ECLI:NL:RBNHO:2021:10975

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
C/15/321727 / FA RK 21-5241
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator in een zorgregelingszaak voor een minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 30 november 2021 een beschikking gegeven over de benoeming van een bijzondere curator voor een minderjarige, die 11 jaar oud is. De minderjarige heeft een brief naar de rechtbank gestuurd waarin zij haar zorgen over de huidige zorgregeling heeft geuit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige in staat is tot een redelijke waardering van haar belangen, ondanks haar jonge leeftijd. De ouders van de minderjarige hebben gezamenlijk gezag, maar er is een belangenstrijd ontstaan tussen de minderjarige en haar vader over de zorgregeling. De vader heeft moeite om de zorgregeling aan te passen, terwijl de moeder de benoeming van een bijzondere curator steunt. De rechtbank heeft op basis van artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek besloten dat het noodzakelijk is om een bijzondere curator te benoemen, die de minderjarige zowel in als buiten rechte kan vertegenwoordigen. De bijzondere curator is verzocht om de zorgregeling te onderzoeken en binnen zes weken verslag uit te brengen aan de rechtbank. De zaak is pro forma aangehouden tot 11 januari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Alkmaar
LCC
benoeming bijzondere curator wijziging zorgregeling
zaak-/rekestnr.: C/15/321727 / FA RK 21-5241
ambtshalve beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 30 november 2021
naar aanleiding van het verzoek van:
[minderjarige],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] ,
kind van
[moeder] ,
wonende in [plaats] ,
en
[vader] ,
wonende in [plaats] .

1.Inleiding

1.1.
Deze zaak gaat over de vragen die [minderjarige] in een brief aan de rechter heeft gesteld. Aan het einde van deze beschikking komt de rechtbank tot het oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is dat er een bijzondere curator voor haar wordt benoemd. De redenen daarvoor zijn in onderdeel 6 van deze beschikking opgenomen. Allereerst zal de rechtbank in onderdeel 2 benoemen welke procedurestappen er allemaal zijn genomen tot het moment van deze uitspraak. Daarna worden er in onderdeel 3 een aantal feiten vermeld. In onderdeel 4 zet de rechtbank uiteen wat de vraag van [minderjarige] is. Vervolgens worden in onderdeel 5 de standpunten van de ouders beschreven. De uiteindelijke beslissing van de rechtbank is vermeld in onderdeel 7 van deze uitspraak.

2.Het verloop van het geding

2.1.
[minderjarige] heeft op 18 oktober 2021 een brief naar de rechtbank gestuurd. Deze brief is door de rechtbank op 21 oktober 2021 ontvangen.
2.2.
De kinderrechter heeft naar aanleiding van de brief van [minderjarige] een gesprek met haar gehad op grond van artikel 1:377 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: het BW). Dit gesprek heeft plaatsgevonden op 8 november 2021.
2.3.
Vervolgens heeft de kinderrechter met de ouders op 19 november 2021 een informeel gesprek gevoerd over de brief van [minderjarige] .

3.De feiten

3.1.
De ouders van [minderjarige] hebben een affectieve relatie gehad. Deze relatie is in november 2013 beëindigd.
3.2.
De ouders oefenen het gezamenlijk gezag uit over [minderjarige] . Dat betekent dat beide ouders de belangrijke beslissingen over [minderjarige] mogen nemen.
3.3.
In de beschikking van 27 juni 2018 is bepaald dat het door beide ouders op 19 maart 2018 ondertekende ouderschapsplan aan de beschikking wordt gehecht.
3.4.
Tussen de vader en [minderjarige] is de volgende zorgregeling van kracht:
- [minderjarige] heeft de ene week op vrijdag van 10:00 uur tot 19:00 uur omgang met de vader, de andere week van vrijdag 10:00 uur tot maandagochtend voor school. Feitelijk begint het omgangsmoment op vrijdag na school;
- [minderjarige] verblijft de helft van de vakanties bij de vader.

