ECLI:NL:RBNHO:2021:10944
Rechtbank Noord-Holland
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 29 november 2021 uitspraak gedaan in het verzet van een Ghanese opposant tegen een eerdere uitspraak van 8 juni 2021, waarin zijn beroep tegen de beslissing op bezwaar van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant had verzet ingesteld omdat hij meende dat de toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in strijd was met het recht op een eerlijk proces. Hij voerde aan dat de rechtbank niet voldoende had gemotiveerd waarom zij gebruik had gemaakt van dit artikel en dat zijn belangen onvoldoende waren meegewogen. De opposant stelde dat hij door de vakantie van zijn gemachtigde niet tijdig zijn beroepsgronden had kunnen indienen, maar de rechtbank oordeelde dat deze reden niet verschoonbaar was.
De verzetrechter heeft in haar overwegingen benadrukt dat de beoordeling in deze verzetzaak beperkt is tot de vraag of de eerdere uitspraak terecht was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant op 30 april 2021 was geïnformeerd over de vereisten voor zijn beroep en dat hij de gelegenheid had gekregen om zijn verzuim te herstellen. De verzetrechter oordeelde dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar was en dat de gemaakte fouten door de gemachtigde voor rekening van de opposant komen. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak en verklaarde het verzet ongegrond.
De beslissing van de verzetrechter houdt in dat de eerdere uitspraak in stand blijft en dat er geen proceskostenveroordeling wordt opgelegd. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.