Op 15 november 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, die gebruik maakt van een perceel voor niet-productiegebonden detailhandel, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk. Dit besluit, genomen op 21 september 2021, verplichtte verzoekster om het strijdige gebruik van het perceel te beëindigen, op straffe van een dwangsom van € 10.000,-. Tijdens de zitting bevestigden zowel verzoekster als een derde belanghebbende dat er een huurrelatie bestaat en dat het gebruik van het pand in strijd is met het geldende bestemmingsplan "Recreatieve markten Beverwijkse Bazaar en omgeving". De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat het gebruik voor niet-productiegebonden detailhandel al bestond voordat het bestemmingsplan rechtskracht verkreeg. Ook het beroep op het overgangsrecht en het gelijkheidsbeginsel werd door de voorzieningenrechter als onvoldoende onderbouwd beschouwd. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat de door verzoekster gestelde motiveringsgebreken in bezwaar nog kunnen worden hersteld. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.