschreven in 19(i) en 20, zal de rechtbank beoordelen of tussen partijen een compromis tot stand is gekomen. Verweerder betoogt namelijk dat de opbrengst per kilometer niet meer in geschil kan zijn omdat een compromis tot stand is gekomen. Eiser betwist dit.
Beoordeling van het geschil
Is een compromis rechtsgeldig tot stand gekomen?
22. Verweerder stelt zich op het standpunt dat tussen hem en eiser een compromis is bereikt. Volgens verweerder betekent dit dat eiser niet meer kan opkomen tegen de opbrengst per kilometer. Eiser stelt zich op het standpunt dat geen compromis is bereikt.
23. De rechtbank stelt voorop dat een fiscaal compromis een vaststellingsovereenkomst is in de zin van artikel 7:900 Burgerlijk Wetboek (BW) (zie HR 27 mei 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC4996 en HR 25 november 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC5181). Dat brengt mee dat voor de vraag of het compromis rechtsgeldig is, moet worden gekeken naar het overeenkomstenrecht in het BW. Volgens het BW komt een overeenkomst tot stand door aanbod en aanvaarding (artikel 6:217 BW). De aanvaarding moet op grond van artikel 6:225 BW in overeenstemming zijn met het aanbod. 24. Het is aan verweerder die zich beroept op het bestaan van een overeenkomst om aannemelijk te maken dat een compromis tot stand is gekomen doordat eiser het door verweerder gedane voorstel heeft aanvaard.
25. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat eiser zijn aanbod heeft aanvaard. Op 23 juli 2020 heeft verweerder aan eiser een aanbod gedaan. Eiser heeft hier niet eenduidig op gereageerd, waarna verweerder en eiser telefonisch contact hebben gehad. Op 31 juli 2020 heeft verweerder een e-mailbericht aan eiser gestuurd om te verifiëren of eiser akkoord gaat met het aanbod. Verweerder heeft ter onderbouwing van de door hem gestelde aanvaarding door eiser een gespreksnotitie overgelegd (zie 16). Deze notitie is, mede gezien de gemotiveerde weerspreking door eiser, naar het oordeel van de rechtbank te summier. Op de zitting heeft eiser nog toegelicht dat onduidelijkheid was blijven bestaan of partijen over een netto of een bruto kilometerprijs spraken en dat eiser nimmer akkoord is gegaan met een kilometerprijs van € 1 (inclusief omzetbelasting). Hetgeen eiser op de zitting heeft verklaard omtrent het met tegenzin akkoord gaan, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om (alsnog) te concluderen dat eiser het aanbod van verweerder heeft aanvaard. Er is onduidelijkheid blijven bestaan waar eiser (met tegenzin) mee akkoord zou zijn gegaan. Doordat eiser het aanbod van verweerder niet heeft aanvaard, is niet een overeenkomst (compromis) op rechtsgeldige wijze tot stand gekomen.
26. Daarmee is het (overgebleven) geschilpunt wat betreft de opbrengst per kilometer nog niet beslecht.
Aanslag ib/pvv (de theoretische omzetberekening)
27. Vaststaat dat verweerder aan eiser op 27 september 2019 een informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) heeft gegeven. De informatiebeschikking is opgelegd omdat eiser, volgens verweerder, niet heeft voldaan aan de administratie- en bewaarplicht als bedoeld in artikel 52 van de AWR. Nu eiser geen bezwaar heeft gemaakt tegen de informatiebeschikking, is de informatiebeschikking onherroepelijk.
28. De rechtbank stelt verder vast dat de gevraagde informatie aan de basis ligt van de correctiepost voor de theoretische omzetberekening in de aanslag ib/pvv en dat eiser die informatie niet heeft gegeven. De tekortkomingen zijn dusdanig dat dit de omkering en verzwaring van de bewijslast rechtvaardigt. Dit betekent dat eiser ten aanzien van de correctie de (verzwaarde) bewijslast draagt en de onjuistheid daarvan moet aantonen. Deze omkering en verzwaring ontslaat verweerder evenwel niet van zijn verplichting om de correcties niet naar willekeur vast te stellen. De aanslag dient te berusten op een redelijke schatting.
