ECLI:NL:RBNHO:2021:10998

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
15 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
HAA 21/5485
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake strijdig gebruik perceel voor detailhandel

Op 15 november 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die gebruik maakt van een perceel voor niet-productiegebonden detailhandel, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk. Dit besluit, genomen op 21 september 2021, verplichtte verzoekster om het strijdige gebruik van het perceel te beëindigen, op straffe van een dwangsom van € 10.000,-. Tijdens de zitting bevestigden zowel verzoekster als een derde belanghebbende dat er een huurrelatie bestaat en dat het gebruik van het pand in strijd is met het geldende bestemmingsplan "Recreatieve markten Beverwijkse Bazaar en omgeving". De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat het gebruik voor niet-productiegebonden detailhandel al bestond voordat het bestemmingsplan rechtskracht verkreeg. Ook het beroep op het overgangsrecht en het gelijkheidsbeginsel werd door de voorzieningenrechter als onvoldoende onderbouwd beschouwd. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat de door verzoekster gestelde motiveringsgebreken in bezwaar nog kunnen worden hersteld. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 21/5485

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

[verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. D. Rezaie),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beverwijk, verweerder
(gemachtigden: mr. K. Boelens en mr. T. van Hooff).

Tevens hebben als derde partij aan het geding deelgenomen:

  • [derde belanghebbende 1]
  • [derde belanghebbende 2] , handelend onder de naam [derde belanghebbende 2]
( gemachtigde mr. M.N. Mense).

Procesverloop

Bij besluit van 21 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoekster op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- gelast om het strijdige gebruik van het perceel aan de [perceel] te [woonplaats] voor niet productiegebonden detailhandel te beëindigen en beëindigd te houden.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 november 2021 op zitting behandeld.
[naam 1] (bestuurder van verzoekster) is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens [derde belanghebbende 1] is verschenen [naam 2] . [derde belanghebbende 2] heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
1. Ter zitting is door [derde belanghebbende 1] en verzoekster desgevraagd bevestigd dat [derde belanghebbende 1] een deel huurt van het pand waarin [verzoekster] is gevestigd en dat [derde belanghebbende 1] die ruimte gebruikt voor niet-productiegebonden detailhandel.
2. Niet in geschil dat het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Recreatieve markten Beverwijkse Bazaar en omgeving” dit gebruik op de locatie [perceel] te [woonplaats] niet toestaat. Er is dus sprake van een overtreding, tenzij verzoekster een geslaagd beroep kan doen op het overgangsrecht.
3. Verzoekster heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het gebruik voor niet-productiegebonden detailhandel al bestond voordat het nu geldende bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen. De voorzieningenrechter ziet daarom vooralsnog geen grond om te oordelen dat verzoekster een geslaagd beroep kan doen op het overgangsrecht
4. Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel heeft verzoekster naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende onderbouwd.
5. De voorzieningenrechter ziet daarom geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit in bezwaar geen stand zal houden. De door verzoekster gestelde motiveringsgebreken kunnen, als daar al sprake van is, in bezwaar nog worden hersteld.
6. Alhoewel aannemelijk is dat de last voor [derde belanghebbende 1] en/of verzoekster nadelige gevolgen zal hebben, acht de voorzieningenrechter dit op zichzelf onvoldoende om een voorlopige voorziening te treffen.
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2021 door
mr. S.A. Steinhauser, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. Degen, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.