In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij Austrian, vanwege een vertraging van hun vlucht van Cairo naar Amsterdam via Wenen op 27 mei 2019. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagiers stelden dat zij door de vertraging van meer dan drie uur op hun eindbestemming recht hadden op compensatie van € 400,00 per passagier. De vervoerder betwistte de vordering en voerde aan dat de passagiers de aansluitende vlucht hadden kunnen halen, omdat de vertraging van de eerste vlucht slechts 19 minuten bedroeg.
De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat hij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken. De rechter stelde vast dat de passagiers door de vertraging van de eerste vlucht met meer dan drie uur op hun eindbestemming waren aangekomen, wat hen recht gaf op compensatie. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van € 800,00 toe, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht. Daarnaast werden buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toegewezen aan de passagiers, omdat de vervoerder ongelijk kreeg in deze zaak.
De beslissing van de kantonrechter benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen in het geval van vertragingen en de noodzaak om voldoende buffer tijd te hanteren om aansluitende vluchten te halen. De vervoerder werd veroordeeld tot betaling van in totaal € 945,20 aan de passagiers, inclusief proceskosten en nakosten.