29. De in geschil zijnde omzetcorrectie berust op een theoretische omzetberekening. Bij het beoordelen van de schatting van verweerder, neemt de rechtbank in aanmerking dat het slechts toetst of verweerder bij de afweging van de in aanmerking komende belangen in redelijkheid tot de schatting heeft kunnen komen. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de schatting van verweerder aan deze toets. In aanmerking genomen dat de administratie dusdanig gebrekkig is dat op basis daarvan niet een berekening kan worden gemaakt, heeft verweerder in redelijkheid als basis voor zijn schatting de Nationale Autopas en de verzamelde branchegegevens kunnen nemen. Op basis van deze gegevens heeft verweerder een berekening kunnen maken door middel van het aantal gereden kilometers maal de kilometerprijs.
30. Eiser heeft daartegen allereerst aangevoerd dat het totaal aantal gereden kilometers met 10% moet worden verlaagd naar 76.134 kilometer. Eiser ontleent deze verlaging aan ontvangen beschikkingen voor vrijstelling van motorrijtuigenbelasting. Volgens eiser kan de opmerking in deze beschikkingen dat de desbetreffende auto’s voor niet meer dan 10% privé mogen worden gebruikt, worden doorgetrokken naar de ib/pvv. De rechtbank is het niet eens met dit betoog van eiser. De vereisten voor de vrijstelling van motorrijtuigenbelasting staan geheel los van de omzetcorrectie in de aanslag ib/pvv.
31. Ten tweede heeft eiser aangevoerd dat de kilometerprijs moet worden verlaagd naar € 0,70 per kilometer. Volgens eiser moet van deze lagere kilometerprijs worden uitgegaan omdat hij alleen voor [bedrijf 2] heeft gereden en de prijs van [bedrijf 2] lager is dan de prijs voor reguliere ritten met [bedrijf 1] . Op de zitting is aan eiser gevraagd waaruit volgt dat hij alleen met [bedrijf 2] heeft gereden. Eiser heeft gereageerd dat hij ter onderbouwing van zijn stelling alsnog bewijsstukken kan overleggen. Daarnaar gevraagd is door eiser geen duidelijke verklaring gegeven waarom deze stukken niet tijdens het boekenonderzoek dan wel in de bezwaar- of de beroepsfase zijn toegezonden. Bovendien is door eiser geen duidelijkheid gegeven wat voor stukken het betreft. Nadat eiser er op is gewezen dat het aanbod om stukken over te leggen erg laat is gedaan, heeft eiser aangegeven dat hij geen stukken meer wenst in te brengen.
32. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met de overgelegde beschikkingen motorrijtuigenbelasting en de niet nader onderbouwde stelling dat hij alleen met [bedrijf 2] heeft gereden, niet overtuigend aangetoond dat de aanslag ib/pvv te hoog is vastgesteld. Eiser heeft dus niet aan de op hem rustende (zware) bewijslast voldaan.
33. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de aanslag ib/pvv in stand blijft.
34. Eiser heeft geen gronden specifiek gericht tegen de aanslag Zvw aangevoerd. Nu de aanslag ib/pvv in stand blijft, wijzigt het bijdrage-inkomen niet. De aanslag Zvw blijft dus ook in stand.
35. Nu de aanslagen ib/pvv en Zvw niet worden verminderd, worden de bijbehorende beschikkingen belastingrente ook niet verminderd. Eiser heeft geen afzonderlijke gronden tegen de beschikkingen belastingrente aangevoerd.
36. Aan eiser is op grond van artikel 67d van de AWR een vergrijpboete opgelegd. Verweerder heeft het bedrag van de boete overeenkomstig paragraaf 25 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst berekend op 50% van het belastingbedrag dat is toe te rekenen aan de volgende correcties: meer omzet eigen administratie, theoretische omzetberekening, ontvangen schadevergoeding en bijtelling privégebruik auto. Omdat de totale correctie hoofdzakelijk gebaseerd is op een theoretische omzetberekening, heeft verweerder de vergrijpboete verlaagd naar 25% van het bedrag van de aanslag. In bezwaar is de boete verder verlaagd naar € 1.504. Dit komt neer op ruim 15% van het belastingbedrag dat is toe te rekenen aan de correcties.