4.De vraag van [minderjarige]

4.1.
heeft de rechtbank een brief geschreven over de wijziging van de zorgregeling. Allereerst wil zij in de zomervakantie niet meer drie weken achter elkaar bij haar vader zijn. Dat vindt zij namelijk te lang omdat zij haar moeder dan heel erg mist. Op deze momenten troost de vader haar niet of onvoldoende. Het is zelfs voorgekomen dat haar vader haar dan uitlacht. Dat vindt zij heel erg naar. [minderjarige] heeft van de huidige vakantieregeling zo veel last van dat zij er ziek van wordt, zij moet dan bijvoorbeeld spontaan huilen in de klas en heeft last van een brok in haar keel. In aanloop naar het weekend waarin [minderjarige] bij haar vader is, kan zij in die periode ook minder goed slapen op de donderdag. [minderjarige] heeft de huidige verdeling van de zomervakantie nu drie jaar achter elkaar geprobeerd, maar zij vindt dat dit op deze manier niet langer door kan gaan. Al verschillende keren heeft [minderjarige] dit bij de vader aangegeven, maar hij geeft aan dat hij dit niet wil veranderen. [minderjarige] heeft daarom een brief naar de rechtbank geschreven om te vragen of de regeling voortaan zo aangepast kan worden dat zij bijvoorbeeld maximaal twee weken achter elkaar bij één van de ouders is in de zomervakantie. Daarnaast heeft [minderjarige] gevraagd om de weekendregeling aan te passen. [minderjarige] zou voortaan liever op zondagavond bij de moeder gebracht willen worden. Zij vindt de huidige regeling niet prettig, omdat zij dan gelijk door moet naar school. Hierdoor komt het wel eens voor dat zij verdrietig op school is.

5.De standpunten van de ouders

5.1.
De vader kan instemmen met de benoeming van een bijzondere curator voor [minderjarige] . De vader wil in het belang van [minderjarige] meebewegen, maar hij vindt het moeilijk om de zorgregeling aan te passen omdat hij [minderjarige] volgens de huidige regeling al weinig ziet. Daarbij heeft het vier jaar geduurd voordat de vorige regeling tot stand is gekomen en is er in het kader van die procedure een hoop gebeurd, wat een wijziging voor het gevoel van de vader nog lastiger maakt. De vader is van mening dat er veel communicatieproblemen tussen de ouders spelen wat de uitoefening van de zorgregeling belemmert. De vader denkt niet dat hij signalen van [minderjarige] heeft gemist. De ouders hebben daarvoor in het verleden al hulpverlening ontvangen, maar dat heeft er niet toe geleid dat de situatie blijvend verbeterd is. Daarnaast heeft de vader het gevoel dat de moeder [minderjarige] bij hem weghoudt. [minderjarige] is namelijk de afgelopen weken niet bij de vader geweest. De vader erkent dat [minderjarige] soms haar moeder mist, maar dat is slechts een zwak moment. Deze momenten mogen er zijn en de vader doet er dan alles aan om de dag zo normaal mogelijk te laten verlopen. De vader ontkent dat hij [minderjarige] heeft uitgelachen toen zij bij hem aangaf dat zij de moeder miste.
5.2.
De moeder is het eens met de benoeming van een bijzondere curator voor [minderjarige] . Zij heeft gezien dat [minderjarige] het erg moeilijk heeft met de huidige regeling. [minderjarige] durft sinds zij de brief naar de rechtbank heeft gestuurd niet naar de vader te gaan omdat zij bang is dat hij boos op haar wordt. De moeder heeft daarom de eerder bij [minderjarige] betrokken kindercoach opnieuw ingeschakeld. Daarnaast heeft de moeder met Veilig Thuis en de huisarts contact gehad over de situatie. Zij hebben haar geadviseerd om een time-out in te lassen en daardoor is [minderjarige] niet meer naar de vader is geweest. De moeder betreurt het dat de vader de communicatie tussen de ouders betrekt in dit geschil, aangezien het nu om de wens van [minderjarige] gaat.