37. Uit het eerder overwogene volgt dat de aangifte niet juist is gedaan. Dit brengt echter niet noodzakelijkerwijs met zich dat daarom ook sprake is van het vergrijp zoals onder 36 vermeld. Een vergrijpboete kan alleen worden opgelegd in geval van (voorwaardelijke) opzet, waarvoor bewustheid met betrekking tot (de aanmerkelijke kans op) een fout vereist is. Verweerder draagt de bewijslast dat sprake is van (voorwaardelijke) opzet.
38. Volgens verweerder is sprake van voorwaardelijke opzet. Op de zitting heeft verweerder zijn standpunt onderbouwd met hetgeen onder ’10. Boete’ in het controlerapport is opgenomen (zie 9). Eiser heeft dat alles betwist.
39. De rechtbank acht verweerder erin geslaagd te bewijzen dat sprake is van voorwaardelijk opzet met betrekking tot de correctie ‘meer omzet eigen administratie’. Uit hetgeen verweerder heeft aangevoerd, volgt dat eiser zich ervan bewust is geweest dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de aangifte wat betreft de correctie ‘meer omzet eigen administratie’ onjuist was maar hij heeft zich daardoor niet laten weerhouden de aangifte te doen zoals hij heeft gedaan. Uit het feit dat uit de door eiser zelf bijgehouden administratie (jaaroverzicht [bedrijf 1] , de bankafschriften en uitdraaien van taxameter) een hogere omzet volgde, kan de bewustheid van eiser worden afgeleid. Eiser heeft door zijn handelswijze dan ook willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangifte onjuist zou zijn.
40. Wat betreft de correctie vanwege de theoretische omzetberekening, volgt eveneens uit hetgeen verweerder heeft aangevoerd dat eiser zich ervan bewust is geweest dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de aangifte wat betreft deze correctie onjuist zou zijn. Ook hier heeft eiser zich niet laten weerhouden de aangifte te doen zoals hij heeft gedaan. Uit de gegevens van de Nationale Autopas van eiser volgt een hoger aantal gereden kilometers dan eiser heeft gebruikt voor de omzetberekening in zijn aangifte. Voor het gebruik van de gehuurde elektrische auto’s heeft eiser helemaal geen (omzet)berekening gemaakt. Eiser heeft door zijn handelswijze dan ook willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangifte onjuist zou zijn.
41. De rechtbank acht verweerder echter niet geslaagd te bewijzen dat sprake is van voorwaardelijke opzet met betrekking tot de correctie voor de ontvangen schadevergoeding en de bijtelling privégebruik auto. Verweerder heeft in zijn verweerschrift alleen in algemene zin een standpunt ingenomen over de correcties tezamen en daarnaar op de zitting gevraagd heeft verweerder slechts verwezen naar hetgeen is opgenomen in het controlerapport, terwijl in het controlerapport slechts melding is gemaakt van het niet aangeven van de ontvangen schadevergoeding en de bijtelling privégebruik auto helemaal niet is genoemd. Uit hetgeen verweerder heeft aangevoerd kan geenszins volgen dat eiser zich ervan bewust is geweest dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de aangifte wat betreft deze twee correcties onjuist zou zijn. Nu de correctie voor de ontvangen schadevergoeding en de bijtelling privégebruik auto 36,6% van de totale correctie bedraagt, zal de rechtbank de vergrijpboete met een gelijk percentage verminderen tot een bedrag van (afgerond) € 954.
42. De rechtbank ziet in de omstandigheid dat de grondslag van de boete voor wat betreft de theoretische omzetberekening is vastgesteld met omkering van de bewijslast geen aanleiding om de boete verder te matigen. Ook ziet de rechtbank, nu de door eiser gestelde financiële omstandigheden niet met stukken zijn onderbouwd en dus niet inzichtelijk zijn geworden, geen aanleiding de vergrijpboete te matigen.
43. De rechtbank acht gelet op dit alles een boete van € 954 passend en geboden.
44. Het beroep inzake de aanslag ib/pvv (HAA 20/5062) dient gegrond te worden verklaard. De aanslag ib/pvv en de hierbij gegeven beschikking belastingrente blijven in stand. De boetebeschikking zal worden verminderd als hiervoor geoordeeld. Het beroep inzake de aanslag Zvw (HAA 20/5063) zal ongegrond worden verklaard. De aanslag Zvw en de hierbij gegeven beschikking belastingrente blijven in stand.
45. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten, omdat gesteld noch gebleken is dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.