6.De beoordeling

6.1.
De rechtbank dient allereerst in deze zaak vast te stellen of [minderjarige] in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van haar belangen in deze zaak. Artikel 1:377 van het BW bepaalt dat de informele rechtsingang alleen openstaat voor minderjarigen die de leeftijd van twaalf jaar hebben bereikt of jonger zijn dan twaalf jaar maar in staat kunnen worden geacht tot een redelijke waardering van hun belangen. De rechtbank is van oordeel dat daar in deze zaak sprake van is. [minderjarige] heeft tijdens haar gesprek met de kinderrechter haar uitgesproken wens aan de kinderrechter kenbaar gemaakt. Daarbij heeft [minderjarige] eerst zelf geprobeerd om met de vader in gesprek te gaan en is zij hierna voor advies bij de kinder- en jongerenrechtswinkel geweest. Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat [minderjarige] goed over haar vraag heeft nagedacht en weloverwogen haar brief aan de rechtbank heeft gestuurd.
6.2.
Artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: het BW) bepaalt – voor zover dat in dit geval van belang is – het volgende. Wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van een minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouders in strijd zijn met die van de minderjarige, kan de rechtbank, indien dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk wordt geacht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator benoemen om de minderjarige zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen.
6.3.
De rechtbank komt tot de conclusie dat er in deze zaak sprake is van een belangenstrijd zoals omschreven is in artikel 1:250 van het BW, aangezien [minderjarige] een andere zorgregeling wenst en de vader op voorhand hiermee niet kan instemmen. Daarnaast heeft de rechtbank in haar oordeel meegewogen dat beide ouders met de benoeming van een bijzondere curator konden instemmen. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank voldoende grond op om in deze zaak een bijzondere curator voor [minderjarige] te benoemen. Vanwege het voorgaande vindt de rechtbank het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk om een bijzondere curator te benoemen die haar in en buiten rechte kan vertegenwoordigen.
6.4.
De rechtbank heeft [bijzondere curator] , kantoorhoudende te [plaats] , bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator op te treden en zal hiertoe door de rechtbank worden benoemd.
6.5.
De rechtbank verzoekt de bijzondere curator om te onderzoeken welke zorgregeling het meest in het belang van [minderjarige] is en meer in het bijzonder of de zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader gewijzigd dient te worden.
6.6.
De bijzondere curator dient als wettelijke vertegenwoordiger van de minderjarige uitsluitend diens belangen te behartigen en te adviseren wat het belang van de minderjarige in deze zaak vergt, waarbij hij dient acht te slaan op de wettelijke regeling en de jurisprudentie.
6.7.
De bijzondere curator wordt verzocht individuele gesprekken te voeren met
[minderjarige] , de moeder en de vader. Indien de bijzondere curator daartoe aanleiding ziet, kan zij ook gesprekken met de ouders gezamenlijk voeren. Het staat de bijzondere curator vrij gesprekken te voeren met anderen die informatie over [minderjarige] kunnen verschaffen.
6.8.
De rechtbank wijst de ouders er op dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator te geven instructies gevolg te geven.
6.9.
Voorts verzoekt de rechtbank de bijzondere curator de leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 van het BW in acht te nemen.
6.10.
De bijzondere curator dient binnen zes weken na de benoeming de rechtbank in viervoud schriftelijk verslag te doen van haar bevindingen en daarbij een standpunt over de vragen van [minderjarige] als onder 4.1 omschreven in te nemen, onder vermelding van het hierboven vermelde zaaknummer. In het advies dient voorts te worden aangegeven met welke belanghebbenden contact is opgenomen en op welke wijze de bijzondere curator contact heeft gehad met de minderjarige.
6.11.
Het voorgaande brengt mee dat als volgt wordt beslist, waarbij de rechtbank zich iedere verdere beslissing voorhoudt.

7.Beslissing

De rechtbank:
7.1.
Benoemt tot bijzondere curator voor de minderjarige:
-
[minderjarige], [geboortedatum] te [plaats] ,
[bijzondere curator] , kantoorhoudende te [plaats] ;
7.2.
verzoekt de bijzondere curator binnen zes weken na heden schriftelijk verslag te doen van haar bevindingen en daarbij een standpunt over het verzoek in te nemen;
7.3.
houdt in afwachting van voornoemd verslag de zaak pro-forma aan tot 11 januari 2022.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.L. Roubos, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Commandeur, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2021.
Tegen deze beslissing staat geen hogere voorziening open.